In De eeuw van mijn vader schreef Geert Mak:
Oosterlingen waren, je komt het in alle beschrijvingen tegen, ‘lethargisch’, ‘futloos’, ‘arm aan ideeën’, ‘leugenaars’ en ‘intriganten’. Mijn moeder was bijvoorbeeld als de dood dat Cas (een van haar zonen. svh) zou uitgroeien tot een ‘sloome Indische jongen.’ In brieven had ze het over de ‘reserve die je nu eenmaal tegenover iedere Indo hebt, zoiets van een stormsein: ‘Wees op uw hoede.’ […]
In Nederland uitte dit gevoel zich onder andere in allerlei verhalen over de ‘duistere hartstochten van de oosterling,’ de Batak was altijd een ‘bekeerde heiden’ en de Atjeeër raakte nooit het beeld kwijt van de man met de klewang tussen de tanden. In alle opzichten vormden de Indiërs het tegendeel van de ‘openheid, directheid en waardigheid’ van het blanke ras… Als persoon bestonden de Indiërs nauwelijks voor de blanken.
Het racisme tegenover gekoloniseerde mens werd door de gereformeerde godsdienst van dominee Catrinus Mak gesanctioneerd. Die houding was in de blanke christelijke wereld normaal. Ook ‘onze kleine bruine broeders,’ zoals de Amerikaanse president William Howard Taft eerder al de Zuidoost Aziaten noemde, waren weliswaar geschapen naar Gods evenbeeld, maar hadden duidelijk een andere huidskleur en moesten daarom tenminste ‘vijftig tot honderd jaar’ onder de directe supervisie van de blanke elite blijven staan ‘om ook maar iets te kunnen ontwikkelen dat lijkt op de Angelsaksische politieke principes en vaardigheden.’ De zoons en dochters van kooplieden en boeren uit Nederland, die in Ons-Indië een levensstandaard hadden die ze thuis in de polder nooit zouden kunnen bereiken, deelden die racistische opvattingen. De inheemsen die zich hiertegen verzetten moesten daarvoor een hoge prijs betalen. Geert Mak:
In juni 1936 vond in huize Mak een kleine revolutiepoging plaats. De huisbediende kreeg van mijn moeder een standje en na vijf jaar trouwe dienst waagde de man het om daar krachtig tegen in te gaan. ‘Nu is dat ongeveer het ergst wat ze kunnen doen, zoodat ik hem toen in goed Hollandsch vertelde dat ik z’n gezicht niet meer zien wou,’ schreef ze de volgende dag. Ze wilde overigens toch al van hem af: ‘Die goeie man was allang een beetje vervelend en brutaal, en slordig en weet ik wat nog meer, zoodat hij op de nominatie stond om eruit te gaan.’
De grofheid, minachting en onverschilligheid van de domineesvrouw keert op een verhulde manier terug bij haar zoon Geert wanneer hij in zijn boek Reizen zonder John met grote stelligheid beweert dat na 1945 de VS ‘decennialang als ordebewaker en politieagent,’ op aarde 'fungeerde,' zonder ook maar met één woord te verwijzen naar de vele miljoenen gekleurde wereldbewoners die zwaar hebben geleden onder de Amerikaanse terreur. Kennelijk kan alleen de blanke slachtoffer zijn, de gekleurde slachtoffer is niet meer dan 'collateral damage,' die geen aandacht verdient, hij is hooguit een voetnoot in de geschiedenis. Net als voorheen 'de Indiërs,' voor zijn ouders niet 'bestonden,' bestaan tegenwoordig voor Geert Mak de Zuidoost-Aziatische, Afrikaanse, en Latijns-Amerikaanse slachtoffers niet. 'Zo zijn miljoenen mensen in Mak's beschrijving onzichtbaar gemaakt, net zo onzichtbaar als de inheemse bevolking voor zijn ouders was. Deze houding komt voort uit dezelfde botte onverschilligheid die spreekt uit de opmerking van Mak's moeder toen zij samen met de andere blanken in Nederlands-Indië door de Japanse bezetter in een voormalige 'quarantainestation van de Deli-Spoorwegmaatschappij' werd opgesloten:
lange barakken vol wandluizen met dikke tralies in de ramen en zware muren met glasscherven daarbovenop. 'O,' zei mijn moeder toen ze uit de trein stapte, 'dit zijn koelieloodsen.' […] 'Die koelieloodsen hoorden bij koelies, en niet bij ons, dat was de houding,' vertelde Tineke (Mak's zuster svh) over die periode. 'Dit hele leven hoorde niet bij ons. Dit was allemaal maar voor even, en over een paar maanden was alles weer normaal.'
