dinsdag 23 december 2025

"De Joden: Maatschappelijke Marginaliteit en de Fatale Omarming van de Staat" 2

Israel heeft er alle belang bij om de huidige zionistische Mafia van Netanyahu tot op de laatste man en vrouw te vernietigen, want alleen op die manier kan de Joodse Staat overleven. Het maakt niet uit of de CIA in samenwerking met de Mossad deze Augiusstal gaan opruimen, maar dat de politieke en militaire leiding van dit land vol sociopathen en psychopaten onder curatele van de Verenigde Naties wordt gesteld, moet nu toch wel duidelijk zijn, wil er tenminste geen Derde Wereld Oorlog uitbreken, met miljarden slachtoffers. 

Vandaag het tweede deel van het het eerste hoofdstuk van het boek The Fatal Embrace. Jews and the State (1998), waarin de prominente Joods Amerikaanse hoogleraar Benjamin Ginsberg de problematische rol beschrijft die de Joden door de geschiedenis heen hebben gespeeld in elke staatsvorm, van dictatuur tot democratie. Waar dan ook ter wereld bleven Joden buitenstaanders die een collaborerende rol speelden met de heersende elite, en daarmee het ongenoegen en zelfs haat opriepen bij de bevolking waartussen zij leefden.  Joden fungeerden zodoende als buffer tussen enerzijds de macht en anderzijds de machtelozen, waarmee zij zich doorgaans niet loyaal voelden. Een sprekend voorbeeld is de Joodse multimiljonair Zelensky, een voormalige komiek die sinds 2019 de Joodse president van Oekraïne is, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog ruim een miljoen Joden door Duitse- en Oekraïense Nazi's werd uitgemoord. Zelensky, die tevens de Israelische nationaliteit bezit, laat al geruime tijd met geweld Oekraïeners oppakken die niet als kanonnenvoer willen dienen in de door het Westen uitgelokte oorlog tegen Rusland, terwijl rijke Oekraïners nu geld wegsluizen via het belastingparadijs Monaco. Bekend is dat 'rijke Oekraïners, onder wie oligarchen en hoge overheidsfunctionarissen, investeren in Monaco, waarbij ze met aanzienlijke bedragen luxe onroerend opkopen. Dit heeft tot juridisch onderzoek geleid, met recente gevallen van witwassen door politici die Monaco-bankrekeningen gebruiken voor het opkopen van hun vastgoedhandel. Monaco's reputatie van rijkdom en "discretie" trekt weliswaar wereldwijd vermogende individuen aan, maar onderzoeken naar illegale geldstromen uit Oekraïne hebben tot nu toe weinig opgeleverd oma de simpele reden dat de hele Oekraïense samenleving doortrokken is van corruptie. Het land kent een 'lange geschiedenis van prominente Joodse ondernemers, variërend van 19e-eeuwse industriëlen tot moderne miljardairs. De huidige economische elite (vaak aangeduid als oligarchie) telt diverse invloedrijke figuren van Joodse afkomst, hoewel hun invloed sinds 2022 onder druk staat door de oorlog en anti-corruptiebeleid. 

Prominente Joodse Oekraïners (Huidig en Recent)

Veel van de rijkste individuen in Oekraïne zijn Joods en hebben aanzienlijk bijgedragen aan zowel de economie als Joodse culturele organisaties:

Ihor Kolomoyskyi: Mede-oprichter van PrivatBank en ooit een van de machtigste personen van het land. In 2023 werd hij echter gearresteerd op verdenking van fraude en witwassen, en zijn Oekraïense staatsburgerschap is hem naar verluidt ontnomen.

Victor Pinchuk: Een staal- en mediamagnaat die bekendstaat als een grote filantroop. Hij richtte de Victor Pinchuk Foundation op en is een belangrijke voorstander van integratie met het Westen.

Henadiy Boholyubov: Zakenpartner van Kolomoyskyi en mede-oprichter van de Privat Group; hij staat al jaren hoog op de lijst van rijkste Oekraïners.

