maandag 3 december 2018

Hidde J. van Koningsveld. Zonder Dollen: Wees Gewaarschuwd! 16

Neo-Nazis desecrate places of worship, cemeteries, beat innocent people and write racist slogans. That is what they do in Europe, and that is what they do here... I think the time has come to see that there is no difference between what our neo-Nazis do and what neo-Nazis do in Europe...  there are Hebrew neo-Nazi groups
Amos Oz over de terreur van Joodse fanatici in Israel.

Toen ik in 2009 de joods-Israelische filmmaker Eyal Eitan vroeg waar het huidige zionisme op uit zou lopen, antwoordde hij zonder een greintje ironie: 

In wat heet de Samson Optie, een nucleaire genocide, in collectieve zelfmoord. Dan hoeven we ook niet meer op de Messias te wachten.

Massada dus, maar dan op wereldschaal. 

Het lijden van de Joden heeft niet geleid tot  solidariteit met andere slachtoffers. Lijden leidt niet als vanzelf tot empathie. Daar is meer voor nodig. Alleen wanneer de mens erin slaagt het eigen leed niet als absoluut uniek te beschouwen, pas dan is hij bij machte de lotsverbondenheid te ontdekken met alles en iedereen. De grote Albert Camus had gelijk toen hij stelde dat de

eerste stap van een geest die vervuld is van vervreemding het besef [is] dat hij dat gevoel van vervreemding deelt met alle mensen en dat de mensheid als geheel lijdt onder deze distantie ten opzichte van zichzelf en de wereld,

hetgeen leidt tot een 'solidariteit van de ketenen' die ieder mens aan de ander bindt. ‘De ziekte die één mens trof, wordt een massa-epidemie.’ De overgrote meerderheid van de Joods-Israeli’s evenwel en een aanzienlijk deel van de joden buiten ‘het beloofde land’ bezitten niet het vermogen empathie op te brengen voor Palestijnse slachtoffers. Door politieke, culturele en religieuze opvattingen ontbreekt bij hen de ‘solidariteit van de ketenen.’ Ik heb talloze joodse intellectuelen in het Westen en in Israel gesproken die met afgrijzen dit pathologisch gebrek aan medeleven met De Ander beschrijven, en die ervoor waarschuwen dat het huidige Israel alleen kan blijven bestaan zolang er oorlog is met de goyim, of in elk geval de dreiging van geweld. Over de wrok van de meeste Joods-Israelis tegen de oorspronkelijke bewoners, de Palestijnen, zei de Joods-Israelische auteur Abraham Yehoshua tegen mij: 

De haat komt voort uit onze schuldgevoelens. Des te onrechtvaardiger we tegen de Palestijnen optreden des te meer we ze haten. Het is een soort compensatie. Je beticht de ander ervan verschrikkelijk te zijn, moordenaars, en wat niet meer, en op die manier rechtvaardig je je eigen misdaden. Telkens als ze een Palestijn zien worden ze ergens diep in hun ziel herinnert aan het onrecht dat ze de ander aandoen, het is alsof een openliggende zenuw wordt geraakt.

Op zijn beurt verklaarde in 1990 de Israelische auteur Amos Oz tegen mij over zijn Joodse landgenoten: 

Wanneer men andere mensen onderdrukt verandert men zelf, als men de menselijkheid van anderen vernietigt, vernietigt men de eigen menselijkheid.

Eerder al, in 1988, had Oz vastgesteld

De ware strijd die vandaag de dag de natie verdeelt is allang niet meer een geschil over gebieden, politieke partijen, veiligheid, voorvaderlijke rechten en grenzen, het is een strijd over het wezen van het judaïsme en het mensbeeld… De vraag is: wie zijn wij?

