zondag 1 september 2019

De Zionistische Meute 14


De neus van de Turkse Islamitische geestelijke Fethullah Gulen, die opvallend veel overeenkomsten vertoont met de Asjkenazische neus. 


Het is niet vreemd dat de neus van Constant Vecht niet op die van een semitische jood lijkt, maar veeleer op die van een Turk. Zijn bewering dat de kritiek van de Belgische auteur Dimitri Verhulst op Israel een anti-semitische ondertoon heeft, is onjuist aangezien het Asjkenazisch regime in 'het beloofde land' niet afstamt van de Semieten. Ook hier speelt -- net als bij ieder ander op zoek naar een identiteit -- de mythevorming een doorslaggevende rol. Vandaar het ultieme belang om alle mythen door te prikken die als argument kunnen worden gebruikt om de terreur tegen de Semitische Palestijnse bevolking voort te zetten. De wrange ironie is namelijk dat de meeste Asjkenazische zionisten, zowel in als buiten Israel zich antisemitisch opstellen tegen de Palestijnse Arabieren. Ook hier speelt de mythevorming een doorslaggevende rol. Vandaar het ultieme belang om de zionistische mythen door te prikken zodat deze fabels niet langer als rechtvaardiging kunnen worden gebruikt. 

Constant Vecht’s metamorfose van communist naar tribalist is een kenmerkende hedendaagse reactie op het feit dat de postmoderne massamens vervreemd is geraakt van niet alleen de technocratie waarin hij leeft, maar ook van zijn anonieme directe omgeving, en uiteindelijk van zichzelf. De van origine Joods-Israelische auteur Gilad Atzmon zet in zijn boek Being in Time – a Post Political Manifesto (2017) terecht uiteen dat:

the transition from traditional Left ideology into New Left politics can be understood as the aggressive advocacy of sectarian and divisive ideologies. While the old Left made an effort to unite us all: gays, blacks, Jews or Whites into a political struggle against capital, the New Left has managed to divide us into ID sectors. We are trained to speak ‘as a…’: ‘as a Jew,’ ‘as a black,’ ‘as a Lesbian.’ The new left has taught us to identify with our biology, with our gender, sex orientation and our skin colour, as long as it isn’t ‘White’ of course. 

Het gevolg daarvan is weer dat

[w]ithin the ID political cosmos, newly emerging ‘tribes’ (gays, lesbians, Jews, Blacks, Whites, vegans, etc.) are marched into the desert, led towards an appealing ‘promised land,’ where the primacy of the symptom (gender, sexual orientation, ethnicity, skin colour etc.) is supposed to evolve into a world in itself. But this liberal utopia is in practice a sectarian and segregated amalgam of ghettos that are blind to each other. It has nothing in common with the promised universal, inclusive cosmos.

Nadat hij op gevorderde leeftijd zijn linkse identiteit had ingewisseld voor een ‘half-joodse’ identiteit, zich daarbij beroepend op Martin van Amerongen’s bon mot: ‘beter een halve jood dan een lege dop,’ laat Constant nu te pas en te onpas weten dat ook hij erbij hoort, en niet langer meer de last van de vrijheid in zijn eentje hoeft te torsen. Wat dat betreft heeft de inmiddels bejaarde Constant Vecht nog mazzel, tenminste als men zijn huidige identiteit vergelijkt met die van Paul Brill, tot eind 2018 decennialang de rechtse opiniemaker van de Volkskrant. In 1983 verscheen van hem een bijdrage aan het boek Israel: een blanco cheque? waarin 

twintig auteurs van joodse en/of linkse huize een poging [doen] de ‘dialoog van doven’ over Israel en de Palestijnen te doorbreken.