Vadim Rabinovich: Een voormalig mediamagnaat en politicus. Hij was de oprichter van het All-Ukrainian Jewish Congress, maar verloor in 2022 zijn staatsburgerschap vanwege zijn pro-Russische standpunten.

Hryhoriy en Ihor Surkis: Broers die eigenaar zijn van de voetbalclub Dynamo Kyiv en grote belangen hebben in de energie- en media-industrie. 

Wereldwijd bekende Joodse ondernemers uit Oekraïne 

Sommige van de rijkste mensen ter wereld zijn geboren in Oekraïne in Joodse families voordat zij emigreerden: 

Jan Koum: De mede-oprichter van WhatsApp werd geboren in Kyiv. Na de verkoop van zijn bedrijf aan Facebook voor $19 miljard werd hij een van de rijkste mensen ter wereld.

Max Levchin: De mede-oprichter van PayPal komt oorspronkelijk uit Kyiv. 

Historische Rijkdom

In de 19e eeuw was de familie Brodsky ("de suikerkoningen") een van de rijkste Joodse families in het Russische Rijk. Zij domineerden de suikerindustrie in Oekraïne en waren grote filantropen in Kyiv.'

💎Les Millionnaires Ukrainiens Débarquent | Vie de Luxe à Monaco!

https://www.youtube.com/watch?v=i9tyMQEePSE

Monaco has highest ratio of Jews in the world 


outside Israel, and it's growing |


 https://www.timesofisrael.com/monaco-has-highest-ratio-of-jews-in-the-world-outside-israel-and-its-growing/


Professor Ginsberg wijst op het volgende in zijn boek dat als een waarschuwing geldt voor de Joden in de diaspora:

 'Joden en de absolutistische staat

Ondanks de ernstige beperkingen waaraan religieuze minderheden doorgaans onderhevig waren, speelden Joden een opmerkelijke rol in de opbouw van een aantal absolutistische regimes in zowel christelijk Europa als het islamitische Midden-Oosten. Heersers wendden zich het meest tot Joden wanneer ze hun domeinen wilden uitbreiden ten koste van buitenlandse vorsten of hun macht wilden centraliseren tegen de oppositie van binnenlandse magnaten in. De Joden die absolutistische regimes dienden, verwierven rijkdom en macht voor zichzelf en bescherming voor hun gemeenschappen.


In Europa was dit patroon vooral opvallend in christelijk Spanje van de elfde tot en met de vijftiende eeuw. Middeleeuws Spanje bestond uit een aantal onafhankelijke koninkrijken met grote aantallen moslims en meer dan 300.000 joden, op een totale bevolking van ongeveer 5 miljoen. In heel Spanje waren Joden actief in de ambachten, handel, wetenschap en de geleerde beroepen, met name de geneeskunde. Joden speelden zo'n prominente rol in de economieën van de Spaanse koninkrijken dat hun belastingbetalingen een belangrijke factor waren in de koninklijke schatkisten, soms goed voor de helft van alle koninklijke inkomsten. 


In scherp contrast met Engeland en Frankrijk, waar de geestelijke standen een belangrijke rol speelden in het koninklijk bestuur, waren de Spaanse kerk en geestelijke standen gemilitariseerd tijdens de eeuwenlange oorlog tegen de Moren en waren ze nauwer verbonden geraakt met de territoriale adel dan met de kroon. Als gevolg hiervan hadden koningen weinig andere keus dan een beroep te doen op de talenten van Joden als bestuurders. Spaanse koningen waren ook afhankelijk van Joden als belastinginners en financiers, met name in Castilië, het machtigste en meest bevolkte van de christelijke rijken, waar, zoals John Crow (auteur klassieke studie van Spanje’s culturele geschiedenis. svh) heeft opgemerkt, de koninklijke macht in wezen werd ondersteund door Joods geld, nijverheid en intelligentie. Joden speelden een bijzonder belangrijke rol in de pogingen van Alfonso X (1252-1284), Pedro de Wrede (1350-1369), Juan II (1406-1454) en Hendrik IV (1454-1474) om het koninklijk gezag te centraliseren ten koste van de adel, evenals in de pogingen van deze monarchen om de grenzen van de Castiliaanse staat uit te breiden. 


