donderdag 11 februari 2021

In Memoriam Pietje Veeling, die een Steentje Bijdroeg Tegen het Onrecht

Het meest voor de hand liggende en tevens intelligentste commentaar leverde Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam, door in De Groene Amsterdammer van 10 februari 2021 te stellen:

In tien jaar Rutte is er een neoliberale sluimer neergedaald over Nederland. Academisch geschoolden maken de dienst uit. Het grootkapitaal heeft weinig te vrezen. Tijd, misschien, om wakker te worden...

Inderdaad kan het voor wie de laatste tien jaar het nieuws een beetje heeft gevolgd geen verrassing zijn dat er in het ‘waanzinnig gave land’ van Rutte een veenbrand woedt die elk moment kan oplaaien. Zo op het eerste gezicht was het de rellende jongeren te doen om de druppel van de avondklok die de emmer van corona-ennui deed overlopen. En inderdaad treffen de maatregelen hen het zwaarst. Nu al een jaar geen of uitsluitend digitaal onderwijs schaadt hun verdienvermogen voor de rest van hun leven. Om over de zestig miljard euro aan extra schuld die de overheid heeft gemaakt om de gevolgen van de eigen maatregelen selectief te dempen die de komende tien jaar door precies deze rellende generatie mogen worden afgelost maar te zwijgen.

https://www.groene.nl/artikel/het-terechte-chagrijn-van-praktisch-geschoolden?fbclid=IwAR0MML32GiCuXxPZK_oHaHLGdztRRkwxxLy2e4T4OYm1X6KcAwnRax3iGO4 


Tot nu toe heb ik, zoals gebruikelijk, geen enkele mainstream-journalist of -columnist een maatschappelijk diepgravende analyse zien schrijven over het actuele, internationale verzet tegen de corrupte westerse politici en hun 'corporate media.' Ik heb wel via allerlei gezagsgetrouwe journalisten vernomen dat  hier 'rellenschoppend' tuig bezig was 'onze' zo schitterende rechtstaat te gronde te richten. Dat zeiden hun collega-voorgangers ook tijdens het begin van de stille neoliberale staatsgreep eind jaren zeventig, begin jaren tachtig toen de zogeheten no-future-generatie de straat op ging om van zich te laten horen. Ook toen ging de ME als maniakken tekeer door achter de linies, en in politiebusjes demonstranten alvast verrot te slaan. Er is dus niets veranderd. Ik kan mij nog herinneren hoe mijn collega's van de behoudende pers woedend waren dat journalisten als ik de 'rellenschoppers' life aan het woord lieten, om te voorkomen dat de media deze jonge mensen vogelvrij zouden verklaren. Ook toen ging het om een jeugd zonder toekomst. De samenleving had destijds te maken met een hoge jeugdwerkloosheid en woningnood waar neoliberaal politiek links zich nauwelijks iets van aantrok. 

De westerse beschaving is inmiddels nog verder verpauperd, doordat de macht nu volledig in handen is van wat vroeger eenvoudigweg Het Kapitaal heette. Destijds wisten mijn hoofdstedelijke vrienden in de journalistiek niet hoe snel ze zich moesten aanpassen  aan de veranderende tijdgeest. Waren ze in de jaren zeventig nog links en progressief geweest, toen de banken begin jaren tachtig de macht veroverden, transformeerde het journaille met een adembenemende kadaverdiscipline in kleine, pompeuze praatjesmakers die zich in toenemende mate als boodschappers van de rijke elite ontwikkelden. Met hun inmiddels druipend vette koppen vertegenwoordigen zij de opiniemakend gilde van het grootkapitaal. 

Laat ik mijn oude vriend Geer Mak als voorbeeld geven van het gangbare opportunisme in Nederland. Uit jarenlange directe ervaring met hem weet ik dat hij het prototype is van de kleinburgerlijke poldermens. In 2015 stelde hij zichzelf de vraag ‘wat is er toch mis met de elite?,’ waartoe hijzelf behoort. In zijn dankwoord bij de uitreiking van de Gouden Ganzenveer leek de met alle winden meewaaiende opiniemaker op te roepen tot herbezinning, omdat:

Een goede elite erkent dat ze een elite is, en dat ‘noblesse oblige,’ in de breedste zin van het woord.

Dit keer speelde Mak niet de rol van koopman die ervoor pleitte het neoliberale marktdenken van de EU te blijven steunen, maar trad hij op als dominee, door zijn publiek te vertellen:

Een goede elite kenmerkt zich door kwaliteit, zeker, maar ook door empathie en courage. Een goede elite erkent dat ze een elite is, en dat ‘noblesse oblige,’ in de breedste zin van het woord. Een goede elite luistert en kijkt met duizend ogen en oren. Een goede elite ligt dwars. Een goede elite durft het idee los te laten dat politiek alleen maar een vorm is van publiek management, durft luidop te dromen, durft ook onaangename waarheden onder ogen te zien en uit te spreken. Een goede elite durft te verliezen en klappen te krijgen. Een goede elite vecht voor het ambt, als trotse dienaren van de publieke zaak. Een goede elite gedraagt zich niet als burgers, maar als citoyens, elke dag.

