In verband met het openingsartikel van de Volkskrant van zaterdag, met als zes kolommenbrede kop: 'Gijzelaars in joods centrum gedood', wil ik allereerst een ander feit bij u onder de aandacht brengen, dat op het eerste gezicht niets met de aanslagen in Mumbai te maken heeft, maar bij nader inzien toch een opmerkelijke achtergrond verschaft. Het gaat over de Nederlandse publiciste Carl Friedman. Ik citeer:
'Carl Friedman
Carl (Carolina) Friedman wordt op 29 april 1952 geboren in een joods gezin. Ze groeit op in haar geboorteplaats Eindhoven en in Antwerpen. Het gezinsleven staat sterk in het teken van het oorlogsverleden van haar vader, die in een concentratiekamp heeft gezeten. Na de middelbare school volgt ze een opleiding tot tolk-vertaler. Ze werkt enige tijd als journaliste. Ze woont lange tijd in Breda, waar ze eind jaren '70 een paar jaar werkt bij de redactie van dagblad De Stem. Na de geboorte van haar zoon houdt ze zich echter vooral bezig met vertaalwerk.
De indrukken die ze in 1980 opdoet tijdens een reis langs enkele voormalige concentratiekampen, verwerkt ze in een aantal sonetten, die ze 'sonetten voor een tralievader' noemt; deze zijn gepubliceerd in literaire tijdschriften.
Haar huwelijk loopt uit op een scheiding. Sinds 1993 woont ze met haar zoon in Amsterdam. In datzelfde jaar houdt ze een lezingentournee in Duitsland. In 1994 geeft ze lezingen in Florida. Ze is zeer betrokken bij de Tweede Wereldoorlog, leest er alles over en houdt er al vanaf haar vijftiende een archief over bij.
Doordat een uitgever haar blijft stimuleren om haar ervaringen te boek te stellen, verschijnt in 1991 haar debuutnovelle Tralievader. Het wordt in 1995 verfilmd door Danniel Daniel. De novelle is gebaseerd op de verhalen die haar vader haar vroeger vertelde over zijn verblijf in een concentratiekamp. Het is opgebouwd uit zeer korte hoofdstukjes met elk een eigen titel.
Ook in haar tweede boek is een rol weggelegd voor een vader wiens leven in het teken staat van zijn oorlogservaringen. Hoofdpersoon in Twee koffers vol (1993) is een filosofiestudente die meer inzicht krijgt in haar joodse identiteit wanneer ze als kindermeisje gaat werken bij een orthodox-joodse familie. Onder de titel Left Luggage wordt het boek in 1998 door Jeroen Krabbé verfilmd. Beide boeken worden zowel door critici als door lezers goed ontvangen.
In 1996 verschijnt de verhalenbundel De grauwe minnaar. Het titelverhaal is een soort sprookje, een verhaal dat Friedman erg dierbaar is, zoals ze zegt in een interview met Opzij, omdat ze het heeft opgeschreven na de dood van haar vader toen ze erg depressief was. Het schrijven was een soort van therapie, hoewel de inhoud van het verhaal niets met de dood van haar vader heeft te maken. Zie: http://members.lycos.nl/leeskring/id112.htm
En dit: 'Het belangrijkste thema in haar werk is het jood-zijn of de joodse identiteit, gekoppeld aan antisemitisme en de trauma's van de holocaust. Jarenlang heeft men gedacht dat ze daarmee behoorde tot de tweede generatie slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, die na de oorlog geboren is, maar via de ouders met de oorlogsellende wordt geconfronteerd. Friedman heeft een hekel aan publiciteit rond haar persoon.