Na 'acht jaar lang redacteur bij De Groene Amsterdammer,' te zijn geweest gaf ook zijn artikel een helder beeld van de gecompliceerde relatie met Israel die deze 'auteurs van joodse en/of linkse huize' hadden. Begrijpelijk, want zowel links zijn als joods in Nederland betekende toen nog dat een fatsoenlijke burger zich vanzelfsprekend niet kon encanailleren met deze kolonialistische schurkenstaat. Uit de bijdrage van Paul Brill blijkt tevens een problematische verhouding met zijn achtergrond. Zo schreef hij met een zorgvuldig gekozen pathos: 

En dan arriveer je in Israel. Jij zult daar met je eigen afkomst worden geconfronteerd, was me van zeer nabij voorspeld. Maar wat is je afkomst wanneer je joodse vader geheel heeft gecapituleerd voor de bekeringsijver van je katholieke moeder? Nebbisj. Of nog minder: minder dan een halfjood, zoals me eens smalend werd toegevoegd door iemand die zich op latere leeftijd had laten besnijden.

Ook hier speelt het wegsnijden van de voorhuid een karakteristieke rol in de joodse identiteit. Brill’s wrange beschrijving van zijn eigen 'afkomst' illustreert een aantal zaken. Allereerst lijkt hij ernstig te twijfelen aan zijn eigen identiteit. Wie was hij nu eigenlijk, wat was zijn 'afkomst'? Joods? Katholiek? Joods-Katholiek? Of ‘minder dan een halfjood?’ Zelfs na acht jaar bij het hervormingsgezinde weekblad De Groene Amsterdammer wist hij het nog steeds niet. Bekend is dat sinds de emancipatie van de joden in de loop van de negentiende eeuw de vraag wie er wel en wie er niet bijhoort het Jodendom intens bezig houdt. Volgens de traditionele joodse wetgeving luidt de definitie: ‘Alleen die persoon waarvan de moeder ten tijde van de geboorte een Jodin was of de persoon die zich vrijwillig tot het jodendom heeft bekeerd op grond van de Joodse wetten is Joods.’

Volgens de officiële definitie is de al dan niet besneden Paul Brill dus niet joods, maar katholiek. 'Nebbisj' schrijft Brill dan ook. 'Of nog erger' voegt hij daaraan toe: 'minder dan een halfjood,’ een verbitterde opmerking die duidelijk maakt dat het belangrijk genoeg voor hem was om dit na al die jaren nog eens op te schrijven. Het had hem kennelijk diep geraakt, de kwalificatie was als een angel in zijn bewustzijn blijven steken. 'Minder dan een half-jood.’ Alsof hij geen zoon was van zijn vader. En dit alles was het resultaat van een commentaar van een niet nader genoemde anonymus, die pas 'op latere leeftijd' besneden was, hetgeen in Brill’s ogen kennelijk een kenmerk bij uitstek dat iemand echt joods is. Paul B. laat als slachtoffer doorschemeren te zijn opgegroeid in een getraumatiseerd gezin, gedomineerd door een sterke 'katholieke moeder' en een zwakke 'joodse vader,’ die ‘geheel' had ‘gecapituleerd,' alsof er sprake was van een oorlog in het gezin, waardoor uiteindelijk de zoon gepijnigd werd door grote twijfels over zijn eigen identiteit. Wie ben ik? En hoe verhoud ik me als zoon uit een katholiek gezin ten opzichte van Israel, 'de joodse natie'? Het blijven buitengewoon moeilijk te beantwoorden vragen voor iemand die zijn identiteit niet kent, maar toch dolgraag ergens bij wil horen. 