Naderhand voegde hij hieraan toe: 

Achter de discussie over de toekomst van de bezette gebieden ontkiemde een vraag die veel dieper ging: wat kwamen we hier doen? Wat willen we zijn en moet het gezag gebaseerd zijn op de wil van het volk dan wel op de godsdienstige geboden? De beslissing werd, als vele andere, uitgesteld en verdrongen onder het voorwendsel dat er niemand was om mee te praten, en we de hindernis wel zouden nemen zodra die zich aandiende. Omdat het leek dat het antwoord op de vraag waar de grenzen moesten komen, kon wachten, ontweken we ook het antwoord op de vraag wie wij waren en wat we hier kwamen doen, een vraag die niet los gezien kan worden van het probleem over de toekomst van de bezette gebieden, de rechtvaardiging van de oorlog en de waarde van vrede. Het grote debat over de grenzen van de macht was bedoeld om diepgaandere discussies tot zwijgen te brengen en te verdringen, zoals die over het doel van het zionisme. En intussen worden wij door onze eigen macht aangetast en gecorrumpeerd.

Oktober 1953 schreef de toenmalige Israëlische premier Moshe Sharett in zijn dagboek met afschuw over de bloedbaden die Ariel Sharon’s elitetroepen hadden aangericht onder de weerloze Palestijnse bevolking. Bij een aanval van een eenheid paratroepers, onder commando van Sharon, werden volgens de historicus Bar-Zohar, biograaf van Ben-Goerion, ‘zeventig lijken onder het puin aangetroffen, onder wie tientallen vrouwen en kinderen.’ Op 31 maart 1955 noteerde Sharett in zijn dagboek met betrekking tot het ‘rechtvaardigen’ van ‘vergelding,’ waardoor elke moraliteit verloren was gegaan dat:  

Deze opvatting wordt gedeeld door grote delen van de bevolking in het algemeen en massa’s jongeren in het bijzonder, maar zij is geconcretiseerd en heeft de waarde van een heilig principe bereikt in Sharon’s bataljon, dat het vergeldingsinstrument van de staat is geworden.

Van toen af aan werd voor de Joden in Israel ‘wraak’ een ‘morele waarde,’ aldus Sharett. Mede onder druk van de westerse publieke opinie, moest de ‘butcher’ Sharon in 1982, na de uiterst bloedige inval in Libanon, als minister van Defensie aftreden. Zijn positie was onhoudbaar geworden na de langdurige Israelische bombardementen op de Libanese burgerbevolking, die met fosfor- en fragmentatiebommen werd bestookt. Via televisiebeelden was ook de westerse bevolking getuige geweest van de omvangrijke zionistische oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Deze massale terreur mondde uiteindelijk uit in de massamoorden in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Sharon mocht echter aanblijven als minister zonder portefeuille. Naar aanleiding van de Israëlische oorlogsmisdaden verklaarde de orthodox-Joodse hoogleraar Yeshayahu Leibowitz: 

Dit is de noodzakelijke en natuurlijke voortzetting van onze politieke lijn. Wanneer we over een ander volk moeten heersen dan is het onmogelijk te voorkomen dat nazi-methoden worden gebruikt. De massamoord werd door óns begaan. Wat in Libanon is gebeurd, het aanrichten van een gruwelijk bloedbad in de vluchtelingenkampen, is een nieuwe fase in het zelfmoordproces van de staat Israël.

Tegelijkertijd constateerde Amos Oz:

Na Libanon kunnen we het monster niet langer meer negeren, zelfs als het sluimert… Na Libanon moeten we niet net doen alsof het monster alleen in generaal Sharon’s verblijf huist… of alleen in de Joodse nederzettingen op de West Bank. Het houdt zich half slapend praktisch overal op, zelfs in onze… gemeenschappelijke mythen… We hebben het niet in Libanon achtergelaten… Het is hier, onder ons, deel van ons, als een schaduw.