Even 'normaal' als het niet vermelden dat naderhand miljoenen Aziaten elders slachtoffer waren geworden van de Amerikaanse 'orde,' zoals haar broer Geert veel later voor zijn mainstream publiek het gewelddadige Amerikaanse optreden in Vietnam en zijn buurlanden kwalificeerde. Het feit dat zijn Nederlandse lezers dit kritiekloos accepteerden, geeft aan hoe diep het racisme hier verankerd zit. In 1995 schreef de voormalige Amerikaanse minister van Defensie Robert McNamara dat als gevolg van het Vietnam-beleid van ‘de regeringen Kennedy, Johnson en Nixon… verschrikkelijk leed’ was toegebracht aan miljoenen mensen, omdat
wij de macht onderschatten van het nationalisme teneinde een volk te motiveren… om te vechten en te sterven voor hun overtuigingen en waarden- en we blijven dat vandaag de dag nog steeds doen in vele delen van de wereld,
terwijl ‘wij niet het door God gegeven recht hebben om elke natie naar ons eigen beeld te scheppen.’ Uit het register van Reizen zonder John blijkt dat Mak ook Tim Weiner’s boek Legacy of Ashes. The History of the CIA niet heeft gelezen, dat in 2008 onder de titel Een Spoor van Vernieling nota bene in een Nederlandse vertaling verscheen, en 720 pagina’s lang de meedogenloze logica van de macht analyseert. De met de Pulitzer Prize onderscheiden Weiner van de New York Times schreef volgens de recensent van The Washington Times:
lange barakken vol wandluizen met dikke tralies in de ramen en zware muren met glasscherven daarbovenop. 'O,' zei mijn moeder toen ze uit de trein stapte, 'dit zijn koelieloodsen.' […] 'Die koelieloodsen hoorden bij koelies, en niet bij ons, dat was de houding,' vertelde Tineke (Mak's zuster svh) over die periode. 'Dit hele leven hoorde niet bij ons. Dit was allemaal maar voor even, en over een paar maanden was alles weer normaal.'
Even 'normaal' als het niet vermelden dat naderhand miljoenen Aziaten elders slachtoffer waren geworden van de Amerikaanse 'orde,' zoals haar broer Geert veel later voor zijn mainstream publiek het gewelddadige Amerikaanse optreden in Vietnam en zijn buurlanden kwalificeerde. Het feit dat zijn Nederlandse lezers dit kritiekloos accepteerden, geeft aan hoe diep het racisme hier verankerd zit. In 1995 schreef de voormalige Amerikaanse minister van Defensie Robert McNamara dat als gevolg van het Vietnam-beleid van ‘de regeringen Kennedy, Johnson en Nixon… verschrikkelijk leed’ was toegebracht aan miljoenen mensen, omdat
wij de macht onderschatten van het nationalisme teneinde een volk te motiveren… om te vechten en te sterven voor hun overtuigingen en waarden- en we blijven dat vandaag de dag nog steeds doen in vele delen van de wereld,
terwijl ‘wij niet het door God gegeven recht hebben om elke natie naar ons eigen beeld te scheppen.’ Uit het register van Reizen zonder John blijkt dat Mak ook Tim Weiner’s boek Legacy of Ashes. The History of the CIA niet heeft gelezen, dat in 2008 onder de titel Een Spoor van Vernieling nota bene in een Nederlandse vertaling verscheen, en 720 pagina’s lang de meedogenloze logica van de macht analyseert. De met de Pulitzer Prize onderscheiden Weiner van de New York Times schreef volgens de recensent van The Washington Times:
Een vernietigend rapport van een inlichtingendienst die meestal faalde bij het voorspellen van belangrijke politieke gebeurtenissen op de wereld, mensenrechten schond, Amerikanen bespioneerde, moordaanslagen op buitenlandse regeringsleiders beraamde en geld stak in klungelige doofpotacties dat hij niet toekwam aan zijn eigenlijke werk, het verzamelen en analyseren van informatie.