Ik overdrijf niet als ik stel dat Paul Brill, als commentator van de Volkskrant, een uiterst complexe relatie had met zijn achtergrond, en — veel belangrijker nog met de buitenwereld — en zeker met Israel. Ik heb het sterke vermoeden dat Brill’s onzekerheid de reden is geweest dat hij zich steeds meer ontwikkelde als een fervente pro-Israel lobbyist. Waarschijnlijk gaf hem dit het gevoel toch een beetje joods te zijn, waardoor zijn identiteitsloosheid als wat minder beklemmend werd ervaren. Een feit is dat de joodse correspondenten van de Nederlandse pers in Israel, en joodse buitenland commentatoren in Nederland zelf, vele decennia lang als propagandisten van de zelfbenoemde ‘Joodse staat’ fungeerden. Zij hielden er een manicheïsch mens- en wereldbeeld op na, waarbij de Joden de rol van de eeuwige slachtoffers speelden, en de Palestijnen de rol van terroristen, die  helemaal niet in Palestina behoorden te leven. Met betrekking tot het zwart/wit beeld, concludeerde de sociaal wetenschapper Alex Carey in zijn boek Taking the Risk out of Democracy. Corporate Propaganda versus Freedom and Liberty (1995) dat een:

society or culture which is disposed to view the world in Manichaen terms will be more vulnerable to control by propaganda. Conversely, a society where propaganda is extensively employed as a means of social control will tend to retain a Manichean world-view, a world dominated by symbols and visions of the Sacred and the Satanic... Reflection inhibits action, while a Manichean world-view facilitates action. 

Hoewel het Judaïsme — net als elk ander geloof — gehuld gaat in talloze mythen, en de stichters van de staat Israel veelal atheïsten waren, wordt voor elke door Israel erkende jood, toch een plaats vrijgehouden in de zionistische staat. Vandaar dat rond 1948 tenminste 750.000 Palestijnse burgers door Joodse milities met geweld werden verdreven. Deze etnische zuivering is de oorzaak van 'het conflict' dat nog steeds speelt. Geen van de oorspronkelijke bewoners is ooit gecompenseerd voor het verlies van alles dat zij bezaten. De criminalisering van de oorspronkelijke bevolking leidde er onvermijdelijk toe dat joden in de zogenaamde ‘diaspora’ de almaar voortgaande diefstal van Palestijns land bleven accepteren en het zionistisch fascisme soms zelfs toejuichen, zonder dat zij erover denken om zelf naar Israel te emigreren. Daardoor ontstond een dubbele loyaliteit, die door de hoofdstedelijke zioniste Daphne Meijer geprezen werd als 'de liefde' voor Israel, die 'diep en onvoorwaardelijk' is, 'dieper misschien dan de liefde voor Nederland.' Over de dubbele loyaliteiten schreef de naar Israel geëmigreerde Yehudah Mirsky, een interessant essay. Als voormalige ‘functionaris van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken,' en ‘Fellow at the Van Leer Institute and Harvard’ wees hij op ‘The Multiple Loyalties of American Jews':

‘Dual loyalty’ is back. Whether Jews are actually disloyal to the United States — in favor of loyalty to Israel — is a matter of debate, but there is no doubting that the pejorative, of ‘dual loyalty’ is in currency and increasingly credible in ways not seen in the last 50 years. This, of course, is a deeply chilling development. But it is also a spur (aansporing. svh) to thinking about the broader issues of Jewish identity in America…

The question of ‘dual loyalty’ is, among other things, an interesting point of entry into several dimensions of American-Jewish identity. But first, let’s put some things on the table. 

What does it mean for Jews, some at least, to vote for an American president, first and foremost, based on his policies toward Israel and only secondarily on his views on a range of other issues? What would it mean for an American Jew to advocate a specific policy injurious to the United States but helpful to Israel? 

These are not unreasonable questions, and can and ought to be asked of any discrete group, certainly one with strong ties to a foreign country. Indeed, the American idea of citizenship is based on a shared civic identity binding together disparate groups with other sorts of identities…

I think it fair to say that any American citizen who advocates a policy that can in no way reasonably be construed as serving America’s interests is no longer making a good faith policy argument and can only justify themselves, if at all, on humanitarian grounds. 


Mirsky werpt daarom de vraag op:

if indeed American Jews have a dual loyalty, to what are they are being dually loyal? And is a dual loyalty by definition a contradictory or false loyalty or one that merely has the potential for falsehood depending on the uses to which it is put? 