Ze schreef tot 2005 wekelijks een column, aanvankelijk in dagblad Trouw en sinds april 2002 in weekblad Vrij Nederland. Een selectie van deze columns is gebundeld in Dostojevski's paraplu (2001) en Wie heeft de meeste joden (2004).' Zie: http://www.boekentaal.info/id112.htm
En dit voor de Britse en Amerikaanse markt: 'The Grey Lover (De grauwe minnaar, 1996)
Carl Friedman hates always being expected to say something about the Jewish experience in interviews.' Zie: http://www.nlpvf.nl/basic/auteur1.php?show=all&aut_vertid=427&Author_ID=86
Hoewel ze in haar columns in Trouw en in Vrij Nederland (onder adjunct Max van Weezel) nooit enige schroom toonde zodra het ging om de onvoorwaardelijke steun aan Israel, en hoewel ze het joodse lijden in haar schrijven breed exploiteerde, bleek ze toch niet graag over haar joodse afkomst te willen praten. De reden waarom werd pas duidelijk toen ineens bekend werd dat ze helemaal niet joods is, maar een volbloed rooms-katholieke vrouw. De auteur Joost Zwagerman schreef in de NRC een stuk over Friedman onder de titel: 'Joodser dan de paus', met onder andere deze beschrijving:
Carl (Carolina) Friedman wordt op 29 april 1952 geboren in een joods gezin. Ze groeit op in haar geboorteplaats Eindhoven en in Antwerpen. Het gezinsleven staat sterk in het teken van het oorlogsverleden van haar vader, die in een concentratiekamp heeft gezeten. Na de middelbare school volgt ze een opleiding tot tolk-vertaler. Ze werkt enige tijd als journaliste. Ze woont lange tijd in Breda, waar ze eind jaren '70 een paar jaar werkt bij de redactie van dagblad De Stem. Na de geboorte van haar zoon houdt ze zich echter vooral bezig met vertaalwerk.
De indrukken die ze in 1980 opdoet tijdens een reis langs enkele voormalige concentratiekampen, verwerkt ze in een aantal sonetten, die ze 'sonetten voor een tralievader' noemt; deze zijn gepubliceerd in literaire tijdschriften.
Haar huwelijk loopt uit op een scheiding. Sinds 1993 woont ze met haar zoon in Amsterdam. In datzelfde jaar houdt ze een lezingentournee in Duitsland. In 1994 geeft ze lezingen in Florida. Ze is zeer betrokken bij de Tweede Wereldoorlog, leest er alles over en houdt er al vanaf haar vijftiende een archief over bij.
Doordat een uitgever haar blijft stimuleren om haar ervaringen te boek te stellen, verschijnt in 1991 haar debuutnovelle Tralievader. Het wordt in 1995 verfilmd door Danniel Daniel. De novelle is gebaseerd op de verhalen die haar vader haar vroeger vertelde over zijn verblijf in een concentratiekamp. Het is opgebouwd uit zeer korte hoofdstukjes met elk een eigen titel.
Ook in haar tweede boek is een rol weggelegd voor een vader wiens leven in het teken staat van zijn oorlogservaringen. Hoofdpersoon in Twee koffers vol (1993) is een filosofiestudente die meer inzicht krijgt in haar joodse identiteit wanneer ze als kindermeisje gaat werken bij een orthodox-joodse familie. Onder de titel Left Luggage wordt het boek in 1998 door Jeroen Krabbé verfilmd. Beide boeken worden zowel door critici als door lezers goed ontvangen.
In 1996 verschijnt de verhalenbundel De grauwe minnaar. Het titelverhaal is een soort sprookje, een verhaal dat Friedman erg dierbaar is, zoals ze zegt in een interview met Opzij, omdat ze het heeft opgeschreven na de dood van haar vader toen ze erg depressief was. Het schrijven was een soort van therapie, hoewel de inhoud van het verhaal niets met de dood van haar vader heeft te maken. Zie: http://members.lycos.nl/leeskring/id112.htm
En dit: 'Het belangrijkste thema in haar werk is het jood-zijn of de joodse identiteit, gekoppeld aan antisemitisme en de trauma's van de holocaust. Jarenlang heeft men gedacht dat ze daarmee behoorde tot de tweede generatie slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, die na de oorlog geboren is, maar via de ouders met de oorlogsellende wordt geconfronteerd. Friedman heeft een hekel aan publiciteit rond haar persoon.