Joden kwamen overigens niet in aanmerking voor de allerhoogste ambten. Maar het aantal geletterde en hoog opgeleide christenen in middeleeuws Spanje was klein. Om bestuurders met de vereiste talenten te kunnen aanstellen, zagen Spaanse koningen zich daarom vaak genoodzaakt Joden die zich tot het christendom hadden bekeerd — de zogenaamde conversos of Nieuwe Christenen — te benoemen in hoge bestuurlijke functies. Aan het einde van de vijftiende eeuw waren bijvoorbeeld alle vijf hoogste bestuurlijke ambtenaren in enagón converso's. Zelfs de Spaanse kerk was sterk afhankelijk van deze bron van bestuurlijk talent. Een bijzonder opmerkelijk voorbeeld is de carrière van Salomon Halevi. Hoewel hij opperrabbijn van Burgos was, bekeerde Halevi zich in 1390 tot het christendom en nam de naam Pablo de Santa Maria aan. Kort daarna, zoals Henry Kamen rapporteert, trad Halevi in ​​de geestelijke stand en werd achtereenvolgens bisschop van Cartagena, bisschop van Burgos, tutor van de zoon van Hendrik II en pauselijk legaat. Een van zijn zonen, Gonzalo, werd achtereenvolgens bisschop van Astorga, Plasencia en Siguenza. Een andere zoon, Alonso de Cartagena, volgde hem op als bisschop van Burgos. Zoals we zullen zien, was de buitengewone positie die Joden in de Spaanse koninkrijken bekleedden direct verbonden met hun latere verdrijving.


Joden speelden ook een belangrijke rol in de staatsfinanciën en het staatsbestuur in de middeleeuwse islamitische wereld. Toen de Omajjaden hun controle over het Iberisch schiereiland in de tiende en elfde eeuw uitbreidden, waren ze sterk afhankelijk van Joodse bestuurders en diplomaten. Hasday b. Shaprut (905-975) was bijvoorbeeld een belangrijke figuur in de hoven van de kaliefen Abd al-Rahman III en al-Hakam II. In de elfde eeuw bereikten Joden de hoogste politieke macht in islamitisch Spanje, waaronder het vizierschap van Granada, een positie die van 1026 tot 1056 werd bekleed door Samuel b. Naghrela (Samuel ha-Nagid), een Joodse militair en politicus. Andere machtige Joodse bestuurders waren Yequtiel b. Hasan (gestorven in 1039) in Zaragoza en Abraham b. Muhajir (gestorven ca. 1100) in Sevilla.


In Fatimidisch Noord-Afrika waren Joden in de tiende en elfde eeuw belangrijke bankiers, financiers en adviseurs van het kalifaat. Tijdens het bewind van al-Mustansir, die in 1036 als jonge jongen de kalifaat besteeg, was de macht achter de Fatimidische troon in handen van de Joodse financier en hoveling Abu Saed Ibrahim al-Tustari. Dhimmi's, of ongelovigen, mochten de allerhoogste Fatimidische ambten, zoals het vizier, niet bekleden. Net als in het christelijke Spanje werden echter verschillende bekeerde Joden vizier. 


Een van hen, Yaqub b. Killis, bekeerde zich specifiek tot de islam om zijn politieke carrière te bevorderen en hielp als vizier bij de planning van de Fatimidische verovering van Egypte in 969. Vervolgens reorganiseerde hij de nieuwe provincie, hervormde het fiscale systeem en de munt, en bereidde Egypte voor om de zetel van de Fatimidische regering te worden. Andere bekeerlingen die Fatimidische vizier werden, waren onder anderen Hasan b. Ibrahim al-Tustari en Sadaqa b. Yusuf al-Fallahi. De Ayyubiden (1171-1250), die de Fatimiden opvolgden, namen ook grote aantallen Joden en Joodse bekeerlingen in dienst als bestuurders.'