Hoewel Mak in zijn boek suggereert dat de VS via ‘soft power’ de ‘agenda van de wereldpolitiek’ weet te bepalen, tonen Amerikaanse onderzoekers gedocumenteerd aan dat wie de macht van Washington negeert, daarvoor een hoge prijs betaalt, van Guatemala tot Iran, van Kongo tot Chili, om slechts enkele voorbeelden te geven. De lezer van Mak’s boek zal evenwel vergeefs zoeken naar de namen van democratisch gekozen politici die door de VS met geweld zijn verdreven of vermoord, zoals president Jacobo Árbenz Guzmán, premier Mossadeq, premier Patrice Lumumba, president Allende, alleen omdat de Amerikaanse elite haar eigen belangen veilig wilde stellen. Maar aangezien in Mak’s mens- en wereldbeeld de ontwikkelingslanden ondergeschikt dienen te zijn aan de wil van de kapitalistische grootmacht, spreekt hij lovend over ‘de overtuigingskracht’ van de VS ‘om het debat naar zich toe te trekken.’ Immers, ‘Als je invloed en macht wilt hebben, moet je groots zijn. Dat is iets wat we in Europa van ze kunnen leren.’ Het is een bewuste leugen die er als zoete koek ingaat bij zijn mainstream publiek, niemand van hen protesteert tegen deze voorstelling van zaken. Integendeel, door de mainstream media wordt hij als ‘historicus’ en ‘Amerika deskundige’ geïntroduceerd. Mak verwoordt hier de blanke, extreem christelijke propaganda over de VS, dat door hem telkens ‘Amerika’ wordt genoemd, omdat de rest van het merendeels gekleurde continent niet meetelt. Dit alles past naadloos in het traditionele beeld van het land. De gerenommeerde Angelsaksische kunstcriticus, wijlen Robert Hughes, schreef over de Indianen, in zijn boek Amerika’s Visioenen. Het epos van de Amerikaanse kunst (1998):
Zolang sommige puriteinen vonden dat ze bekeerd moesten worden, zagen ze hen als onschuldige kinderen die wachtten op de verkondiging van Gods woord. Toen de Indianen in opstand kwamen tegen het christendom en zijn boodschappers, werden ze gebombardeerd tot handlanger van Satan… De verlichte kijk op de Indianen als Nobele wilden was in Amerika altijd wisselvallig: op de achtergrond loerde het andere stereotype van de Indiaan als onbetrouwbaar, sluw, gewelddadig en dierlijk, en tijdens conflicten kwam dat onmiddellijk boven als rechtvaardiging om hen te doden… Maar rond 1845 was het ook veel blanke Amerikanen duidelijk dat de indianen de strijd om hun land en waarschijnlijk hun leven zouden verliezen – dat ze een ‘uitstervend ras’ waren, het zoveelste beeld van de teloorgang van de oorspronkelijke natuur van Amerika. Meteen na hun overwinning konden de blanken hun verslagen vijand met grootmoedige spijt door de lens van hun kunst zien – zij het nooit met schuldgevoel. Hadden ze zichzelf niet verdoemd door ‘hun suïcidale weerzin tegen het licht van de beschaving,’ zoals een document van het Congres het omschreef? De Indiaan was gedoemd door de wetten van de vooruitgang… Zijn liquidatie was een natuurlijk gegeven in een orde waarin de sterken de zwakken verdrongen…. Het motto van de Amerikaanse expansiepolitiek vanaf het midden van de negentiende eeuw was Manifest Destiny, altijd op hoogdravende toon uitgesproken en gewoonlijk met hoofdletters geschreven.
Over die 'Onloochenbare Voorbestemdheid' van de VS schreef Hughes:
Nooit is ze beter onder woorden gebracht dan in 1846, en kort daarna voorgelezen aan de Senaat, door de journalist William Gilpin, die twee jaar eerder over de Oregon Trail was getrokken:
De nergens vastgelegde bestemming van het Amerikaanse volk is het continent te onderwerpen – over dit uitgestrekte veld te razen tot aan de Stille Oceaan – de honderden miljoenen zielen van zijn bevolking op te wekken, hen te verheffen […] oude naties een nieuwe beschaving te leren – de bestemming van het menselijk ras te bevestigen […] Goddelijke taak! Onsterfelijke missie! Laat ons vastberaden en vreugdevol het pad dat voor ons open ligt betreden! Laat elke Amerikaans hart zich wijd openen, opdat patriottisme ongetemperd kan gloeien, en met godsdienstig geloof kan vertrouwen op de sublieme en wonderbaarlijke bestemming van zijn geliefde land.