Ze schreef tot 2005 wekelijks een column, aanvankelijk in dagblad Trouw en sinds april 2002 in weekblad Vrij Nederland. Een selectie van deze columns is gebundeld in Dostojevski's paraplu (2001) en Wie heeft de meeste joden (2004).' Zie: http://www.boekentaal.info/id112.htm
En dit voor de Britse en Amerikaanse markt: 'The Grey Lover (De grauwe minnaar, 1996)
Carl Friedman hates always being expected to say something about the Jewish experience in interviews.' Zie: http://www.nlpvf.nl/basic/auteur1.php?show=all&aut_vertid=427&Author_ID=86
Hoewel ze in haar columns in Trouw en in Vrij Nederland (onder adjunct Max van Weezel) nooit enige schroom toonde zodra het ging om de onvoorwaardelijke steun aan Israel, en hoewel ze het joodse lijden in haar schrijven breed exploiteerde, bleek ze toch niet graag over haar joodse afkomst te willen praten. De reden waarom werd pas duidelijk toen ineens bekend werd dat ze helemaal niet joods is, maar een volbloed rooms-katholieke vrouw. De auteur Joost Zwagerman schreef in de NRC een stuk over Friedman onder de titel: 'Joodser dan de paus', met onder andere deze beschrijving:
'De lijder aan pseudologia fantastica is bang niet interessant te worden gevonden en annexeert daarom bloedstollend interessante beproevingen. Slachtofferschap en groot lijden zijn erg aantrekkelijk, vooral als dit lijden manmoedig wordt doorstaan.
Boudewijn Büch verzon een dood kind, Carl Friedman een joodse identiteit. Maar waar Büchs verzinsels uitgebreid worden bediscussieerd, heerst over de geleende identiteit van Friedman een bijna plaatsvervangend beschaamd stilzwijgen. Alleen Pam Emmerik en Jessica Durlacher waagden het erover te schrijven. Emmerik perimtteerde zich in NRC Handelsblad een niet onaardige typering: joodser dan de Paus. Wie Friedmans columns volgde, weet dat de columniste zich inzake joodse kwesties ongemeen fanatiek opstelde. Het was het fanatisme van de bekeerling die nooit de bekering heeft opgebiecht, naar blijkt.
Sinds de publikatie van haar debuut ‘Tralievader’ werd algemeen aangenomen dat Friedman net als haar personages een joodse achtergrond heeft. In binnen- en buitenland is zij altijd omschreven als kind van een slachtoffer van de jodenvervolging. Haar Duitse uitgever introduceerde Friedman als een joodse auteur. In de VS staat een verhaal van Friedman in een bundel van joodse schrijvers die de Holocaust hebben overleefd. Met subsidie van het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds sprak Friedman samen met Holocaust-overlevende G.L.. Durlacher in Amerika op een congres over de jodenvervolging. Net als Durlacher had ook een schrijfster als Marga Minco –net als iedereen- altijd verondersteld dat Friedman uit een joods-getraumatiseerd gezin kwam.
De feiten zijn anders. Carl Friedman heet in werkelijkheid Carolina Klop en komt uit een katholiek gezin uit Brabant. Vader noch moeder waren joods. In de oorlog zat haar vader Egbert Klop in het verzet. Vlak voor de bevrijding werd hij opgepakt en door de Duitsers vastgezet in het kamp Sachsenhausen, geen vernietigingskamp maar een werkkamp waar circa honderdduizend slachtoffers zijn gevallen. Na de oorlog kwam Egbert Klop uit het kamp. Nadat een onderzoeksjournalist in het Algemeen Dagblad haar katholieke herkomst had beschreven, wees Friedman op een joodse grootmoeder. Ook dit bleek onjuist. Een zoon van Klop, Friedmans broer, bevestigde de feiten in het artikel in het Algemeen Dagblad. Deze broer zei uit piëteit met zijn zus altijd te hebben gezwegen.