Kwaliteit, empathie en courage, ja, dat hebben wij, als elite, in deze tijd nodig. Maar de grootste van deze drie is courage.

http://www.geertmak.nl/nl/nederland/essays-en-lezingen/125/opnieuw-de-deftigheid-in-het-gedrang.html  

Drie jaar eerder al had Mak eveneens publiekelijk getwijfeld over zijn eigen oprechtheid toen hij tegenover een volle zaal grijsharigen zich afvroeg:

Waar blijft, in deze chaos van telkens botsende en elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus? Zijn werk is — en ik volg nu de definitie van de Amerikaans/Hongaarse historicus John Lukacs — in de eerste plaats ‘het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’ Geschiedschrijving kan, zo betoogt hij, nooit ‘objectief’ zijn zoals de exacte wetenschappen — en dat betekent dat geschiedenis geen gespecialiseerde methoden kent en geen eigen specifieke taal. Woorden zijn voor de historicus dan ook meer dan de verpakking van feiten: het gaat minstens zozeer om de formulering, om de associaties die ze opwekken, ja, om het verhaal… Doen we dat genoeg? Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid,’ serieus genoeg.  Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.  http://www.geertmak.nl/nl/biografie/kijken-en-luisteren/229/de-woede-van-mijn-oom-petrus.html  

Kort samengevat hield mijn oude vriend Geert in deze twee toespraken een pleidooi voor ‘courage’ bij ‘het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid,’ mede omdat zeker nu ‘op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft’ voor de overleving van de mensheid. Maar tegelijkertijd wist Geert als domineeszoon hoe zwak het vlees is, hoe het kwaad zich overal kan manifesteren, en hoe in ieder door ambitie gedreven kleinburger, dus ook hijzelf, een Faust huist, waardoor de Duivel al snel met de ziel van de zondaar aan de haal gaat. 

Geert Mak heeft van alles en nog wat, maar intellectuele 'courage' bezit hij absoluut niet. Dat blijkt wanneer hij bijvoorbeeld zonder na te denken beweert dat de ‘kracht van onze westerse samenleving onze democratie [is], onze variatie in ideeën, onze tolerantie, onze openheid tegenover andere culturen.'

https://www.tijd.be/dossier/europareeks/geert-mak-veenbrand-woedt-onder-europa/9587187.html

Waarom houden al deze opiniemakend conformisten niet hun mond? Deze bejaarden hebben de mensheid niets te vertellen. Het ontbreekt hen aan ervaring met het tragische, ze zijn in vrede en welvaart opgegroeid en vertroeteld. Hun hele leven lang stonden ze buiten de geschiedenis, en zelfs nu, nu de geschiedenis weer op de voordeur bonst, willen mijn versleten generatiegenoten wederom gehoord worden. Alleen hebben ze niets te vertellen en weten ze dat ze geen 'courage' bezitten en al helemaal niet ‘streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’ Hun werkzaam leven stond in dienst van de leugen. De waarheid is veel te omvangrijk voor ze. Dat moeten de Makken, en de Buruma's, en de Heijne's overlaten aan de groten op aarde, aan een man als wijlen de joods Hongaarse Nobelprijswinnaar Literatuur (2002), Imre Kertész. Hij is voor mij één van de allergrootste auteurs geweest van na de Tweede Wereldoorlog. Als overlevende van de nazi-vernietigingskampen Auschwitz en Buchenwald schreef hij met een scherpzinnigheid die weinigen hebben geëvenaard, en niemand heeft overtroffen. In 1994 beschreef hij de situatie in het Avondland als volgt:

De vraag is terecht: waarom nemen in onze tijd zelfs vreugdevolle gebeurtenissen een onheilspellende kleur aan, waarom mobiliseren ze meteen de duisterste krachten, en waarom doemen ze in het beste geval als lastige en onoplosbare problemen aan de horizon? [...]

Nu de vruchten van veertig jaar strijd zijn gerijpt en ook het tweede totalitaire rijk is gevallen (de Sovjet Unie svh), domineert een algemeen gevoel van ineenstorting, wrevel en machteloosheid. Alsof een katterige sfeer door Europa waart, alsof het op een grijze ochtend bij het wakker worden gemerkt heeft dat het in plaats van twee mogelijke werelden nog maar één werkelijke wereld over heeft, de triomferende wereld van het economisme, het kapitalisme, het ideaalloze pragmatisme, zonder transcendentie en zonder alternatief, waaruit geen doorgang mogelijk is naar de vervloekte of het beloofde land -- naar keuze... dat geluidloze ineenzakken (dat ook de fluwelen revolutie wordt genoemd) lijkt iets in de mensen kapotgemaakt te hebben, onduidelijk wat: de ethiek van het verzet, die een bepaalde stevigheid gaf in een bestaansvorm, of een soort van hoop, die misschien nooit echte hoop is geweest, maar ongetwijfeld eveneens houvast bood -- in ieder geval heeft het een einde gemaakt aan de relativiteit van de vergelijking. En hier staan we nu als overwinnaars, leeg, moe en ontgoocheld.