Zijn antwoord is:

American Jews are, in general, loyal to the survival and security of Israel in more or less its current form. They are driven to this by a deep, even if regularly inchoate (rudimentair. svh), commitment to Israel as the ultimate guarantor of the Jewish people’s survival, and to an idea of Israel as well.

Hier is in feite sprake van een ernstige stoornis, want als Israel gezien wordt als de ‘ultieme garantie voor de overleving van het Joodse volk’ dan betekent dit dat joodse-Europeanen en joodse-Amerikanen altijd op hun hoede moeten blijven. Nooit zullen zij de westerlingen volledig vertrouwen, altijd zullen zij de ‘gojim’ blijven wantrouwen, of zij zullen volledig moeten ‘assimileren.’ Maar zolang zij hun positie als ‘outsider’ niet opgeven zullen zij zich nooit werkelijk onderdeel voelen van het volk met wie zij soms al vele generaties-lang leven. In dit verband is tekenend dat Theodor Herzl, ‘the spiritual father of the Jewish State,’ in zijn dagboek noteerde dat ‘The anti-Semites will become our most dependable friends, the anti-Semitic countries our allies.’ Zelfs nu nog beschouwen zionistische ideologen het ‘anti-Semitisme’ als een verschijnsel dat hun zaak bevordert. De angst dat het antisemitisme zich elk moment weer in zijn meest gruwelijke vorm kan manifesteren, leidt tot vervreemding van de omgeving die niet-joods is. En omdat de jood de goj nooit echt helemaal kan vertrouwen, zal hij zich altijd in meerdere of mindere mate een ‘buitenstaander’ voelen. Yehudah Mirsky:

At its best, in defending Israel, American Jews are acting out of a sense of interests and values. This sense derives from the belief that Israel guarantees the survival — both physical and cultural — of both American and Israeli Jews.

Maar meer dan een ‘geloof’ is dit niet, want:

[w]hat marks the present historical moment is that both those sources of support are beginning to give way to other currents. America’s interests were so badly damaged by the catastrophic mishandling of the Iraq war that for arch-Realists like Walt and Mearsheimer (auteurs van ‘The Israel Lobby and U.S. Foreign Policy.’ svh) the only possible explanation can be the malign influence of an ultimately foreign body which does not have those interests at heart. 

De belangen van Israel en de VS lopen steeds meer uiteen. Sterker nog, de zionistische staat wordt in toenemende mate als een blok aan het been ervaren, niet alleen door de westerse bevolking, maar nu eveneens door een deel van de intelligentsia, onder wie de vooraanstaande Amerikaanse hoogleraren Stephen Walt en John Mearsheimer, die met hun baanbrekende werk de gevaren van de Israel Lobby gedocumenteerd aantoonden. Ook Mirsky signaleert in zijn essay dat: 

[t]aken together, the traditional basis for American support for Israel seems to be eroding, and those who persist in such support are more easily depicted as both unconcerned with American lives and suspiciously immoral.

Feit is dat:

the ostensible (in het oog vallende. svh) dilemma of ‘dual loyalty’ is in some ways one of the more wrenching (ontwrichtende. svh) forms of the contemporary identity dilemmas coursing through the world today.  

The questions raised, however clumsily, by Walt and Mearsheimer — and Judt (inmiddels overleden joods-Britse historicus. svh), for that matter — should on the one hand force American Jews to think hard about the very real geopolitical dilemmas facing the United States and Israel. 

On the other hand, the questions raised, however disturbingly, should make American Jews think hard about themselves and their lives, about whether their support for Israel goes deeper than the satisfactions of feel-good advocacy as well as the inevitable limitations in their empathy.

This leaves us once again trying to make sense of our dual inheritance as Jews and as Americans — of these two extraordinary and complicated traditions — and trying to figure out how to bring them together in our lives.