Piëteit lijkt me inderdaad gepast. Alles wijst er op dat Friedman in de greep is van wat wel heet ‘het verlangen joods te zijn’. Onder die titel verscheen van David J. Wolpe een boekje waarin onder meer gewag wordt gemaakt van het soms pathologische verlangen onder niet-joden naar een joodse identiteit. In algemene termen over pseudologia fantastica heet het dan dat Carolina Klop kennelijk een innerlijke leegte ervoer die moest worden opgevuld met een fictieve identiteit waarmee zij zich sterk identificeerde.
Door de jaren heen wordt het natuurlijk steeds moeilijker om die identiteit vervolgens weer af te leggen. Toch moet er vanaf 1991, het jaar van haar debuut ‘Tralievader’, iets hebben geknaagd telkens wanneer Friedman zichzelf in allerlei publicaties, tot op de flaptekst van vertaalde boeken aan toe, omschreven zag worden als joodse schrijfster en kind van een vader die heeft geleden onder de jodenvervolging. Bijna vijftien jaar lang heeft Friedman de kans gehad om het misverstand over haar achtergrond op te helderen. Ze heeft het niet gedaan.
Vorig jaar schreef Ramsey Nasr op de opinie-pagina van NRC Handelsblad een artikel over de Israëlische bezetting. In dat artikel polemiseerde Nasr onder meer met Friedman. Hij zei dat hij, vanwege haar achtergrond, begrip had voor Friedmans standpunt. Friedman antwoordde ongehoord fel op dat artikel – maar liet ook deze keer die door Nasr veronderstelde joodse achtergrond onweersproken.
Hoe houd je zoiets vijftien jaar vol? En: waaróm wil je zoiets volhouden? Ramsey Nasr noemde Friedman in zijn artikel ‘een verwarde mevrouw’. Die typering was van een accuratessie die Nasr toen nog niet kon beseffen. Zelf is Nasr kind van een Nederlanse moeder en een Palestijnse vader. Maar stel nu dat Nasr eigenlijk Ramses de Groot zou hebben geheten en kind was van een Nederlands-Hervormd echtpaar uit Winschoten, maar dat hij zich stilzwijgend een Palestijnse achtergrond zou hebben laten aanleunen. Ik weet zeker dat columniste Carl Friedman hem onderuit de zak zou hebben gegeven.
‘Het verlangen joods te zijn’ is bij Friedman blijkbaar zó sterk dat een katholiek meisje uit Brabant er een geduchte zelfontkenning voor over heeft. Dat katholieke meisje moet dan niet gek staan te kijken als degenen die wél feitelijk hebben geleden onder de jodenvervolging zo hun gedachten hebben over dat verlangen. Friedman zou misschien een voorbeeld kunnen nemen aan James Frey, die tenminste opening van zaken heeft gegeven zonder de portée en de intrinsieke kwaliteiten van zijn boek te verloochenen – want dat is wel het meest tragisch aan die zelfontkenning: Friedman veronderstelt waarschijnlijk dat haar fictie de geleende identiteit van de auteur nodig heeft.
Voor Carolina Klop steekt een katholiek vermoedelijk een kaarsje op, men bidt de rozenkrans. En als de schrijfster zichzelf heeft hervonden, zou het misschien heilzaam en bevrijdend werken als ze eens de parochie van haar jeugd op zoekt om daar te biecht te gaan. Van tralievader naar Pater noster: de schrijfster zal misschien ooit het spoor terug durven volgen - met twee tabernakels vol.' Zie: http://www.dichteraanhuis.nl/dichterpaginas/2005/zwagermanbl.htm
Boudewijn Büch verzon een dood kind, Carl Friedman een joodse identiteit. Maar waar Büchs verzinsels uitgebreid worden bediscussieerd, heerst over de geleende identiteit van Friedman een bijna plaatsvervangend beschaamd stilzwijgen. Alleen Pam Emmerik en Jessica Durlacher waagden het erover te schrijven. Emmerik perimtteerde zich in NRC Handelsblad een niet onaardige typering: joodser dan de Paus. Wie Friedmans columns volgde, weet dat de columniste zich inzake joodse kwesties ongemeen fanatiek opstelde. Het was het fanatisme van de bekeerling die nooit de bekering heeft opgebiecht, naar blijkt.