De bestemming die Gilpin en de chauvinistische Senatoren die zijn woorden toejuichten voor ogen stond, bleef niet beperkt tot Noord-Amerika. Zijn ‘imperium’ dat ‘vele honderden miljoenen’ omvatte in ‘oude naties’, was dat van Latijns-Amerika, de Stille Oceaan en Azië – niet alleen de Indianenstammen. De Indianen op wie expansionisten op weg naar de Stille Oceaan stuitten, waren niets dan stof onder de hoeven en wagenwielen van de Vooruitgang. Manifest Destiny meende wat het zei. Ze was onloochenbaar, boven elke discussie verheven, dat het imperium zich moest uitbreiden aan de andere kant van de Mississippi en doordenderen tot aan de Stille Oceaan, waar het even kon rusten en krachten vergaren voor de volgende Amerikaanse sprong in de geschiedenis. Wat je op je weg tegenkwam, kwam je rechtens toe. Zien was ontdekken, en ontdekken was veroveren. Als de Indianen terugvochten, verzetten ze zich niet zomaar tegen indringers, maar kwamen ze in conflict met de geschiedenis, en wie zichzelf ziet als drijvende kracht achter de geschiedenis, is bevrijd van medelijden en schuldgevoel. Manifest Destiny was Amerika’s mythe van verlossing door geweld en schiep zijn eigen helden,
aldus de in 2012 overleden Robert Hughes. De Amerikaanse historicus Richard Drinnon wijst op zijn beurt op het feit dat het christelijke verleden doorwerkte in de verlichtingsideologie van de grondleggers van de staat.
It was there in that very embodiment of capitalism, Benjamin Franklin, who sat quietly through the discussions, resting comfortably on his maxim: ‘God gives all things to industry.’ […] He represented, as Max Weber, saw, the identical attitudes of Puritan worldly asceticism, ‘only without the religious basis, which by Franklin’s time had died away.’
Over het expansionisme van het Amerikaanse rijk verklaarde deze Amerikaanse Founding Father dat
We are, as I may call it, scouring our planet, by clearing America of woods, and so making this side of our globe reflect a brighter light.
Drinnon:
And in a famous sentence, he anticipated an America cleared as well of the children of the woods: ‘If it be the design of Providence to extirpate these savages in order to make room for the cultivators of the earth, it seems not improbable that rum may be the appointed means.’ As a speculator in Western holdings, he was by no means a playful or disinterested student of this particular providential windfall. Linked to the past and a shaper of things to come, Franklin illustrated in his writings and speculations a truth destined for future neglect: If agricultural products later provided the wherewithal for the rise of industrial capitalism in the New World, the whole proces commenced on Indian lands acquired by pressured purchase, fraud, and violence.
Precies dezelfde praktijken kenmerkten de Europese elite die dankzij het kolonialisme in de Derde Wereld schatrijk werd en op die manier de industriële revolutie op gang kon brengen. Dit proces gaat nog steeds door, zoals blijkt uit de westerse interventies onder aanvoering van de VS. Helaas heeft Mak zowel het boek van Hughes niet gelezen en ook niet dat van Richard Drinnon. Dat de VS vandaag de dag ‘de agenda van de wereldpolitiek’ bepaalt, komt niet door zijn ‘soft power,’ maar juist door het dreigen dan wel toepassen van grootscheeps geweld, door ‘shock and awe.’ Waarom zou anders -- in de woorden van Mak zelf -- 'de militaire uitgaven van de Verenigde Staten hoger [zijn] dan die van de tien daarop volgende landen bij elkaar, dus inclusief China, Rusland, Frankrijk, Engeland.' Het is weer één van de vele Makkiaanse tegenstrijdigheden. En ook deze bewering op pagina 463 van zijn reisboek is een vertekening van de werkelijkheid:
De Amerikaanse diplomaten horen tot de beste ter wereld, het land beschikt over voortreffelijke informatiesystemen, het leger kent geen grenzen, de universiteiten en het State Department beschikken over briljante strategen en politieke analisten, het Amerikaanse bedrijfsleven over de hele wereld opereert. De Verenigde Staten hebben de hand gehad in talloze vredesonderhandelingen, niet zelden met succes.