Bukharan Jews, also known as Bukharian Jews,[b] are the Mizrahi Jewish sub-group of Central Asia that dwelt predominantly in what is today Uzbekistan, Tajikistan, Turkmenistan, and Afghanistan. The group's name is derived from the Emirate of Bukhara, that had a sizable Jewish population.


'Gedurende de vijftiende en zestiende eeuw gingen Joden een belangrijke rol spelen in de financiële zaken en het bestuur van het Ottomaanse Rijk. Na de verdrijving van de Joden uit Spanje in 1492 accepteerden de Ottomanen duizenden vluchtelingen, omdat ze de financiële, administratieve en industriële vaardigheden die de Joden met zich meebrachten, zeer waardeerden. Sultan Bayazid II zou hebben opgemerkt dat koning Ferdinand er dwaas aan had gedaan zulke getalenteerde onderdanen te verbannen. Joden waren bijzonder nuttig voor de Ottomanen omdat ze geen banden hadden met de onderdanen van het multi-etnische rijk en daarom konden worden toevertrouwd met impopulaire taken zoals belastinginning.'

De alom gerespecteerde Joodse historicus Avi Shlaim die uiteenzet hoe de Arabische Joden altijd in Israel gemarginaliseerd werden door de Oost-Europese Joden.

https://www.youtube.com/watch?v=lfDhaWlqXf8


'Joden domineerden het keizerlijke belastingstelsel en dienden als belastinginners, belastingpachters, belastingadministrateurs en belastinginspecteurs. Joden richtten ook de keizerlijke douanedienst op en beheerden deze. De Joodse controle over dit onderdeel van de Ottomaanse staat was zelfs zo volledig dat Ottomaanse douanebewijzen doorgaans in het Hebreeuws werden geschreven. Joden vergezelden ook provinciale gouverneurs of ‘pasja’s' als financieel adviseurs en fiscaal beheerders.


In de latere dagen van het rijk, toen provinciale gouverneurschappen erfelijk of quasi-onafhankelijk werden, bleven lokale Joodse financiers deze functie vervullen. De familie Farhi uit Damascus bijvoorbeeld, leidde vanaf de achttiende eeuw tot het einde van de Ottomaanse overheersing na de Eerste Wereldoorlog de financiële zaken van Syrië.


Een aantal Joden werd ook een belangrijke adviseur aan het Ottomaanse hof. De bekendste was Joseph Nasi, die de belangrijkste raadgever was van twee sultans en in de adelstand werd verheven tot hertog van Naxos (Grieks eiland.  svh). Nasi gebruikte zijn invloed om de steun van de sultan te verkrijgen voor de heroprichting van een Joods thuisland in Palestina, dat toen onder Ottomaanse heerschappij stond. Met de hulp van de sultan werd een Joodse nederzetting gesticht in Safed, in Boven-Galilea, die een centrum voor rabbijnse studies werd. Helaas was niet al het advies van Nasi even verstandig. Zijn plan droeg bij aan de Turkse nederlaag in de zeeslag bij Lepanto in 1571, waardoor zijn invloed aan het hof afnam.'

Studio portrait depicts two Jewish women and a Jewish man from Bursa (city in northwestern Anatolia) in 1873.
Photograph by Pascal Sébah, courtesy of the U.S. Library of Congress.

https://jwa.org/encyclopedia/article/levant-women-in-jewish-communities-after-ottoman-conquest-of-1517


'Een andere belangrijke Ottomaanse staatsinstelling die afhankelijk was van Joodse bestuurders was het keizerlijke leger: het korps der janitsaren. (een goedgetraind elite- keurkorps in het Ottomaanse Rijk. De rekruten waren bijna altijd afkomstig van de Balkan, veelal gedwongen afgestane zoons. Na enkele eeuwen vormden de janitsaren niet alleen een militaire, maar ook een politieke en economische macht. Het korps leverde 79 grootvizieren en 36 admiralen. svh) Joden domineerden de positie van ocak bazirgani, ofwel hoofdkwartiermeester van het korps. Deze positie werd erfelijk bezit van een kleine groep Joodse families in Istanbul en Saloniki. Daarnaast had elk provinciaal janitsaren-garnizoen zijn eigen kwartiermeester, vrijwel altijd een Joodse koopman. 