Sinds de publikatie van haar debuut ‘Tralievader’ werd algemeen aangenomen dat Friedman net als haar personages een joodse achtergrond heeft. In binnen- en buitenland is zij altijd omschreven als kind van een slachtoffer van de jodenvervolging. Haar Duitse uitgever introduceerde Friedman als een joodse auteur. In de VS staat een verhaal van Friedman in een bundel van joodse schrijvers die de Holocaust hebben overleefd. Met subsidie van het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds sprak Friedman samen met Holocaust-overlevende G.L.. Durlacher in Amerika op een congres over de jodenvervolging. Net als Durlacher had ook een schrijfster als Marga Minco –net als iedereen- altijd verondersteld dat Friedman uit een joods-getraumatiseerd gezin kwam.
De feiten zijn anders. Carl Friedman heet in werkelijkheid Carolina Klop en komt uit een katholiek gezin uit Brabant. Vader noch moeder waren joods. In de oorlog zat haar vader Egbert Klop in het verzet. Vlak voor de bevrijding werd hij opgepakt en door de Duitsers vastgezet in het kamp Sachsenhausen, geen vernietigingskamp maar een werkkamp waar circa honderdduizend slachtoffers zijn gevallen. Na de oorlog kwam Egbert Klop uit het kamp. Nadat een onderzoeksjournalist in het Algemeen Dagblad haar katholieke herkomst had beschreven, wees Friedman op een joodse grootmoeder. Ook dit bleek onjuist. Een zoon van Klop, Friedmans broer, bevestigde de feiten in het artikel in het Algemeen Dagblad. Deze broer zei uit piëteit met zijn zus altijd te hebben gezwegen.
Piëteit lijkt me inderdaad gepast. Alles wijst er op dat Friedman in de greep is van wat wel heet ‘het verlangen joods te zijn’. Onder die titel verscheen van David J. Wolpe een boekje waarin onder meer gewag wordt gemaakt van het soms pathologische verlangen onder niet-joden naar een joodse identiteit. In algemene termen over pseudologia fantastica heet het dan dat Carolina Klop kennelijk een innerlijke leegte ervoer die moest worden opgevuld met een fictieve identiteit waarmee zij zich sterk identificeerde.
Door de jaren heen wordt het natuurlijk steeds moeilijker om die identiteit vervolgens weer af te leggen. Toch moet er vanaf 1991, het jaar van haar debuut ‘Tralievader’, iets hebben geknaagd telkens wanneer Friedman zichzelf in allerlei publicaties, tot op de flaptekst van vertaalde boeken aan toe, omschreven zag worden als joodse schrijfster en kind van een vader die heeft geleden onder de jodenvervolging. Bijna vijftien jaar lang heeft Friedman de kans gehad om het misverstand over haar achtergrond op te helderen. Ze heeft het niet gedaan.
Vorig jaar schreef Ramsey Nasr op de opinie-pagina van NRC Handelsblad een artikel over de Israëlische bezetting. In dat artikel polemiseerde Nasr onder meer met Friedman. Hij zei dat hij, vanwege haar achtergrond, begrip had voor Friedmans standpunt. Friedman antwoordde ongehoord fel op dat artikel – maar liet ook deze keer die door Nasr veronderstelde joodse achtergrond onweersproken.