Maar wanneer men afgaat op de beoordeling van talloze vooraanstaande Amerikaanse waarnemers, variërend van hoogleraren, CIA-functionarissen , hoge militairen, tot oud-diplomaten zelf, blijkt de werkelijkheid diametraal anders. Voorbeelden daarvan zijn er genoeg. Zo schreef Anders Stephanson, hoogleraar Geschiedenis aan de Columbia University en auteur van Kennan and The Art of Foreign Policy over George Kennan, de geestelijk vader van de Amerikaanse naoorlogse Containment Politiek die de invloed van de Sovjet Unie tot een minimum moest beperken, dat deze vooraanstaande beleidsbepaler voortdurend scherpe kritiek uitoefende op onder andere de Amerikaanse buitenlandse politiek omdat die onvoldoende oog had voor de werkelijkheid. Stephanson op pagina 176:
To be realistic in these circumstances was in a way to understand the inherent limits of things, the futility (indeed blasphemy) of extending radically beyond the existing, the real. At different moments Kennan thus criticized the Sovjet Union and the United States alike for being unrealistic in this sense of not acknowledging given limits... he was aware by the end of the 1940s that the United States was embarking on a course of potentially open-ended commitments around the world, and this he could not but find dangerous and unnatural.
Kennan was geen progressieve ideoloog, geenszins, als hoofd van het Planningbureau van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken had hij in 1948 de Amerikaanse machthebbers geadviseerd:
Wij hebben ongeveer 50 procent van de rijkdommen in de wereld, maar slechts 6,3 procent van haar bevolking… In deze omstandigheden zullen we niet in staat zijn te voorkomen dat wij het voorwerp worden van jaloezie en haat. Onze werkelijke taak in het komende tijdperk is om een netwerk van betrekkingen op te bouwen die ons in staat stelt deze positie van ongelijkheid te handhaven… Daartoe zullen we alle sentimentaliteit en dagdromen opzij moeten zetten en dient onze aandacht overal geconcentreerd te zijn op onze directe nationale doelstellingen… We moeten ophouden te spreken over vage en… imaginaire doelstellingen als mensenrechten, het verhogen van de levensstandaard, en democratisering. De dag is niet veraf dat we in pure machtsconcepten moeten handelen. Hoe minder we daarbij gehinderd worden door idealistische slogans, des te beter het is.
Zoals elk imperium in de geschiedenis gedraagt ook de VS zich als een hegemonistische ‘super power,’ zonder zich iets aan te trekken van de wensen en verlangens van de rest van de wereldbevoking, zodra deze in strijd zijn met de belangen van de ‘National Security State.’ Mak zwijgt erover, omdat hij de abnormale ‘orde’ als normaal beschouwt, en dus 'fungeerde' de VS in zijn ogen daadwerkelijk ‘als ordebewaker en politieagent.’ Net als zijn ouders gaat Mak junior ervan uit dat de heerschappij van de zogeheten blanke, christelijke beschaving als het ware de natuurlijke ‘orde’ in de wereld is. Het enige verschil is dat bij Geert Mak deze veronderstelling impliciet is, niet uitgesproken, en bij zijn ouders wel. Hoe onnatuurlijk die kapitalistische ‘orde’ is blijkt ook uit de opmerkingen van Smedley Butler, in het interbellum
Major General in the U.S. Marine Corps, the highest rank authorized at that time, and at the time of his death the most decorated Marine in U.S. history. During his 34-year career as a Marine, he participated in military actions in the Philippines, China, in Central America and the Caribbean during the Banana Wars, and France in World War I. Butler is well known for having later become an outspoken critic of U.S. wars and their consequences, as well as exposing the Business Plot, a purported plan to overthrow the U.S. government.