Oz doelde daarbij op ondermeer de mythe van ‘het uitverkoren volk,’ en de geseculariseerde vorm van deze Joodse superioriteitsgedachte. Toen ik ruim een kwart eeuw geleden aan Amos Oz vroeg uit welke diepte Ariel Sharon was gekropen, antwoordde hij: ‘Zijn volk is niet met een of ander moreel schoonmaakmiddel besproeid maar met Zyclon-B,’ daarmee bevestigend dat haat alleen maar haat oproept, en dat de Verlichtingsidealen definitief tot het verleden behoorden. Bekend is dat Sharon als

commander of the notorious Unit 101, led attacks on Palestinian villages in which women and children were killed. The massacre in the West Bank village of Qibya, on October 14, 1953, was perhaps the most notorious. His troops blew up 45 houses and 69 Palestinian civilians — about half of them women and children — were killed.

During Israel’s Sinai campaign captured 273 Egyptian prisoners of war, some of them Sudanese civilian road workers, were killed in three separate incidents involving Israeli paratroopers under Sharon’s command.

On 21 January 2001, British journalist Phil Reeves, writing in an Independent article titled, ‘Sharon’s return puts Wreckage Street in fear,’ reported:

‘In August 1971 alone, troops under Mr Sharon’s command [note: he was Head of the IDF Southern Command] destroyed some 2,000 homes in the Gaza Strip, uprooting 12,000 people [Palestinian refugees] for the second time in their lives. Hundreds of young Palestinian men were arrested and deported to Jordan and Lebanon. Six hundred relatives of suspected guerrillas were exiled to Sinai. In the second half of 1971, 104 guerrillas were assassinated.’

Haat kan de mens zo blind maken dat het naar binnen slaat. Avraham Yehoshua gaf mij daarvan een illustrerende voorbeeld. In 1956 negeerde Sharon als commandant het bevel om een aanval te stoppen. Desondanks bleef hij doorgaan en stuurde zodoende veertig van zijn manschappen de dood in door tijdens een onbezonnen actie het Egyptische leger zinloos te provoceren. Sharon is altijd een extremist geweest die in de Holocaust een rechtvaardiging zag om terreur te bedrijven tegen de Palestijnse burgerbevolking, en om daarvoor en passent zijn eigen soldaten en zijn eigen burgerbevolking op te offeren. Deze politiek heeft Israel niet veiliger gemaakt. Integendeel, door beleidsbepalers als hij heeft de Israelische bevolking de kans niet gehad om een andere weg te zoeken naar vrede en rechtvaardigheid. Het zal generaties kosten om de diepe trauma’s te genezen die zijn geweld heeft veroorzaakt.

Zie ook:
Events involving Ariel Sharon:



Ondanks al zijn bloedbaden verklaarde op 11 januari 2014 de toenmalige PVDA-minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans namens het VVD/PVDA-kabinet:

Sharon was een man die zijn leven in dienst stelde van de veiligheid van Israël, als militair en politicus. Israël verliest in hem een staatsman.

De toenmalige directeur van het CIDI, Esther Voet, prees Sharon’s terrorisme expliciet met de kwalificatie dat hij een ‘in zijn leven hele grote dingen heeft gedaan, bijvoorbeeld op militair gebied.’ Hoewel de ‘morele stem’ van Israel, Amos Oz, had benadrukt dat na ‘Libanon’ het  ‘monster’ zich ‘half slapend praktisch overal [ophoudt], zelfs in onze… gemeenschappelijke mythen’ en het ‘hier’ in de ‘Joodse Staat’ rondwaart ‘onder ons,’ en ‘deel [is] van ons, als een schaduw,’ werd de man, die de personificatie van dit ‘monster’ was, na zijn dood door de Nederlandse regering bewierookt als ‘staatsman,’ en dat zijn heengaan een groot ‘verlies’ voor ‘Israel’ was, terwijl het propagandacentrum voor Israel hem loofde als een militair die ‘hele grote dingen heeft gedaan.’ In feite drukken deze vleiende woorden de gevaarlijke onmacht uit om de werkelijkheid te bevatten. Want inderdaad, Amos Oz heeft gelijk wanneer hij stelt:

De ware strijd die vandaag de dag de natie verdeelt is allang niet meer een geschil over gebieden, politieke partijen, veiligheid, voorvaderlijke rechten en grenzen, het is een strijd over het wezen van het judaïsme en het mensbeeld… De vraag is: wie zijn wij?