Hoe houd je zoiets vijftien jaar vol? En: waaróm wil je zoiets volhouden? Ramsey Nasr noemde Friedman in zijn artikel ‘een verwarde mevrouw’. Die typering was van een accuratessie die Nasr toen nog niet kon beseffen. Zelf is Nasr kind van een Nederlanse moeder en een Palestijnse vader. Maar stel nu dat Nasr eigenlijk Ramses de Groot zou hebben geheten en kind was van een Nederlands-Hervormd echtpaar uit Winschoten, maar dat hij zich stilzwijgend een Palestijnse achtergrond zou hebben laten aanleunen. Ik weet zeker dat columniste Carl Friedman hem onderuit de zak zou hebben gegeven.
‘Het verlangen joods te zijn’ is bij Friedman blijkbaar zó sterk dat een katholiek meisje uit Brabant er een geduchte zelfontkenning voor over heeft. Dat katholieke meisje moet dan niet gek staan te kijken als degenen die wél feitelijk hebben geleden onder de jodenvervolging zo hun gedachten hebben over dat verlangen. Friedman zou misschien een voorbeeld kunnen nemen aan James Frey, die tenminste opening van zaken heeft gegeven zonder de portée en de intrinsieke kwaliteiten van zijn boek te verloochenen – want dat is wel het meest tragisch aan die zelfontkenning: Friedman veronderstelt waarschijnlijk dat haar fictie de geleende identiteit van de auteur nodig heeft.
Voor Carolina Klop steekt een katholiek vermoedelijk een kaarsje op, men bidt de rozenkrans. En als de schrijfster zichzelf heeft hervonden, zou het misschien heilzaam en bevrijdend werken als ze eens de parochie van haar jeugd op zoekt om daar te biecht te gaan. Van tralievader naar Pater noster: de schrijfster zal misschien ooit het spoor terug durven volgen - met twee tabernakels vol.' Zie: http://www.dichteraanhuis.nl/dichterpaginas/2005/zwagermanbl.htm
En bijna als vanzelf kom ik bij de Volkskrant van de opiniemaker Paul Brill, wiens 'joodse vader' volgens hem 'geheel heeft gecapituleerd voor de bekeringsijver van' zijn 'katholieke moeder', met als gevolg dat Paul zichzelf omschreef als 'minder dan een halfjood,' wat in wezen onjuist is, omdat hij volgens eigen zeggen uit een 100 procent rooms-katholiek gezin komt, door 'de bekeringsijver' van zijn fanatiek 'katholieke moeder', tenzij zijn vader niet echt 'heeft gecapituleerd'. Maar dat weten we niet. Het zou theoretisch gesproken kunnen. Het zou kunnnen dat zijn vader achter de rug van de moeder tegen zijn zoon heeft verklapt dat hij niet echt 'gecapituleerd' heeft, maar net doet alsof, omdat hij na de Holocaust geen energie meer had om 'joods' te blijven. Het kan. Waarom zou Paul anders van 'gecapituleerd' spreken? Kennelijk denkt hij dat het geen gewone bekering was vanuit overtuiging, maar dat zijn vader gedwongen werd, en voor de lieve vrede misschien maar deed alsof. Het is allemaal mogelijk, we weten het niet.
Hoe dan ook, Paul Brill heeft zich net als Carl Friedman ontpopt als een fervente pro-Israel lobbyist, en dat lijkt, net als bij Friedman, voort te komen uit ‘het verlangen joods te zijn’. Zwagerman schrijft daarover: 'Onder die titel verscheen van David J. Wolpe een boekje waarin onder meer gewag wordt gemaakt van het soms pathologische verlangen onder niet-joden naar een joodse identiteit.' Het is niet al te ver gezocht om te vermoeden dat Paul Brill zich op die manier alsnog probeert te identificeren met zijn zwakke vader, die onder druk van de katholieke moeder zijn 'joodse' afkomst opgaf, tot verdriet van de zoon die zich jaren later nog publiekelijk afvroeg: 'wat is je afkomst wanneer je joodse vader geheel heeft gecapituleerd voor de bekeringsijver van je katholieke moeder? Nebbisj. Of nog erger: minder dan een halfjood, zoals me eens smalend werd toegevoegd door iemand die zich op latere leeftijd had laten besnijden.'
