dinsdag 6 mei 2025

De Collaboratie van de Modale Nederlander

De enige Nederlandse historicus van wereldnaam, Johan Huizinga, was een geleerde die al ruim een eeuw geleden zijn landgenoten karakteriseerde als 'onheroïsch.' In zijn essay De Nederlandse volksaard wees hij begin jaren twintig van de vorige eeuw erop dat de bevolking in Nederland ‘tot grondtrek’ heeft dat het laf is, alles behalve dapper, uitgekookt, opportunistisch, onmiddellijk bereid te collaboreren met de 'powers that be.'  In dit platte land  kent men de grootsheid van het verzet niet, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog bleek en vandaag de dag wederom blijkt. Huizinga schreef: 

'Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt.

Men collaboreert liever met de macht en dit verklaart ook het feit dat uit het zogenaamd ‘tolerante’ Nederland procentueel tweemaal zoveel joodse burgers werd gedeporteerd als uit België en driemaal zoveel als uit Frankrijk. Huizinga:

'De eenheid van het Nederlandse volk is bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter… Uit een burgerlijke sfeer sproten onze weinig militaire geest, de overwegende handelsgeest… Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! […] het valt niet te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.'

Al in een zeer vroegtijdig stadium beschreef hij de consumptiecultuur in zijn essaybundel 'Verspreide opstellen over de geschiedenis van Nederland' aldus:

'De gemiddelde man met weinig tijd krijgt zijn noties aanhoudend en op velerlei wijzen aangepraat, en praat ze na. Indien men kon vergelijken, wat in het geestelijk leven van de enkele, in een minder ontwikkelde beschavingsperiode dan de onze, de rol is geweest van eigen nadenken, eigen keuze, eigen uitdrukking, dan is het zeer de vraag, of onze tijd met zijn veelzijdige en steeds overvloede belangstelling de prijs zou behalen. Het is niet, zoals de stormlopers tegen het intellect menen, de kennis, die schaadt, maar de intellectuele digestie, die hopeloos in de war is, alweer niet uitsluitend door de schuld van hen, die het geestelijk voedsel hebben op te dissen, maar ook door de omstandigheden die teweegbrengen dat het te haastig en te heet verzwolgen wordt. De werkelijke belangstelling van het grote publiek is niet meer bij de werken des geestes, althans in veel mindere mate dan bij voorbeeld in de achttiende eeuw, toen het publiek veel kleiner, maar zijn gerichtheid veel intellectueler was. De ernst der massa's wordt tegenwoordig in toenemende mate besteed aan dingen, die een onvooringenomen cultuurwetenschap slechts als lagere spelvormen (er zijn ook zeer hoge) zou kunnen kwalificeren.' 


Al in het interbellum constateerde hij tevens dat er 'in de huidige wereld een georganiseerd puerilisme van mateloze omvang' heerst. 'Het kan soms schijnen, alsof de hedendaagse mensheid geen hogere gemeenschappelijke cultuurfunctie meer kent, dan met blijde of toornige blik in de pas te lopen.' 

Huizinga 'bedacht de term puerilisme om kinderachtigheid en kwajongensachtigheid in de politiek aan te duiden. Het woord gebruikte Huizinga voor het eerst in zijn boek "In de Schaduwen van morgen." In het boek "Homo ludens" (De Spelende Mens), gepubliceerd in 1938, werkte Huizinga de gedachte uit en daarin stelde hij dat alles wat wij mensen samen doen spel is. Volgens Huizinga is het spel ernstig en kan de inzet hoog zijn, maar het spelkarakter blijft.

Huizinga noemde de fanatieke vorm van partijschap die hij in de jaren 30 zag puerilisme, naar het Latijnse woord "puer" dat knaap betekent. Hij beschuldigde de fascisten en de nazi's ervan dat ze een politieke padvinderij waren. Huizinga noemde het spelgehalte in het "hedendaagsch maatschappelijk leven in het algemeen" dat ging over 1937, met inbegrip van het politieke leven spelvormen die min of meer bewust worden aangewend om "een maatschappelijken of staatkundigen toeleg te bedekken." In dat geval heeft men volgens Huizinga niet te doen met het eeuwige spel-element der cultuur maar met vals spel. Er was in zijn ogen sprake van zich verbreidend puerilisme, een woord dat kinderachtigheid en kwajongensachtigheid in één term omvat. Kinderachtigheid en spel is niet hetzelfde.

Hele gebieden van de openbare meningsvorming werden indertijd, zo schreef Huizinga, beheerst door "het temperament van opgroeiende knapen en de wijsheid van de jongensclub." Huizinga roemde als contrast de humor in het Engelse politieke debat. 