Vanaf de zestiende eeuw werden in heel Europa absolutistische regimes opgebouwd… Wanneer monarchen om de een of andere reden geen gebruik konden maken van gevestigde instellingen en elites, vonden ze het vaak nuttig om zich tot Joden te wenden. Om bijvoorbeeld zijn verovering van Engeland te financieren, wendde Willem van Oranje zich tot de Nederlandse Joodse financiers die, afstammelingen van Spaanse ballingen, hadden bijgedragen aan de ontwikkeling van Holland tot een belangrijk handelscentrum en een belangrijke rol speelden in de financiën van de Nederlandse staat. In 1688 verkreeg Willem een ​​lening van twee miljoen gulden van de familie López Suasso. Nadat hij de Engelse troon had veroverd, moedigde Willem een ​​aantal Joodse financiers, met name de families Machado en Pereire, aan om naar Londen te verhuizen, waar ze Willems poging financierden om een ​​militaire coalitie tegen Lodewijk XIV te vormen. 


In de minder sterk verstedelijkte en gecommercialiseerde Europese periferie vormden de spaargelden van Joodse kooplieden en handelaren één van de weinige bronnen van liquide middelen. Joodse financiers konden dit kapitaal mobiliseren en vorsten leningen verstrekken om oorlogvoering en staatsvorming te financieren. Zo dienden de zogenaamde hofjoden (de shtadlones. svh) in Centraal-Europa als bestuurders, financiers en militaire leveranciers. 

Hofjoden, ze zogeheten Shtadlones, over wie Hannah Arendt schreef dat die eeuwenlang de Europese machthebbers financieel ten dienste stonden, in de vergeefse hoop en verwachting te zullen worden beschermd zodra zij wederom de dupe dreigden te worden van het protestantse- en katholieke antisemitisme. Arendt herinnert de lezer eraan dat ‘de zionisten’ hofjoden ‘ooit eens zo bitter hadden gehaat en zo fel hadden gehekeld,' maar dat nu: 

'ook de zionisten politiek gesproken geen betere plaats meer [kenden] dan de foyers van de machtigen en ze kenden geen betere basis voor hun overeenkomsten dan de goede diensten aan te bieden als agenten van buitenlandse belangen. Als de joden in Palestina kunnen worden belast met de taak om voor een deel zorg te dragen voor de Amerikaanse belangen in dat gedeelte van de wereld dan zou inderdaad de fameuze uitspraak van opperrechter Brandeis nog bewaarheid worden: men moet een zionist zijn om een perfecte Amerikaanse patriot te zijn.


Zij benadrukte dat ‘slechts dwaasheid een beleid [kan] dicteren dat vertrouwt op bescherming van een verre imperiale macht terwijl het de welwillendheid van de buren verspeelt.' Anno 2019 is haar vraag nog steeds actueel: 'Welk programma hebben de zionisten te bieden voor een oplossing van het Arabisch-Joodse conflict?’


Professor Ginsberg: 'De Habsburgse keizers van Oostenrijk vertrouwden vanaf het einde van de zestiende eeuw op Joden voor deze doeleinden en boden hen in ruil daarvoor bescherming tegen rellen en pogroms. Toen bijvoorbeeld in 1614 een menigte de Joodse wijk van Frankfurt aanviel, trad keizer Matthias krachtig op tegen de relschoppers en liet hun leiders ophangen. 