Wie zijn de Joden in Israel? Een fascistisch reagerend volk, gesteund door joden in het buitenland die dit fascisme gedachteloos steunen? Waar komt die combinatie van minderwaardigheidscomplex en superioriteitsgevoel vandaan? Waarom hebben zij nog steeds het ‘antisemitisme’ nodig om zichzelf een identiteit te kunnen geven? Wil de ware Jood nu eens opstaan om voorgoed een definitief antwoord te geven op al deze vragen. En als hierop geen antwoord bestaat, waarom blijven joden in de 'gola' dan het gewelddadig extremisme van  de ‘Joodse Staat’ verdedigen? Waarom moeten Palestijnse burgers blijven lijden om Joden de kans te geven de ‘strijd over het wezen van het judaïsme en het mensbeeld’ almaar uit te stellen? Zowel de joden buiten Israel als de Joden in Israel zullen hier toch ooit een antwoord op moeten geven, al was het maar omdat niets in het universum eeuwigdurend is. Panta Rhei, alles wijkt en niets blijft. Tegen mij zei Amos Oz destijds:

De Palestijnse intellectueel Ziad Abu Ziad vroeg me eens wat er zou gebeuren als Arafat volledige vrede en wederzijds erkenning zou aanbieden. Ik moest toen bekennen te vrezen dat er dan een splitsing in Israel zal plaatsvinden, dat er dan een groot intern conflict zal uitbreken. 

Immers,

De Joodse identiteit is in Israel fel omstreden, men is er permanent obsessief mee bezig. Dat komt omdat nooit duidelijk, zonder enige ambivalentie, is vastgelegd wat de Joodse identiteit is. Nooit, in al die vierduizend jaar niet. 
   
Zodra de vrede uitbreekt zullen de interne conflicten over wie of wat een Jood is -- dan wel dient te zijn -- de staat verwoesten. Dan zal zelfs de cultus van het slachtofferschap onvoldoende blijken te zijn om de extremisten in toom te houden. Daarover sprak ik de aflopen drie decennia met verschillende joodse intellectuelen in en buiten Israel. Het interne conflict is één van de krachtigste drijfveren achter het voortdurende gewelddadige expansionisme van het zionistisch regime. Alleen zolang politici de angst voor een dreiging van buitenaf kunnen blijven bespelen, blijft de interne cohesie kunstmatig gewaarborgd, overigens een politiek die naadloos aansluit bij de filosofie van de joods-Duitse politiek filosoof Leo Strauss. In de jaren dertig week hij via een tussenstop in Engeland naar de VS uit. Daar werd hij de geestelijk vader van leidinggevende Amerikaanse neoconservatieven, onder wie zich nog steeds opvallend veel joodse intellectuelen bevinden. Sinds president Reagan en vooral ten tijde van het presidentschap van Bush junior en Obama zijn zij verantwoordelijk geweest voor de verwoestende Amerikaanse imperiale politiek in het Midden-Oosten. De Canadese politiek wetenschapper Shadia Drury, die volgens kenners ‘by far the best book on Strauss’ schreef, constateerde dat 

the Straussians are the most powerful, the most organized, and the best-funded scholars in Canada and the United States. They are the unequalled masters of right-wing think tanks, foundations, and corporate funding. And now they have the ear of the powerful in the White House.

Strauss wordt algemeen gezien als ‘the inspiration behind the reigning neoconservative ideology of the Republican party.’ Zijn volgelingen vormen ‘a cultish clique’ die ‘have left the academy in quest of political power.’ 