In zijn essaybundel De verbannen taal (2005) constateerde hij dat onze tijd:

zich ziek [ligt] te wentelen in haar cel, te worstelen met zichzelf, met de vraag of ze haar eigen bestaan, haar zijnsvorm, haar bewustzijn zal aanvaarden of verwerpen, en terwijl ze daar ligt, gekweld door de pijn, wordt ze afwisselend overvallen door koortsaanvallen van agressie, verlammend schuldbesef, razend verzet en depressieve machteloosheid. Ze heeft geen helder besef van haar bestaan, ze kent haar doel, haar levenstaak niet, ze heeft haar creatieve plezier en haar verheffende rouw verloren, evenals haar vruchtbaarheid -- kortom: ze is ongelukkig.

Ik haal mijn hart op aan de wijsheid van Imre Kertesz, wanneer hij zegt dat:

De mens niet [wordt] geboren om als een afgedankt onderdeel in de geschiedenis te verdwijnen, maar om zijn lot te begrijpen, zijn sterfelijkheid onder ogen te zien en -- nu zult u een tamelijk ouderwetse wending van me horen -- zijn ziel te redden. Het geluk van de mens in hogere zin ligt buiten zijn historisch bestaan -- maar niet in de vermijding van de historische ervaring, integendeel, in het doorleven, in bezit nemen van die ervaring en in de tragische identificatie daarmee. De mens kan uitsluitend door kennis boven de geschiedenis worden verheven, tijdens de demoraliserende aanwezigheid van de totale geschiedenis is kennis de enige waardige toevlucht, het enige wat goed is. Slechts in het licht van die doorleefde wetenschap kunnen we de vraag stellen of alles wat we hebben begaan en ondergaan iets van waarde tot stand kan brengen -- om het preciezer te formuleren: of we onze eigen leven waarde toekennen of het vergeten als amnesiepatienten of misschien van ons afwerpen als zelfmoordenaars.

Tijdens een toespraak in Hamburg in het jaar 1994 merkte hij op:

Eén ding weet ik echter zeker: een beschaving die haar waarden niet duidelijk uitspreekt, of die haar verklaarde waarden laat vallen, gaat de weg op van het verval, van de aftakeling. Dan zullen anderen deze waarden uitspreken, en in de mond van die anderen zullen het geen waarden meer zijn maar evenzovele excuses voor onbeperkte macht en onbeperkte vernietiging. Velen hebben het tegenwoordig over een 'nieuwe barbarij': we moeten niet vergeten dat Rome, toen het door de barbaren werd overspoeld, allang zelf barbaars was geworden.

Tussen dit genadeloze, complexe inzicht en het weke simplisme van kwalificaties als ‘rellenschoppers'  ligt een onoverbrugbare kloof.  Van een geschoold mens moet verwacht worden dat hij allereerst probeert te begrijpen in plaats van te veroordelen, en wanneer hij toch wil veroordelen dan zal hij zich tegen elke vorm van geweld moeten keren, ook die van zijn eigen groep. Alleen daardoor weet de ontwikkelde mens zich te onderscheiden van het crapuul in de politiek en de pers dat er alleen maar op los wil meppen. 

U allen, die zo vrijzinnig en zo humaan zijn, die zo’n overdreven bewondering hebben voor cultuur dat het grenst aan aanstellerij, u doet het voorkomen te zijn vergeten dat u wingewesten bezit en dat daar mensen in uw naam worden uitgeroeid,

zo waarschuwde Jean Paul Sartre in het voorwoord van de Engelse vertaling van Les damnés de la terre (1961) van Frantz Fanon over de verworpenen op aarde, de armen en berooiden, de onderdrukten en verdoemden, de gezichtlozen die al eeuwenlang de ‘collateral damage’ zijn van het westers economisch, politiek en militair geweld. Met andere woorden: verzet je tegen de terreur van de macht!


Rechts mijn vriend en kraker Pietje Veeling op Kroningsdag 1980, toen hij en ontelbare jongeren genoeg hadden van de politieke en economische corruptie.  Pietje overleed een paar dagen geleden. De goden hebben zijn ziel. 

Voor de wijze waarop Veeling een steentje bijdroeg in de strijd tegen het eeuwige onrecht.

Net als Kertész wist Veeling op zijn eigen unieke wijze zeker, namelijk dat 'een beschaving die haar waarden niet duidelijk uitspreekt, of die haar verklaarde waarden laat vallen,  de weg opgaat van het verval, van de aftakeling.' Strijdend ten onder.


Geen opmerkingen: