zaterdag 14 december 2013

De Mainstream Pers 100



Take up the White Man's burden--
Send forth the best ye breed--
Go bind your sons to exile
To serve your captives' need;
To wait in heavy harness,
On fluttered folk and wild--
Your new-caught, sullen peoples,
Half-devil and half-child.

Take up the White Man's burden--
In patience to abide,
To veil the threat of terror
And check the show of pride;
By open speech and simple,
An hundred times made plain
To seek another's profit,
And work another's gain.

Take up the White Man's burden--
The savage wars of peace--
Fill full the mouth of Famine
And bid the sickness cease;
And when your goal is nearest
The end for others sought,
Watch sloth and heathen Folly
Bring all your hopes to nought.

Take up the White Man's burden--
No tawdry rule of kings,
But toil of serf and sweeper--
The tale of common things.
The ports ye shall not enter,
The roads ye shall not tread,
Go mark them with your living,
And mark them with your dead.

Take up the White Man's burden--
And reap his old reward:
The blame of those ye better,
The hate of those ye guard--
The cry of hosts ye humour
(Ah, slowly!) toward the light:--
"Why brought he us from bondage,
Our loved Egyptian night?"

Take up the White Man's burden--
Ye dare not stoop to less--
Nor call too loud on Freedom
To cloke your weariness;
By all ye cry or whisper,
By all ye leave or do,
The silent, sullen peoples
Shall weigh your gods and you.

Take up the White Man's burden--
Have done with childish days--
The lightly proferred laurel,
The easy, ungrudged praise.
Comes now, to search your manhood
Through all the thankless years
Cold, edged with dear-bought wisdom,
The judgment of your peers!
 Rudyard Kipling. The White Man’s Burden. 1899

Dit beroemde gedicht werd door de Britse dichter Kipling geschreven ter ere van de Amerikanen, toen die een genocidale oorlog met Filippijnse vrijheidsstrijders uitvochten. De Indiase socioloog Ashis Nandy schreef in een meesterwerkje getiteld The Intimate Enemy. Loss and Recovery of Self under Colonialism (1983) in een essay over de in Bombay geboren Rudyard Kipling hoe deze Britse dichter en pleitbezorger van het gewelddadige kolonialisme als lichamelijk zwakke jongeman had geleden onder de keiharde Britse kostschoolmentaliteit. En hij stelt dan het volgende dat:

his oppressive English years inevitably gave Kipling the message that England was a part of his true self, that he would have to disown his Indianness and learn not to identify with the victims, and that the victimhood he had known in England could be avoided, perhaps even glorified, through identification with the agressors, especially through loyalty to the agressors' values 

What were the links between the two Kiplings: between the hero loyal to Western civilization and the Indianized Westerner who hated the West within him, between the hero who interfaced cultures and the anti-hero who despised cultural hybrids and bemoaned the unclear sense of self in him? It was blind violence and a hunger for revenge.

Nandy benadrukt dat

Kipling correctly sensed that the glorification of the victor’s violence was the basis of the the doctrine of social evolution and ultimately colonialism, that one could not give up the violence without giving up the concept of colonialism as an instrument of progress,

of zoals het vandaag de dag heet: globalisering, onder het mom het verspreiden van ‘democratie’ en ‘mensenrechten,’ terwijl in werkelijkheid de Abu Ghraib's gewoon doorgaan, omdat in dit geval de olie zo voordelig mogelijk moet blijven stromen. Deze paradox is onbespreekbaar in de commerciële massamedia, vandaar dat opiniemaker Henk Hofland voor een gewelddadig ingrijpen in bijvoorbeeld Syrië is. Hoe de geest van de onderdrukker werkt, kan daarbij geen onderwerp van gesprek zijn. Hetzelfde geldt, opmerkelijk genoeg, ook voor de geest van de onderdrukte. In The Psychology of Colonialism schrijft Ashis Nandy over de onderdrukte:

More dangerous and permanent are the inner rewards and punishments, the secondary psychological gains and losses from suffering and submission under colonialism. They are almost always unconscious and almost always ignored. Particularly strong is the inner resistance to recognizing the ultimate violence which colonialism does to its victims, namely that it creates a culture in which the ruled are constantly tempted to fight their rulers within the psychological limits set by the latter…

Crucial to this cultural co-optation was the process psycho-analysis calls identification with the agressor… Many Indians in turn saw their salvation in becoming more like the British, in friendship or in enmity.

Hetzelfde psychologisch mechanisme gaat op voor de westerse onderklasse. Net als de gekoloniseerde telt zij niet mee in de hiërarchische structuur van de kapitalistische maatschappij. Dat weet ze ook. Op 1001 manieren wordt het haar duidelijk gemaakt, in zowel woord als gebaar. Dat is de oorzaak van de haat en de 'Fuck You' mentaliteit. Als journalist van STAD/Radio Amsterdam heb ik jarenlang met mensen uit, wat toen nog arbeidersbuurten heette, gesproken en kan me daarom tamelijk moeiteloos verplaatsen in hun belevingswereld. Ik weet dat ze de waarden van de middenklasse en de rijken hebben geïnternaliseerd. Hoe zou het ook anders kunnen gezien ‘het dagelijkse reclamebombardement,’ zoals Hofland zelf het betitelt, om vervolgens de burgers uit de onderklasse uit te maken voor verslaafden met een ‘vernauwd blikveld,’ junkies van de consumptie ‘ideologie’ die ‘spontaan is ontkiemd.’ Dat wil zeggen: ‘spontaan’ na het ‘niet-aflatende bombardement van propaganda, zonder dat het publiek zich ervan bewust was’ en dat ‘tot een indoctrinatie [is] geworden,’ hetgeen een nieuwe betekenis aan het begrip ‘spontaan’ geeft. De mens onderaan de maatschappelijke ladder is zijn waardigheid ontnomen en wordt net als in Derde Wereld met minachting en hoon overladen en zijn zelfrespect wordt geschonden. De verdeling van de wereld in ‘winners’ en ‘losers’ is misschien wel de grootste misdaad die een mens De Ander en tevens zichzelf kan aandoen. De Franse psycho-analyticus Dominique-Octave Mannoni schreef in Prospero and Caliban: The Psychology of Colonization (1991):

The problem of colonization did not only concern the overseas countries. The process of decolonization – which is in any case far from complete in those countries – is also under way at home, in our schools, in female demands for equality, in the education of small children and in many other fields… If certain cultures prove capable of destroying others… the destructive forces brought forth by these cultures also act internally.

Het meest gewelddadige land ter wereld, de VS, is daarvan een illustratie. Opmerkelijk is dat ook in Israel het geweld dat tegen de Palestijnse bevolking is gericht, nu ook naar binnen slaat, naar de eigen Joodse bevolking. Voor die psychologische wetmatigheid waarschuwde al in de negentiende eeuw het Indiaanse opperhoofd Seattle door de blanke kolonisten erop te wijzen dat:

All things are connected. Whatever befalls the earth befalls the children of the earth... All things are connected like the blood that unites us all. Man did not weave the web of life, he is merely a strand in it. Whatever he does to the web, he does to himself…

Every part of this soil is sacred in the estimation of my people. Every hillside, every valley, every plain and grove, has been hallowed by some sad or happy event in days long vanished. Even the rocks, which seem to be dumb and dead as they swelter in the sun along the silent shore, thrill with memories of stirring events connected with the lives of my people. And the very dust upon which you now stand responds more lovingly to their footsteps than to yours, because it is rich with the blood of our ancestors and our bare feet are conscious of the sympathetic touch…

And when the last red man shall have perished, and the memory of my tribe shall have become a myth among the white men, these shores will swarm with the invisible dead of my tribe. And when your children’s children think themselves alone in the field, the store, the shop, upon the highway, or in the silence of the pathless woods, they will not be alone. In all the earth there is no place dedicated to solitude. At night, when the streets of your cities and villages are silent, and you think them deserted, they will throng with the returning hosts that once filled them and still love this beautiful land. The white man will never be alone. Let him be just and deal kindly with my people. For the dead are not powerless. Dead, did I say? There is no death. Only a change of worlds.


Naast de materialistische wereld van de mainstream opiniemakers bestaat er een voor hen onzichtbare wereld van geesten, herinneringen, mythen, rituelen, shamanen, in de woorden van Lucebert: alles dat van waarde is en daarom weerloos, ‘weerloos’ tegenover manipulatie en overheersing, maar nooit zal verdwijnen, en lang nadat de mens als soort van de aarde is verdwenen nog steeds aanwezig zal zijn, in myriade vormen en even zovele manieren. De westerse mainstream cultuur ontkent hun bestaan, omdat ‘the destructive forces brought forth by these cultures also act internally.’ Zij kan niet anders dan het bestaansrecht van Het Andere of De Ander ontkennen, want de acceptatie ervan ontneemt haar het recht het weerloze Andere of de weerloze Ander te misbruiken. Alleen de ontkenning van De Ander rechtvaardigt de uitbuiting en de vernietiging. Beide moeten onzichtbaar blijven. Er zijn ontelbare waarheden die niet tot gelding kunnen komen door de neoliberale werkelijkheid, waarheden van een hogere orde dan het gecultiveerde egoïsme van het kapitalisme, fatsoenlijker, rationeler, eerlijker etc. Juist daarom moet de mainstream opiniemaker elke dag weer het systeem van uitbuiting en vernietiging rechtvaardigen, terwijl de reclame de begeerte moet blijven aanwakkeren. 

Zodra de westerse ‘elite’ daadwerkelijk begint te twijfelen aan de eigen superioriteit betekent dit het einde van haar expansionistische ‘beschaving.’ Het superioriteitsgevoel is namelijk niet meer dan een ‘gevoel.’ Als dat ‘gevoel’ verdwijnt, is het afgelopen met de blanke superioriteit en zal het Westen zich na vijf eeuwen kolonialisme moeten aanpassen. De blanke ‘elite’ ziet zichzelf dus weggedrongen om in haar eigen superioriteit te blijven geloven wil ze aan de macht blijven. Daarom verandert er niets in haar houding, tot de werkelijkheid niet meer genegeerd kan worden, en ze door ‘de explosie’ wordt ‘verrast.’ Voor dat moment zijn de ‘elite’ en haar woordvoerders doodsbang. De macht vreest niets zo erg als haar eigen ondergang. Die macht is nu juist haar reden van bestaan, haar identiteit. Zonder die macht wordt ook zij onzichtbaar, net zo onzichtbaar als die miljarden anderen, die niet meetellen. Democratie is voor haar slechts een woord die haar macht legitimeert ten koste van andere machten. Zolang ze er gebruik van kan maken, zal ze ‘democratisch’ zijn, zo niet dan zal ze de 'democratie' uithollen. Ze zal zeggen dat de democratische regels massaal moeten worden geschonden om de democratie te kunnen redden. Daarom moet ze vriend en vijand, in strijd met de geest en de letter van de democratische rechtstaat, massaal afluisteren. In Massa & Macht schreef Nobelprijswinnaar Elias Canetti daarover:

Het bedrog is volkomen. Het is het bedrog van alle leiders. Zij doen het zo voorkomen alsof zij hun mensen in de dood voorgaan. In werkelijkheid echter sturen ze hen vooruit de dood in, om zelf langer in leven te blijven. De list is altijd dezelfde. De leider wil overleven; daaruit put hij zijn kracht. Als hij vijanden heeft om te overleven is het goed; zo niet, dan heeft hij eigen mensen. In elk geval gebruikt hij beiden, afwisselend of tegelijkertijd. De vijanden gebruikt hij openlijk, daar zijn ze immers vijanden voor. Zijn eigen mensen kan hij slechts verkapt gebruiken.


De macht is gebaseerd op onverzadigbare geldingsdrang, het is haar enige overlevingsstrategie. Om aan de macht te blijven moet ze de mensheid gemobiliseerd houden door leuzen, angsten, hoop, het beloven van een glorieuze toekomst, begeerte. Zo niet dan dreigt de ‘chaos van nu,’ zoals Hofland de situatie omschrijft. Maar die ‘chaos van nu’ is nog steeds de georganiseerde chaos waarbij de ‘elite’ de rijkdom en macht in handen heeft en de rest gehoorzaamt aan de neoliberale wetten of domweg afgeschreven wordt. Wat gebeurt er als de gevreesde ‘chaos’ uitbreekt? Dan houdt de bestaande ‘orde,’ te weten de wanorde van het neoliberale kapitalisme, op te bestaan en zal er een enorme energie vrijkomen die vernietigend is en tegelijkertijd bevrijdend. De westerse economische en politieke ‘elite’ die tot de tanden toe bewapend is en over legers beschikt en de politie, zal terugvechten. Er zullen ‘schuldigen’ aangewezen worden, dat proces is nu al begonnen. De Ander zal worden gestigmatiseerd als zijnde de vijand. Ze zijn al herkend: de allochtonen en/of de overtollige onderklasse, die nog Dikker & Platter zal worden.

We moeten daarbij één ding absoluut niet vergeten, Auschwitz en Hiroshima zijn westerse fenomenen. Het ondenkbare bleek voor de westerse macht denkbaar. In Discourse on Colonialism waarschuwde Aimé Césaire dat de bloedbaden in het verleden

prove that colonization, I repeat, dehumanizes even the most civilized man; that colonial activity, colonial enterprise, colonial conquest, which is based on contempt for the native and justified by that contempt, inevitably tends to change him who undertakes it; that the colonizer, who in order to ease his conscience gets into the habit of seeing the other man as an animal, accustoms himself to treating him like an animal, and tends objectively to transform himself into an animal.

Een gezonde Hollandse knaap met zijn laars op de oorlogsbuit. Het christelijke beschavingswerk verliep vlot. En de predikanten vochten weer op een ander front.

Het is hier niet van belang dat het ouderwetse kolonialisme geëvolueerd is in het moderne imperialisme, want het psychologisch mechanisme blijft hetzelfde, zoals we konden zien in de wijze waarop de NRC en De Groene Amsterdammer ‘de topdiplomaat’ Peter van Walsum afschilderden als ‘het beste wat Nederland te bieden heeft.’  Een ander willekeurig voorbeeld is het feit dat het ‘linkse’ bestuur van het Amsterdamse stadsdeel Nieuw-West weigert aan het straatnaambord van premier Hendrik Colijn toe te voegen dat hij vrouwen en kinderen liet vermoorden. Als adjudant van generaal Van Heutsz pleegde hij rond 1900 in 'Ons Indiëoorlogsmisdaden. Daarover schreef de ARP-politicus Colijn aan zijn vrouw: 

Ik heb er een vrouw gezien die, met een kind van ongeveer 1/2 jaar op den linkerarm, en een lange lans in de rechterhand op ons aanstormde. Een kogel van ons doodde moeder en kind. We mochten toen geen genade meer geven. Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen, die genade vroegen, op een hoop moeten zetten, en zoo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar 't kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten. 't Was een verschrikkelijk werk,

maar het werd wel 'met genot' uitgevoerd namens de vertegenwoordigers van de christelijke beschaving die ‘geen genade’ meer ‘mochten’ geven van de latere minister-president van het christelijke Nederland. Een saillant gegeven is dat in hetzelfde gebied van  de islamitische vrijheidsstrijders de vader van Geert Mak twee decennia na Van Heutz bloedbaden als gereformeerde ‘zendingspredikant’ zieltjes moest winnen. De koloniale strijd werd altijd al op meerdere fronten gestreden. Pas als de inheemse bevolking zich weigerde aan te passen aan de eisen van de blanke macht werd Van Heutsz, de ‘slachter van Atjeh,’ of andere oorlogsmisdadigers als Colijn, op hen losgelaten om zo nodig de ‘weerspannige’ burgerbevolking af te slachten, inclusief vrouwen, kinderen, en bejaarden. In dit verband is het interessant de recensie te lezen van Mak’s boek De eeuw van mijn vader, die in het Reformatorisch Dagblad van 29 september 1999 werd gepubliceerd en geschreven is door dr. ir. J. van der Graaf, iemand die uit hetzelfde protestants christelijk milieu komt. Hij schreef:

Indië krijgt breed aandacht, omdat vader Mak zendingspredikant was in Medan en het gezin daar werd gedrieeëndeeld: twee kinderen in een pleeggezin in Zeist, vader bij de beruchte Birmaspoorlijn (200.000 doden), de rest van het gezin in een jappenkamp. In Birma overigens sneerde medegevangene Wim Kan, de cabaretier die later als seculiere 'dominee' het Nederlandse volk over de oudejaarsdrempel moest helpen, over ‘een vervelende koekenbakker die de bijbel als een soort dagblad beschouwt, vol van gemengd nieuws, toepasselijk op elke gebeurtenis.’
Na de bevrijding ging de gereformeerde zendingsdominee 'om' inzake zijn visie op de onafhankelijkheid van Indië.

Atjeh en de inheemse collaborateurs van elders die het Nederlandse Leger steunden.

Tot op het laatst heeft Mak senior gelooft in de uitbuiting en onderdrukking van de inheemse bevolking door het kapitalistische kolonialisme. Ook hij als geschoolde blanke moet begrepen hebben dat 'one could not give up the violence without giving up the concept of colonialism as an instrument of progress.' Voor iemand die een historisch verslag wil geven van het tijdperk van zijn vader is dit gefundenes Fressen om de spanning tussen woord en daad te illustreren, in een eeuw die misschien wel de meest gewelddadige is geweest in de geschiedenis der mensheid. Wat is nu het belangrijkste beeld dat Geert Mak zijn lezers geeft over die spanning, die hypocrisie, zo men wil, van de christelijke Mak senior en van het hele Nederlandse koloniale project in Nederlands-Indië? Hoewel Indië breed aandacht [krijgt],’ is dat kennelijk vooral om het gezin Mak als slachtoffer te portretteren. De rest was niet opvallend genoeg voor lezer/recensent dr.ir. J. van der Graaf om te vermelden. Maar staat er dan geen woord over Hendrik Colijn? Jawel, namelijk de volgende anekdote:

toen Hendrik Colijn, bij de ARP-aanhang nog meer geliefd dan Kuyper, in 1930 een eredoctoraat kreeg aan de VU, schonk hij zijn promotor –hij was zelf miljonair– twaalf flessen oude cognac.

Dit mag dan wel een alleraardigste anekdote zijn om aan te geven wat het christendom van Hendrik Colijn in de praktijk betekende, maar een veel significanter feit, de bekentenis van Colijn aan zijn vrouw, die Mak wel vermeldt, werkt hij verder niet uit. Waarom niet? Omdat dit de geschiedschrijving à la Geert Mak is, het schampt langs de werkelijkheid, moet gezellig blijven voor de mainstream, de echte geschiedenis verkoopt niet, er moet licht aan het einde van de tunnel zijn, het grote publiek wil een happy end, of te wel ‘hoop,’ want ik kan niet zonder hoop, Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch zo,’ zo schreef hij mij begin 2012. Dus verkoopt de bestseller-auteur een goed in de markt liggende leugen. Het is de geschiedenis van en voor de kleinburger, die zijn hele bestaan lang schippert, een typisch Nederlandse ‘grondtrek,’ zoals Johan Huizinga schreef, een ‘grondtrek’ die ‘onheroisch is.’ De grote historicus voegde er onmiddellijk aan toe:

Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt.

Dat werd nog eens geïllustreerd tijdens een uitzending van een programma dat Leeuwarden Toen heet, en waarin op 15 april 2011 Geert Mak optrad. Mak vertelde dat zijn vader voor de Tweede Wereldoorlog gereformeerd predikant was geweest in voormalig Ons-Indie. Het verhaal was allemaal niet opzienbarend, maar wel tekenend voor het milieu waar Geert Mak uit voortkomt. Tegen het einde van de uitzending liet hij ‘het etensbakje van mijn vader in Indië,’ zien waarin ‘hij elke dag een plemp eten [kreeg],’ terwijl de predikant ‘in het Jappenkamp,’ zat. Na de oorlog kwam in huize Mak ‘de ficus van mijn moeder erin te staan. Dat zegt iets over de vrede, dat zegt iets over het vergeten, wat misschien ook maar goed is, en het is toch goed om dit niet helemaal te vergeten.’


Ons-Indie was een paradijs voor de kaaskoppen, tot de geschiedenis het geluk kwam verstoren. 

Het ‘etensbakje’ zal tot in alle eeuwigheid in het Historisch Centrum Leeuwarden ten toon gesteld liggenals symbool van The White Man’s Burden, het lijden van de blanke man die de ‘primitieve’ volkeren wilde verheffen door hen de richtlijnen van de blanke God bij te brengen, en vervolgens ‘in het Jappenkamp’ terechtkwam, waarbij ‘het toch goed [is] om dit niet helemaal te vergeten.’ Mak heeft gelijk, maar waarom wordt de keerzijde van die boodschap door hem bewust ‘helemaal… vergeten’ in zijn mainstream Makkiaanse geschiedschrijving? Was Mak senior alleen maar een ‘slachtoffer’ van de geschiedenis? Ik denk het niet, net zo min als een automobilist die met een snelheid van 200 kilometer uit de bocht vliegt alleen een ‘slachtoffer’ is. Mak senior en zijn blanke christelijke cultuur zijn mede-verantwoordelijk geweest voor de loop van de geschiedenis en voor een terreur-bewind op Sumatra, waar hij gestationeerd werd. Hij was alleen vanuit zijn standpunt gezien op een verkeerd moment op een verkeerde plaats, maar dat gebeurt nu eenmaal als men land aan de andere kant van de wereld bezet houdt. En het is goed om dit helemaal niet te vergeten! Als dat nu de boodschap zou zijn geweest dan had ‘het etensbakje’ van Mak senior betekenis gekregen, nu is het slechts een relikwie van een predikant die tot slachtoffer wordt verheven, en op die manier zijn historische verantwoordelijkheid ontloopt, dankzij de bestseller van zijn leugenachtige zoon. Maandag meer.


Take up the White Man's burden--
Send forth the best ye breed--
Go bind your sons to exile
To serve your captives' need;
To wait in heavy harness,
On fluttered folk and wild--
Your new-caught, sullen peoples,
Half-devil and half-child.


1 opmerking:

wUm zei

'Jongens als jij stuurden we vroeger naar Indië,' zei mij in 1970 een rijkspsycholoog, toen ik zei dat ik toch maar niet bij de BVD wilde werken. Eerst wou ik dat wel omdat de nazi's in Duitsland weer de kop opstaken, maar intussen had ik gemerkt dat daar niet echt de prioriteit van de BVD lag. Pfoe, wat ben ik goed weggekomen! Op twee manieren.