De vraag is alleen: zijn die twee ‘tradities,’ waarnaar professor Mirsky verwijst, überhaupt wel verenigbaar? Een deel van de joden buiten Israel voelt zich als behorend tot ‘God’s   uitverkoren’ volk, en een nog groter deel voelt zich ‘buitenstaander,’ terwijl de Amerikaanse gojim zichzelf weliswaar ‘exceptionalistisch’ acht, maar nog steeds niet God’s ‘chosen people,’ en zij voelen zich zeker niet ‘outsiders’ in hun eigen land. Bovendien, zo schreven de joods-Amerikaanse auteur Todd Gitlin en de Joods-Israelische hoogleraar Liel Leibovitz in hun boek The Chosen Peoples. America, Israel and the Ordeals of Divine Election (2010):

[t]he concept of chosenness leaves many Israelis and Americans baffled and ill at ease. For educated, largely secular Westerners to credit a biblical notion for the birth of nations seems a tall — even archaic — order.

In het geseculariseerde, kosmopolitische Westen zijn de archaïsche, tribale, joodse mythes regelrecht in strijd met de Verlichtingsidealen, met voorop het rationalisme. Het rationele universalisme botst hier op een prémoderne fabelleer. Gitlin en Liel concluderen dan ook dat:

The subject of chosenness would seem best left to the true believers, the zealous minority who, in both countries, have fashioned theologies of divine election into agendas of narrowness and aggression. 

De zionisten in hun zelfgekozen ‘diaspora’ zouden zich moeten afvragen met wat zij zichzelf willen vereenzelvigen. Met de westerse Verlichtingsidealen, hoe hypocriet die ook door de elite worden toegepast, of met de primitieve superioriteitsleer van het zionistisch regime in Israel? Als ‘de liefde' voor het huidige Israel, inderdaad 'diep en onvoorwaardelijk' is, 'dieper misschien dan de liefde voor Nederland,’ zoals mevrouw Meijer beweert, dan zal hun verstoorde houding met de wereld uiteindelijk tot zelfdestructie leiden en mogelijk zelfs tot  een Derde en laatste Wereldoorlog. 

Onder hen die Israel door dik en dun steunen omdat zij de gojim met wie zij samenleven blijven wantrouwen, blijkt hun vrees voor de niet-joden uit te groeien tot symptomen van een ernstige pathologie. De angst die de ‘outsider’ met zich meedraagt, veroorzaakt een toenemende haat. Beide mentale fenomenen getuigen van een diepe psychische stoornis. Een minderheid kan niet eeuwenlang worden vervolgd en geminacht en er mentaal geen gevolgen aan overhouden. Of zoals de in Israel geboren auteur en saxofonist Gilad Atzmon in zijn boek The Wandering Who? A Study of Jewish Identity Politics (2011) bij zijn Joodse landgenoten vaststelde: ‘they love themselves for who they think they are, but nevertheless hate themselves for what they happen to be.’ In het geval van Joods-Israeli’s valt op te maken dat zij inmiddels dezelfde mentaliteit vertonen als die welke de Duitsers tot nazi’s maakte. Atzmon constateerde dat de kloof: 

between the confident Israeli self-image and the total contempt of the other is exactly where the neurosis of… the majority of Israelis came into play.

Two and half years after its military flop in Lebanon, Israel found itself once again in the midst of a second disastrous war that it had launched. This was Operation Cast Lead (2008), a total war against the people of Gaza and their democratically-elected leadership, Hamas. Along the campaign, Israel attempted to implement the lesson of the 2006 war. I think, probably optimistically, that by then, somebody at the state hasbara bureau must nave read Lacan (Franse psycho-analyticus. svh). The Israelis would try to save themselves from fully grasping who they are and what they do by blocking out every possible mirror. Consequently the IDF (Israelische Strijdkrachten. svh) barred all foreign media from entering Gaza, in order to guarantee a propaganda success. It wasn't just about barring Goyim from entering the battle zone, but about preventing Israelis and Zionist Jews around the world from seeing themselves through the gaze of the Goyim. It was a crude attempt to divert the discourse so that Jewish unconsciousness was kept intact. 