Nadat de Dertigjarige Oorlog in 1618 was uitgebroken, wendde de Habsburgse keizer Ferdinand II zich tot de financier Joseph Bassevi van Praag om de oorlogsinspanningen te financieren. Bassevi was verbonden met de machtigste figuur aan het keizerlijke hof, prins Liechtenstein, en met generaal Wallenstein, bevelhebber van de keizerlijke legers. In ruil voor leningen om de oorlog te financieren, verpachtte keizer Ferdinand de keizerlijke munt aan Bassevi, Liechtenstein en Wallenstein. De drie mannen verdienden hun investering terug door de munt te devalueren. Bassevi zette ook een netwerk op om de keizerlijke legers te voorzien van voedsel, veevoer, wapens en munitie. Tijdens en na de Dertigjarige Oorlog zagen vrijwel alle grote staten in Centraal-Europa en Scandinavië zich genoodzaakt gebruik te maken van de middelen en talenten van Joden om met hun rivalen te kunnen concurreren. De Hohenzollern-heersers van Pruisen vertrouwden aanvankelijk op Israel Aaron en vervolgens op de familie Gomperz. De Behrends dienden het hof van Hannover en de Lehman’s dat van Saksen, terwijl de Fuerst’s Sleeswijk-Holstein, Mecklenburg en Holstein-Gottorp dienden. De Deense koninklijke familie nam de Goldschmidt’s in dienst, terwijl Gustavus Adolf van Zweden afhankelijk was van Joodse aannemers voor de bevoorrading van zijn leger. 


Joden bleven op deze manieren absolutistische staten dienen gedurende de negentiende eeuw. De meest prominente van deze Joden was natuurlijk de familie Rothschild, wiens naam synoniem werd met internationale financiën. De stichter van de dynastie, Mayer Amschel Rothschild uit Frankfurt, was de belangrijkste financiële agent van Willem IX, keurvorst van Hessen-Kassel. Tijdens en na de Napoleontische oorlogen stuurde Mayer zijn zonen naar de belangrijkste financiële hoofdsteden van Europa: Londen, Parijs, Wenen en Napels. Nathan Rothschild, die aan het hoofd stond van de Londense tak van de familie, redde het fortuin van Willem IX door het in Engeland te investeren en diende de Britse regering door miljoenen ponden aan goud over te maken naar het Britse leger in Spanje.

Mayer Amschel Rothschild, oorspronkelijk Mayer Amschel Bauer (Frankfurt am Main, 23 februari 1744 — aldaar, 19 september 1812) was een Joods-Duitse bankier.


'In de decennia na de oorlog werden regeringen steeds afhankelijker van buitenlandse leningen — een activiteit die de Rothschilds gingen domineren. Tussen 1818 en 1832 beheerde Nathan Rothschild 39% van de leningen die in Londen werden uitgegeven door regeringen als Oostenrijk, Rusland en Frankrijk. Op vergelijkbare wijze haalden de Weense en Parijse takken van de familie geld op en verkochten obligaties voor de Habsburgers, Bourbons, Orleanisten en Bonapartes. Halverwege de eeuw was het gehele Europese statensysteem afhankelijk van het internationale financiële netwerk dat werd gedomineerd door de Rothschilds.


In de jaren 1860 en 1870 was een andere Joodse financier, Baron Gerson von Bleichroeder, een belangrijke figuur in de totstandkoming van een verenigde Duitse staat. Bleichroeder hielp Bismarck aan leningen voor de oorlog tegen Oostenrijk nadat de kanselier er niet in was geslaagd financiering van het Pruisische parlement te verkrijgen. Vervolgens vertrouwde Bismarck Bleichröder de onderhandelingen toe over de schadevergoeding die Frankrijk na zijn nederlaag in de Frans-Pruisische oorlog van 1871 moest betalen (aan Franse zijde werden de onderhandelingen gevoerd door de Rothschilds). Tijdens Bismarcks ambtstermijn als kanselier van een verenigd Duitsland bleef Bleichröder zijn belangrijkste vertrouweling en financieel adviseur.