Volgens mij is dit de meest plausibele verklaring voor het feit dat opiniemaker Brill zich bij zijn krant gedraagt als een pro-Israel lobbyist. Zijn grote invloed op deze voormalige katholieke krant blijkt uit de berichtgeving over niet alleen het Midden-Oosten. Zodra een joodse medemens waar dan ook ter wereld het slachtoffer van iets of iemand is geworden of dreigt te worden, wordt dit door de Volkskrant ogenblikkelijk als de meest relevante informatie gebracht. Ook al zijn er honderden niet-joodse doden, dan nog zal de dood van in dit geval 5 joden de invalshoek zijn en daarmee de kop: 'Gijzelaars in joods centrum gedood.' En daar hou ik nu zo langzamerhand een 'nare smaak' aan over, om in de terminologie van Brill te blijven. Niet alleen omdat ik als onafhankelijk journalist en als humanitair mens elke dode even belangrijk vindt, joods of niet joods, maar ook omdat ik de motieven van de Volkskrant niet vertrouw. Waarom verdeelt de Volkskrant-redactie de wereld in joden en niet joden? Daarover later meer.
4 opmerkingen:
De pathologie is mooi beschreven. Voor ik de Islam ontdekte heb ik ook even gedacht dat het jodendom de oorsprong was van alle cultuur en geestesleven... Het zal te maken hebben met ons collectieve schuld trauma, waardoor we ons identificeren met de slachtoffers van onze cultuur.
Maar misschien is de Islam ook iets voor Paul Brill en Carl Friedmann? Minstens evenveel cultuur en geestesleven, en een beduidend internationalere orientatie. :-)
Friedman heeft haar zoon Aron genoemd. Het is dus echt heel ernstig.
Haar pathologie doet me ook denken aan het Von Munchausen by proxy-syndroom, omdat er een fictief slachtofferschap bij komt kijken. Dat is een aandachtsziekte. Een bekend voorbeeld van deze ziekte is dat een moeder haar kind ziek maakt en houdt (met bijv. het toedienen van vergif) om zodoende aandacht te krijgen van artsen.
Mevrouw Klop is een geval voor Norman Finkelstein, die spaart dergelijke gevallen:-)
Het is ook zo zinloos! :-P Wie dat wil, kan zich gewoon tot het jodendom bekeren en daarmee joods worden. Mevrouw Klop heeft dat er blijkbaar niet voor over gehad. Dan moet je ook niet klagen, vinnik. Daarbij is het voor vrouwen ook pijnlozer om joods te worden aangezien vrouwen niet worden besneden. :-)
Misschien dat rabbijnen die worden benaderd door mevr. Klop ook niet zo'n zin hebben in het bekeringsproces als ze in de gaten krijgen dat ze al die jaren met haar "joods"zijn heeft gezwaaid in haar stukjes in de kranten en tijdschriften.
Er zijn genoeg mensen die uit fascinatie met het jodendom, net zoals dat bij het christendom, het boeddhisme, de islam, enz. gebeurt, zich tot het jodendom bekeren. Als deze mensen oprecht zijn gaat het ze om de spirituele en morele e.a. kwaliteiten van het jodendom, niet om een etniciteit en al helemaal niet om een land in het Midden-Oosten of het zionisme.
Zoals iemand eens zei, als je dan toch "joods" wilt worden kun je beter leren kippesoep te maken dan de 613 geboden uit je hoofd leren.
De naam Aron aan je kind geven vind ik dan weer niet pathologisch genoeg, Sonja. Ik ben wel benieuwd of zoonlief als achtdagige is besneden en of hij bar mitswa gaat doen en op de Maimonides wordt gezet. :-)
Een reactie posten