As one might expect, this approach was completely counter-effective. While the Western media outlets were happy to obey Israel's demand for media blackout, the Arab and Iranian news networks were committed to the principle of news coverage. 

At one point during the war, Al-Jazeera and Iran's Press TV  became the only source life feed from the battlefield. In Lacanian terms, not only had the truth of Israeli atrocities  become the discourse of the Goyim, but, it was directly fueled and maintained by the ‘ultimate enemy': the Israelis ended up seeing themselves through the gaze of Arabs, Iranians, Muslims.  This must have been a painful experience. 

Night after night we saw Israeli spokesmen denying the use of weapons of Mass Destruction, while behind their backs every foreign TV network projected live images of white phosphorus bursting over Gaza's neighborhoods. Humiliated and pulverized, Israelis saw their true nature exposed. 

Om de publieke kritiek op Joods-Israelische gruweldaden te neutraliseren, trachten zionistische propagandisten de aandacht af te leiden door de beschuldiging van ‘anti-Semitisme’ in stelling te brengen. Zij kunnen domweg niet anders. Dit gegeven dwingt vandaag de dag joden in de diaspora stelling te nemen: steunt men de Joodse terreur, of steunt men die niet? Een tussenweg is er niet. In verband daarmee stelde Gilad Atzmon: 

The reading of Jewish unconsciousness as the discourse of the Goyim is key to understanding Jewish political activism, Jewish collectivism in general and tribal collective schizophrenia. 'It doesn't matter what the goyim say, but rather what the Jews do,’ is one of Ben-Gurion's famous axioms; in practice, however, as far as the Jewish unconscious is concerned, what really matters is what the Goyim see and think, but are reluctant to say. 

The Coen Brothers' 2009 film ‘A Serious Man’ explores this theme in a sharp, profound manner. A cinematic allegory of Jewish cultural detachment, ‘A Serious Man’ is a masterpiece that elaborates on the abnormalities of Jewish tribal existence. It does not explicitly touch upon issues related to Israel, Zionism, the occupation or anything directly linked to the Jewish state. Instead, it reflects on Jewish Diaspora life, Jewish segregation and the misery of   operating   within   the   Judeo-centric tribal template. It has much to say about Jewish alienation. At the same  time, ‘A   Serious   Man’   delivers   a   clear message regarding Israel and Zionism, for Israel is the Jewish state and, despite the Zionist promise to build a civilized nation, it functions as a Jewish ghetto, subject to all the symptoms of abnormality conveyed by the Coens. 

Set in Minneapolis in 1967 — without a doubt a very significant year in Jewish history (verovering Westbank en Gaza. svh) — ‘A Serious Man’ tells the story of Larry, a Jewish physics professor and a family man. In just two hours, we watch as Larry's life collapses. His disastrous existence is a glimpse into the tribally segregated society with which he is inherently associated. 

Larry's dream-life plays an important role in the film. In a dream, he meets his true nature, his fears, his desires and his unethical self. While in waking life Larry is a castrated, dysfunctional family man, in his dream he somehow overcomes his weaknesses. He makes love to his neighbor, a friendly, stoned woman; he brings his troubled brother to the river and fearlessly sends him to Canada in a canoe, giving him money (a bribe that had been given to Larry earlier) for a fresh start. Yet in the same dream, both he and his brother are punished immediately; his anti-Semitic neighbor hunts Larry with a rifle normally reserved for shooting animals. 'Kill the Jew,' the Goy orders his son. At this point, Larry wakes up. 