Hij rekende tot het door hem veroordeelde puerilisme

'de gemakkelijk bevredigde maar nooit verzadigde behoefte aan banale verstrooiing, de zucht tot grove sensatie, de lust aan massavertoon. Op iets dieper liggend niveau sluiten daarbij aan: de levendige clubgeest met zijn aankleve van zichtbare onderscheidingsteekenen, formeele handgebaren, herkennings- en aankondigingsgeluiden (yell's, kreten, groetformules), het optrekken in marschpas en marschorde enz.. Een aantal eigenschappen, die psychologisch dieper geworteld liggen dan de genoemde, en die men eveneens het best onder den term puerilisme kan begrijpen, zijn het ontbreken van gevoel voor humor, het warmloopen op een woord, de verregaande ergdenkendheid en onverdraagzaamheid tegenover nietgroepsgenooten, de matelooze overdrijving in lof en blaam, de toegankelijkheid voor elke illusie die de eigenliefde of het beroepsbesef vleit. Veel van deze pueriele trekken vindt men ook in vroegere beschavingstijdperken ruimschoots vertegenwoordigd, doch nooit in de massaliteit en met de brutaliteit, waarmee zij in het openbare leven van heden zich breed maken. Het is hier niet de plaats voor een uitvoerig onderzoek naar de oorzaken en den groei van dit cultuurverschijnsel. Onder de factoren die er deel aan hebben behooren in ieder geval de intrede der halfontwikkelde massa's in het geestelijk verkeer, de verslapping der moreele standaarden en de al te groote geleidendheid, die techniek en organisatie aan de maatschappij verleend hebben. De adolescente geesteshouding, ongebreideld door opvoeding, vormen en traditie, tracht in elk domein de overhand te krijgen, en slaagt daarin maar al te zeer. Gansche gebieden van de openbare meeningsvorming worden beheerscht door het temperament van opgroeiende knapen en de wijsheid van de jongensclub.'

https://nl.wikipedia.org/wiki/Puerilisme

Collaboratie van de politieke en ambtelijke elite. 

Slechts één avondje Nederlandse televisie en de ontwikkelde kijker beseft hoe de 'gezelligheid' van dit puerilisme de afgelopen eeuw alles heeft overwoekerd en de intelligentie en wijsheid heeft verstikt. Dit verklaart tevens waarom pas tachtig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog burgemeester Femke Halsema  formeel excuses maakte 'voor de rol van de gemeente Amsterdam bij de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog.'  Omdat de Nederlander niet in staat is zichzelf en zijn samenleving te analyseren, te kinderlijk is om zichzelf en zijn bestel te bekritiseren heeft het tachtig jaar lang zichzelf een rad voor ogen gedraaid en gelooft men nog steeds dat de virtuele werkelijkheid in niets verschilt met de dagelijkse realiteit.  Met als gevolg dat mevrouw Halsema nu pas 'de eerste formele spijtbetuiging van de gemeente aan de Joodse gemeenschap' heeft  aangeboden.

'Tijdens haar toespraak in de Hollandsche Schouwburg vertelde Halsema dat de gemeente de Joodse gemeenschap "gruwelijk in de steek heeft gelaten." "De Amsterdamse overheid was toen het erop aankwam niet heldhaftig, niet vastberaden en niet barmhartig. Namens het stadsbestuur bied ik hiervoor excuses aan," zei de burgemeester.

'Ze vertelde vervolgens hoe de gemeentelijke diensten hielpen met het uitvoeren van anti-Joodse maatregelen van de bezetter. "Amsterdamse Joden die ternauwernood aan dat kwaad waren ontkomen, werden door hun stadsbestuur niet gekoesterd, maar kregen een trap na."'

Halsema, voortdurend omringd door regenten van het domste allooi, door dezelfde sterke arm die tijdens de oorlog meewerkte aan de deportatie van joden naar de vernietigingskampen.

Want zo zijn de Nederlandse lafbekken wel, de weerloze kan 'een trap' na krijgen, zoals burgemeester Halsema zelf aantoont zodra zij weer haar politie-knokploegen op studenten afstuurt om ervoor te zorgen dat degenen die protesteren tegen de huidige genocide door de Joodse strijdkrachten in Gaza, de mond gesnoerd wordt. En zo herhaalt de geschiedenis zich, en kan de collaboratie van de Nederlandse kleinburger ongestoord doorgaan.  


Wist je dat de Communistische Partij de enige partij was die als partij in verzet ging?




Geen opmerkingen:

Een reactie posten