Volgens Drury zijn de Strauss-aanhangers ‘slecht opgeleid’ en ‘held in contempt’ op de universiteiten. Desondanks vormen zij ‘the most powerful’ groepering in zowel Canada als de Verenigde Staten. Door hun gebrek aan aanzien in de academische wereld zochten zij erkenning in de politiek, het bureaucratisch apparaat en rechtse denk-tanks. De volgelingen van Strauss prefereren actie boven studie, en worden gemotiveerd door een zucht naar macht. Het zijn vooral de joodse neoconservatieven die, omdat ze pal achter Israel staan, aandrongen op de illegale inval in Irak. Zij geloven in de noodzaak van ‘perpetual war, not perpetual peace,’ en steunen daarom ‘an oppressive, belligerent foreign policy.’ Strauss zelf hamerde erop dat landen ‘external threats’ nodig hebben om stabiel en gelijkgestemd te kunnen zijn. ‘If there is no external threat, one has to be invented.’ Vandaar dat na de val van de Sovjet Unie, de Amerikaanse neoconservatieve elite ogenblikkelijk op zoek ging naar een nieuwe vijand tegen wie een Koude- dan wel Warme Oorlog kon worden gevoerd. Een ander belangrijk motief voor een nieuwe vijand was dat het Amerikaans militair-industrieel complex — met achter zich de financiële macht — een nieuwe vijand nodig had om de ontelbare miljarden, die het aan belastinggeld ontvangt, te kunnen rechtvaardigen. Alleen een externe bedreiging kan de miljarden-handel, waarvoor president Eisenhower al in 1961 waarschuwde, legitimeren. Zoals we nu weten berustten de argumenten voor de illegale shock-and-awe inval — ‘all that business about weapons of mass destruction and Iraqi links to al-Qaeda’ — op niets anders dan leugens. Maar omdat in de hedendaagse cultuur de waarheid niet meer bestaat, is het begrip waarheid volkomen uitgehold, en worden de ‘war-mongers’ in de westerse politiek en de mainstream-media niet ter verantwoording geroepen. Zij bestaan bij 'Fake News.' Eén van de oorlogspropagandisten was de Joods Amerikaanse neoconservatieve lobbyist Richard Perle, 'een politieke adviseur' die 'onder de regering van Ronald Reagan als assistent minister van Defensie werkzaam was. Van 1987 tot 2004 werkte hij voor het Defense Policy Board Advisory Committee. Onder president George W. Bush was hij van 2001 tot 2004 voorzitter van dit comité.’ Hij was de drijvende kracht achter van ‘A Clean Break: A New Strategy for Securing the Realm.’ Het ‘Clean Break’ rapport, zoals het kortweg is gaan heten, is 

a policy document that was prepared in 1996 by a study group led by Richard Perle for Benjamin Netanyahu, the then Prime Minister of Israel… It has since been criticized for advocating an aggressive new policy including the removal of Saddam Hussein from power in Iraq and the containment of Syria by engaging in proxy warfare and highlighting its possession of ‘weapons of mass destruction.’

Brian Whitaker reported in a September 2002 article published in The Guardian that ‘With several of the Clean Break paper's authors now holding key positions in Washington, the plan for Israel to transcend its foes by reshaping the Middle East looks a good deal more achievable today than it did in 1996. Americans may even be persuaded to give up their lives to achieve it.’

In March 2003, Patrick J. Buchanan, referring to the 2003 invasion of Iraq and the report, wrote, ‘Their plan, which urged Israel to re-establish 'the principle of preemption,' has now been imposed by Perle, Feith, Wurmser & Co. on the United States.’

Mijn oude vriend Ian Buruma schreef in augustus 2003 in The New York Times:

Douglas Feith and Richard Perle advised Netanyahu, who was prime minister in 1996, to make ‘a clean break’ from the Oslo accords with the Palestinians. They also argued that Israeli security would be served best by regime change in surrounding countries. Despite the current mess in Iraq, this is still a commonplace in Washington. In Paul Wolfowitz's words, ‘The road to peace in the Middle East goes through Baghdad.’ It has indeed become an article of faith (literally in some cases) in Washington that American and Israeli interests are identical, but this was not always so, and ‘Jewish interests’ are not the main reason for it now.