In the dream, Larry is confronted with his guilt through his Goy neighbor. Rather than the fear of being unethical, it is the fear of being caught out as unethical that torments Larry. It is the discourse of the other' (the gun-toting neighbor) that introduces Larry unconsciously to a sense of guilt. I link this back to he case of Israel: it is not the idea of being unethical that torments Israelis and their supporters, but the idea of being ‘caught out' as such. 

‘A Serious Man’ opens with a quote after the medieval French rabbi and Biblical scholar Rashi: ‘Receive with simplicity everything that happens to you.’ Rashi’s eloquent words echo the Book of Job, which is generally considered an attempt to reconcile the existence of God with evil. Such an attempt was very common amongst Jews of all religious degrees after the Holocaust, as they as they repeatedly asked how, if God exists, could he permit Auschwitz to happen. To a certain extent, Larry asks his local rabbis a similar question: 'What is Hashem [God] trying to tell me?' The rabbis cannot offer any answer. Like the Book of Job and Rashi, they have nothing concrete to suggest other than ‘acceptance.' The rabbis are there to spin, to convey a pretence (schijn. svh) of reason. They are there to cover a black hole. They cannot reconcile God with evil in the world, nor can they explain Jewish suffering. 

Interestingly, the Coens present an answer of their own, which has nothing to do with Hashem. For them, it is actually the abnormal culture inherent in the 'Jewish ghetto' mindset that is the root cause of Jewish suffering. While, in the film, it is the Goy neighbor who initially leads Larry to face his guilt through contempt, in reality it is the goy spectator who is being exposed to the secret Jewish inner life via Hollywood and the big screen. 

Thanks to the Coens, we are confronted with that which the Jews would prefer to disguise; to a certain extent, the filmmakers adopt the whistleblower role. They bring to light a cinematic interpretation of the Lacanian discourse of the other. The Coens' Jewish tribal cinematic reality is the Jewish unconscious, of which Jews are far from being proud. Like Al-Jazeera and Press TV in Gaza, the Coens reveal Jewish ghetto malaise to an audience of millions. But they also tackle the notion of Jewish unconsciousness by the means of mirroring. 

Interessant in dit verband is tevens dat alle films van de Coen Brothers verraad als thema hebben, waarbij de ontrouw van de mens aan zichzelf als ultiem verraad geldt. In No Country for Old Men (2007) vraagt een duidelijk psychisch gestoorde huurmoordenaar aan een andere huurmoordenaar, die zijn slachtoffer de kans heeft gegeven een groot geldbedrag terug te geven: ‘if the rule you followed brought you to this, of what use was the rule?’ om hem vervolgens dood te schieten. Deze scene laat het totale cynisme van de macht zien, van degene die op het cruciale moment het meeste geweld kan genereren. Het betreft hier altijd de macht van degene die niet in staat is zelfstandig te leven, maar het leven van anderen nodig heeft om zelf te kunnen bestaan. De macht bezit geen ethiek, het kent alleen ‘Der Wille zur Macht,’ zoals Friedrich Nietzsche aantoonde. Het is juist deze onverhulde doodsdrift en haat, die een zionistische mainstream-opiniemaker als Max van Weezel in zijn greep hielden. Nog geen jaar voor zijn dood in 2018 verklaarde hij tegenover de Volkskrant:

Ergens denk ik: je had ook wel met een kalasjnikov op een heuveltop mogen staan om ons de vijand van het lijf te houden. Er zit toch ook een Leon-de-Winterachtige Max in me, zo van: timmer erop los als ze met hun poten aan ons lijf of goed komen.