Joden en de liberale staat


Absolutistische regimes boden een klein aantal Joden de mogelijkheid om aanzienlijke macht uit te oefenen en grote rijkdom te vergaren. Liberalen in de negentiende eeuw daarentegen pleitten voor wettelijke gelijkheid en nationaal burgerschap voor alle Joden, en boden de belofte van economische kansen aan brede segmenten van de Joodse gemeenschap.


Als gevolg hiervan steunden Joden overal liberale bewegingen en profiteerden zij van hun succes. Waar de liberale krachten het sterkst waren – in Frankrijk, Groot-Brittannië en natuurlijk de Verenigde Staten – was deze Joodse steun niet cruciaal voor het succes van het liberalisme. De Joodse deelname was echter belangrijk in Zuid- en Centraal-Europa, waar liberale bewegingen de grootste obstakels ondervonden.


Een aanzienlijk aantal Joden steunde Mazzini's ‘Jong Italië’-beweging en nam deel aan de opstanden van de jaren 1830. Daarnaast ontving Mazzini aanzienlijke financiële steun van de Joodse bank Todros in Turijn. Vervolgens financierden de Joodse banken Rothschild, Bendi en Tedesco Cavour’s pogingen om Italië te verenigen. 


Joden speelden ook een belangrijke rol in Cavour’s directe omgeving, als publicisten voor zijn zaak en als leden van zijn kabinetten. Al vroeg in zijn carrière was Cavour een fervent voorstander van Joodse emancipatie. Een aanzienlijk aantal Joden nam deel aan de liberale revoluties van 1848 in Centraal-Europa. In Duitsland vochten Joden op de barricades in Berlijn en hielpen ze de Pruisische Nationale Vergadering en het parlement van Frankfurt te leiden.


Intellectuelen als Heinrich Heine en Ludwig Borne (Joods Duitse politieke auteur en satiricus. svh) waren belangrijke publicisten en propagandisten voor de liberale zaak. In Oostenrijk namen Joden deel aan de Weense opstand en hielpen ze bij het formuleren van een nieuwe liberale grondwet. In Hongarije meldden 20.000 Joden zich aan bij het nationale leger dat door Louis Kossuth werd opgericht. De grondwetten van de meeste liberale regimes die in 1848 werden gevestigd, voorzagen in de emancipatie van de Joden. Nadat deze regimes echter door conservatieve krachten waren omvergeworpen, werden veel van de nieuwe privileges van de Joden ingetrokken. Joden in Centraal-Europa bleven liberale bewegingen steunen, zelfs na De revoluties van 1848 werden verslagen. In de jaren 1860 en 1870 werden Oostenrijkse en Duitse heersers gedwongen concessies te doen aan liberale krachten, en Joodse beperkingen werden opgeheven, zoals eerder was gebeurd in Frankrijk en Groot-Brittannië toen liberale regimes in die landen werden geconsolideerd.


Als de kenmerkende bijdrage van Joden aan de opbouw van absolutistische staten lag op het gebied van financiën en militaire bevoorrading, en op hun karakteristieke rol in de ontwikkeling van liberale regimes op het gebied van politieke mobilisatie en opinievorming. Liberale regimes schaften religieuze beperkingen af ​​en openden mogelijkheden voor Joden in het bedrijfsleven en de vrije beroepen. Dit maakte de weg vrij voor een grote uitbreiding van de Joodse zakenklasse en bevorderde de opkomst van een belangrijke stedelijke Joodse sociale kaste, bestaande uit advocaten, journalisten, schrijvers, artsen en andere professionals. Deze zakenlieden en professionals werden belangrijke figuren in de populaire politiek van het liberale tijdperk als uitgevers, redacteuren, schrijvers, politici, politieke organisatoren en partij-financiers. In deze hoedanigheden waren Joden standvastige aanhangers van de liberale staat en belangrijke bondgenoten. voor die leiders die het wilden versterken.


In Frankrijk steunden Joden de liberale revolutie van 1848. Twee prominente Joden, Adolphe Cremieux en Michel Goudchaux, dienden de Tweede Republiek als respectievelijk minister van Justitie en Financiën.