In 1933 verklaarde Butler:
I spent 33 years and four months in active military service and during that period I spent most of my time as a high class muscle man for Big Business, for Wall Street and the bankers. In short, I was a racketeer, a gangster for capitalism. I helped make Mexico and especially Tampico safe for American oil interests in 1914. I helped make Haiti and Cuba a decent place for the National City Bank boys to collect revenues in. I helped in the raping of half a dozen Central American republics for the benefit of Wall Street. I helped purify Nicaragua for the International Banking House of Brown Brothers in 1902–1912. I brought light to the Dominican Republic for the American sugar interests in 1916. I helped make Honduras right for the American fruit companies in 1903. In China in 1927 I helped see to it that Standard Oil went on its way unmolested. Looking back on it, I might have given Al Capone a few hints. The best he could do was to operate his racket in three districts. I operated on three continents.
Voor iedere serieuze waarnemer is duidelijk dat de ‘orde’ van de blanke ‘christelijke beschaving’ een wanorde betekent voor de wereld van de gekleurde mens. Mak negeert dit. Net als bij zijn ouders worden zijn opvattingen beperkt door een eurocentrisch beeld. De grens van hun begrip ligt daar waar de blanke christelijke wereld ophoudt. Typerend voor die mentaliteit is dat pas nadat de Japan de VS had aangevallen, en de gouverneur-generaal in Nederlands-Indië ‘namens de Nederlandse regering in Londen de oorlog aan Japan’ had verklaard, dominee Catrinus Mak na jarenlang ‘naar een standpunt’ te hebben gezocht, ineens wist waar hij stond. Met de Japanners voor de deur schreef hij op oudejaarsdag 1941 in De Sumatra Post dat de oorlog een oproep was de kant te kiezen van zijn christelijke God, ‘de overwinnaar van dood en duivel.’ Nu zijn eigen belang en dat van de blanke christelijke kolonialen dreigden te worden geschonden liet de evangelisatie- predikant weten: ‘Heeft 1941 ons niets geleerd? Hoe armzalig als we in deze tijd nog suffen en aan de grote gebeurtenissen, aan God zelf voorbij leven. Indien we alleen maar bang zijn voor de strijd en aan onszelf denken.’ Maar toen was het te laat, het verzet
beschouwden de Japanse militairen in hun rapporten als ‘licht tot totaal afwezig.’ Sumatra was in hun ogen niet meer dan een routineklus,’
aldus schreef Geert Mak ruim een halve eeuw later in De eeuw van mijn vader. De vraag is nu: hoelang gaat het duren voordat de zoon van Catrinus Mak beseft in welke tijd hij nu leeft. Voor iemand die zich laat aankondigen als ‘historicus’ is het van doorslaggevend belang dit te weten, aangezien hij anders geen reëel criterium heeft om het verleden te toetsen.
Geert Mak mag dan wel in zijn bestseller De eeuw van mijn vader over zijn moeder stellen dat zij tot aan de Japanse bezetting 'haar ijzeren meningen trouw kon blijven omdat ze veel kanten van het leven nooit persoonlijk had meegemaakt,' precies hetzelfde gaat ook voor hem op. Zijn stelligheid zou op de proef worden gesteld als hij eens langere tijd buiten de blanke christelijke wereld verbleef, en 'persoonlijk' meemaakt hoe de rest van de wereld leeft.
Volgende keer meer.
3 opmerkingen:
Op de radio hoorde ik een waardevolle opmerking, misschien van Theu Boermans: De geschiedenis zal net zo vreemd naar ons in onze tijd kijken als wij naar slavernij. "Hoe kunnen we zo gewelddadig vluchtelingen buiten Europa houden, hoe kunnen we ervan uitgaan dat bijna alles op de wereld voor ONS is?".
Overijssel wil Vitens terugfluiten.
Zo'n achterlijk en dociel land zijn we geworden: een motie gebaseerd op een leugen ("besluit heeft genomen op basis van politieke overwegingen") wordt aangenomen. Ook beweert de NOS: "Wel vond een meerderheid dat Vitens met Mekorot moet samenwerken." Ik heb rondgevraagd, en ook dat is gelogen. Ik schaam me kapot, als Nederlander. We blijven een land van collaborateurs.
@ Sonja en allen,
Suggestie: alle indieners van de motie een mail sturen. Zij bedrijven ZELF buitenland-politiek, is ook geen bevoegdheid van provinciale staten. Proberen een bedrijf te dwingen zaken te doen met een ander bedrijf dat op dagelijkse basis het internationaal recht schendt: het is inderdaad een schande.
Een reactie posten