Maar omdat joodse zionisten in Nederland door de gojse samenleving niet serieus worden genomen en als eeuwige slachtoffers ‘heilig’ zijn verklaard, zoals Jan Blokker ooit eens diagnostiseerde, durft nagenoeg geen enkele niet-jood de zionisten op hun eigen verantwoordelijkheid aan te spreken. Wie Max van Weezel’s ‘ons’ zijn, is duidelijk: het Joodse volk in Israel. En zodra het Joden in Israel betreft, of joden in de diaspora, dan vervallen alle rechtsregels zoals blijkt uit zijn opmerking dat ook hij met — vreemd genoeg — een Russisch geweer had kunnen schieten op Palestijnse mannen, vrouwen en kinderen die de illegale bezetting van hun land door zionistische extremisten proberen te stoppen. Letwel, Van Weezel zei dit in de hoedanigheid van een door het polder-establishment gerespecteerde parlementaire journalist op het moment dat de terreur van de zelfbenoemde ‘Joodse staat’ een nieuw dieptepunt had bereikt, te weten: het stelselmatig in de rug doodschieten van Palestijnse kinderen. Over deze psychische gespletenheid schreef Gilad Atzmon:
   
I believe the sudden change in the Israeli collective mood, after the 2006 Lebanon war, was the outcome of an attempt to resolve the schizophrenic state of being tangled up with Zionism. The conflict between the tribal and the universal ripened into a state of colossal phobia. The Israeli leading writers Oz, Yehoshua and Grossman were practically bouncing between these extremes, between the insularity (bekrompenheid. svh) of Jerusalem and the openness of Athens, between the repellent shtetl (tot de Tweede Wereldoorlog joodse dorpen in het achtergebleven Oost-Europese achterland. svh) and the glamorous metropolis. 

The pattern is clear:  the  more Israelis want to  secure themselves by clinging to isolation, the more death they spread around themselves. 


Het gevolg is dat ‘[t]he more death the Israelis cause, the less they feel that they resemble the rest of humanity,’ aldus Atzmon, die de Israëlische samenleving van binnenuit kent. Het zionistisch terrorisme tegen Palestijnse burgers, inclusief jongeren, is een continuïteit waaraan, door de geschiedenis heen, zowel linkse als rechtse Joden in Israel deelnamen. De Amerikaanse auteur en violist Thomas Suárez benadrukt daarom in de introductie van zijn 417 pagina tellende boek State of Terror. How terrorism created modern Israel (2016):

The ongoing ‘conflict’ between Israel and the Palestinians is typically portrayed as the complex, indeed irreconcilable, collision between historic enemies. It is the premise of this book, based on the overwhelming evidence, that this entire tragic history, through to today’s headlines, is actually the single story of the political movement known as Zionism and its determination to expropriate  all of Palestine for a ‘Jewish’ settler nation predicated on blood descent — ‘race’ — and that its alleged mystical complexity is itself a weapon in this campaign, serving to obfuscate the debacle’s true cause, falsely explain the failure to end it, hijack Judaism and historic Jewish persecution in its service, and present a mythical narrative as fact to the Western public whose governments empower it…

The Zionists came not as immigrants, but as usurpers, and held the native Jews of Palestine in great disdain — a sentiment that was reciprocated. By the turn of the twentieth century, Palestine’s Jewish population, Zionist and non-Zionist, had risen to about 6%. Even before Zionist scouts cabled Vienna in 1898 with the disappointing confirmation that Palestine was not an empty land, but ‘already married’ to the Palestinians, proponents acknowledged that their political goal could only be achieved by violence against the civilian population — what is commonly considered ‘terrorism.’ It is immaterial whether this is accomplished by killing or expelling the land’s people, expropriating all means of livelihood and thus starving them out, by commandeering their aquifers, through laws ethnically engineered for the purpose, or simply by making life so miserable for them that they leave ‘of their own accord.’

Suárez’s boek is belangwekkend omdat het zich mede baseert op een schat aan vrij gegeven Britse documenten, waarvan veel nooit eerder is gepubliceerd. Meer over de Joodse terreur tegen de Palestijnse bevolking de volgende keer.


Geen opmerkingen:

Natascha van Weezel en de Palestijnse Genocide

Met betrekking tot het genocidale Israel stelde Parool -columniste  Natascha van Weezel op 23 december 2024.  ‘Toch dwing ik mezelf om de si...