Buruma concludeerde verder:

What we see, then, is not a Jewish conspiracy, but a peculiar alliance of evangelical Christians, foreign-policy hard-liners, lobbyists for the Israeli government and neoconservatives, a number of whom happen to be Jewish. But the Jews among them  — Perle, Wolfowitz, William Kristol, editor of The Weekly Standard, et al. — are more likely to speak about freedom and democracy than about Halakha (Jewish law). What unites this alliance of convenience is a shared vision of American destiny and the conviction that American force and a tough Israeli line on the Arabs are the best ways to make the United States strong, Israel safe and the world a better place.


Ian Buruma was zeker niet de enige die wees op de grote invloed van de joodse lobby in de VS op de Amerikaanse Midden-Oosten politiek, waarvan alleen Israel heeft geprofiteerd:

In 2006, commentator Karen Kwiatkowski pointed to the similarities between the proposed actions in the Clean Break document and the subsequent 2003 invasion of Iraq. Soon after Phyllis Bennis pointed to the similarities between the proposals in the Clean Break document and the subsequent 2006 Lebanon War.

In 2006, Sidney Blumenthal noted the paper's relevance to potential Israeli bombing of Syria and Iran, writing that ‘In order to try to understand the neoconservative road map, senior national security professionals have begun circulating among themselves’ the Clean Break ‘neocon manifesto.’

Niet lang daarna berichtte het Amerikaanse tijdschrift The American Conservative dat:

recently, Netanyahu suggested that President Bush had assured him Iran will be prevented from going nuclear. I take him at his word. Netanyahu seems to be the main mover in America's official adoption of the 1996 white paper A Clean Break, authored by him and American fellow neocons, which aimed to aggressively remake the strategic environments of Iraq, Palestine, Lebanon, Syria, and Iran. As they say in boxing circles, three down, two to go.

Jason Vest (Senior Correspondent for The American Prospect, and a contributor to the Boston Phoenix, Government Executive, The Nation, National Journal, Salon, and The Village Voice, specializing in intelligence and national security affairs. svh) wrote that the report was ‘a kind of US-Israeli neoconservative manifesto’ and that it proposed ‘a mini-cold war in the Middle East, advocating the use of proxy armies for regime changes, destabilization and containment. Indeed, it even goes so far as to articulate a way to advance right-wing Zionism by melding it with missile-defense advocacy.’ He wrote that because of the shared organizational membership of the paper's authors the report provides ‘perhaps the most insightful window’ into the ‘policy worldview’ of the Jewish Institute for National Security Affairs and Center for Security Policy, two United States-based thinktanks.

An October 2003 editorial in The Nation criticized the Syria Accountability Act and connected it to the Clean Break report and authors:

To properly understand the Syria Accountability Act, one has to go back to a 1996 document, ‘A Clean Break: A New Strategy for Securing the Realm,’ drafted by a team of advisers to Benjamin Netanyahu in his run for prime minister of Israel. The authors included current Bush advisers Richard Perle and Douglas Feith (eveneens een joodse Amerikaan. svh):


‘Syria challenges Israel on Lebanese soil,’ they wrote, calling for ‘striking Syrian military targets in Lebanon, and should that prove insufficient, striking at select targets in Syria proper.’ No wonder Perle was delighted by the Israeli strike. ‘It will help the peace process,’ he told The Washington Post, adding later that the United States itself might have to attack Syria.

But what Perle means by ‘helping the peace process’ is not resolving the conflict by bringing about a viable, sovereign Palestinian state but rather, as underscored in A Clean Break, ‘transcending the Arab-Israeli conflict’ altogether by forcing the Arabs to accept most, if not all, of Israel's territorial conquests and its nuclear hegemony in the region.

John Dizard (columnist Financial Times. svh) claimed there is evidence in the Clean Break document of Ahmed Chalabi's involvement. (Chalabi, an Iraqi politician, was an ardent opponent of Saddam Hussein.)