De troonsbestijging van Napoleon III maakte een einde aan dit kortstondige regime, en Joden speelden een kleine rol in het daaropvolgende Tweede Keizerrijk. Na de nederlaag van de Franse troepen in de Frans-Pruisische oorlog en de val van het Tweede Keizerrijk in 1870, waren Joden actief betrokken bij de oprichting van de Derde Republiek. De Rothschilds organiseerden de betaling van de Duitse oorlogsschadevergoeding, en een aantal Joden nam deel aan de eerste republikeinse regeringen. Cremieux diende opnieuw als minister van Justitie; Eugène Manuel, Narcisse Leven en Leonce Lehmann bekleedden belangrijke regeringsposten; en verschillende Joden zaten in de Kamer van Afgevaardigden. Gedurende de hele geschiedenis van de Derde Republiek, tot haar vernietiging door de Duitsers in 1940 namen Joodse politici, financiers en publicisten actief deel aan de verdediging van de Republiek tegen die instellingen en krachten in de Franse samenleving — met name het leger, de aristocratie en de geestelijkheid — die haar ondergang nastreefden.

Een klein aantal Joodse financiers was rijk geworden tijdens de periode van het Tweede Keizerrijk. Over het algemeen leefden de meeste Franse Joden echter in relatieve armoede in de Elzas vóór de jaren 1870.


Na de annexatie van de Elzas door Duitsland in 1870 verhuisden duizenden Joden naar Parijs. Onder auspiciën van de Derde Republiek openden zich economische kansen voor Joden, die ze benutten om een ​​belangrijke positie te verwerven in het bankwezen, de handel en de vrije beroepen.


Tussen de Frans-Pruisische Oorlog en de Eerste Wereldoorlog was Parijs een belangrijk internationaal bank- en financieel centrum, en Joden behoorden tot de meest vooraanstaande figuren in de Franse financiële wereld. Aan het einde van de negentiende eeuw was ongeveer een derde van alle Parijse bankiers Joods.


Tot de meest prominente behoorden de Rothschilds, de Camondo’s, de Leoninos en financiers als Bamberger, Reinach, Stern, Deutsch, Heine, Ephrussi, Goudchaux, Lippmann, Pereire en Bischoffsheim.


Deze bankiers waren nauw betrokken bij de ontwikkeling van spoorwegen en industrie in Frankrijk en verstrekten ook grote leningen in het buitenland, met name in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Tot hun cliënten behoorden de heersers van Egypte, Tunesië, Turkije en Marokko. Louis-Raphael Bischoffsheim, een prominente Joodse bankier, was een typisch voorbeeld van deze groep. Hij financierde een aantal spoorwegen in Zuid-Frankrijk en verstrekte financiering aan zowel overheden als particuliere ondernemingen in Noord-Afrika. Hij was directeur van de Banque des Paybas, de Crédit Foncier Colonial, de Franco-Egyptian Bank en de Société du Prince Imperial.


Op vergelijkbare wijze richtten de financiers Emile en Isaac Pereire de Crédit Mobilier op, een van de eerste investeringsbanken in Frankrijk. Isaacs zoon Eugène, eveneens bankier, ontwikkelde spoorwegen in de Midi en in Spanje. Isaac Pereire had ook belangen in het Midden-Oosten en was op een gegeven moment ereconsul van Frankrijk in Perzië. Isaac Camondo, wiens vader uit Turkije emigreerde, was een belangrijke figuur in de Franse industriële ontwikkeling. Hij stond aan het hoofd van de Banque de Paris et des Pays-Bas en was president van een aantal spoorweg-, aardgas- en cementbedrijven.



OK, this is awkward 😬

https://x.com/DrClownPhD/status/2003442761052402154

Geen opmerkingen:

"De Joden: Maatschappelijke Marginaliteit en de Fatale Omarming van de Staat" 2

Israel heeft er alle belang bij om de huidige zionistische Mafia van Netanyahu tot op de laatste man en vrouw te vernietigen, want alleen op...