Deze Ahmed Chalabi was een centrale figuur in de politieke manipulatie van joods Amerikaanse neoconservatieven. ‘Chalabi was a bold and shrewd investor, amassing a fortune of $100 million. During his life he was accused of corruption many times. In 1977, he founded the Petra Bank in Jordan with Crown Prince Hassan, the King's brother. In May 1989, the Governor of the Central Bank of Jordan, Mohammed Said Nabulsi, issued a decree ordering all banks in the country to deposit 35% of their reserves with the Central Bank. Petra Bank was the only bank that was unable to meet this requirement. An investigation was launched which led to accusations of embezzlement and false accounting. The bank failed, causing a $350 million bail-out by the Central Bank. Chalabi fled the country, in the boot of a Jordanian prince's car, before the authorities could react. Chalabi was convicted and sentenced in absentia for bank fraud by a Jordanian military tribunal to 22 years in prison.’ 

Bovendien is bekend dat Chalabi als oprichter van de Iraqi National Congress 

in the lead-up to the 2003 invasion of Iraq,’ en ‘with the assistance of lobbying powerhouse BKSH & Associates, provided a major portion of the information on which U.S. Intelligence based its condemnation of the Iraqi President Saddam Hussein, including reports of weapons of mass destruction and alleged ties to al-Qaeda. Most, if not all, of this information has turned out to be false and Chalabi has been called a fabricator. Along with this, Chalabi also subsequently boasted, in an interview with the British Sunday Telegraph, about the impact that their alleged falsifications had on American policy, — these factors led to a falling out between him and the U.S. government.



De combinatie van joods Amerikaanse neocons, die de belangen van Israel voorop stellen, en een criminele fantast als Ahmed Chalabi heeft niet alleen geleid tot een agressieoorlog tegen Irak die tot nu toe naar schatting tenminste drie biljoen dollar heeft gekost, maar ook tot de totale chaos in het Midden-Oosten. De Amerikaanse hoogleraren John Mearsheimer and Stephen Walt schreven in hun onthullende artikel en boek ‘The Israel Lobby’ dat het ‘Clean Break’ rapport

called for Israel to take steps to re-order the entire Middle East. Netanyahu did not follow their advice, but Feith, Perle and Wurmser were soon urging the Bush administration to pursue those same goals. The Ha’aretz columnist Akiva Eldar warned that Feith and Perle ‘are walking a fine line between their loyalty to American governments ... and Israeli interests.’


Ook de joods-Amerikaanse journalist Sidney Blumenthal bekritiseerde het rapport door te stellen:

Instead of trading land for peace, the neocons advocated tossing aside the Oslo agreements that established negotiations and demanding unconditional Palestinian acceptance of Likud's terms, peace for peace. Rather than negotiations with Syria, they proposed weakening, containing, and even rolling back Syria. They also advanced a wild scenario to redefine Iraq. Then King Hussein of Jordan would somehow become its ruler; and somehow this Sunni monarch would gain control of the Iraqi Shiites, and through them wean the South Lebanese Shia away from Hezbollah, Iran, and Syria.
September 2007 verklaarde generaal Wesley Clark, ‘Retired 4-star U.S. Army general, Supreme Allied Commander of NATO during the 1999 War on Yugoslavia’ in het programma Democracy Now!:

About ten days after 9/11, I went through the Pentagon and I saw Secretary Rumsfeld and Deputy Secretary Wolfowitz. I went downstairs just to say hello to some of the people on the Joint Staff who used to work for me, and one of the generals called me in. He said, ‘Sir, you’ve got to come in and talk to me a second.’ I said, ‘Well, you’re too busy.’ He said, ‘No, no.’ He says, ‘We’ve made the decision we’re going to war with Iraq.’ This was on or about the 20th of September. I said, ‘We’re going to war with Iraq? Why?’ He said, ‘I don’t know.’ He said, ‘I guess they don’t know what else to do.’ So I said, ‘Well, did they find some information connecting Saddam to al-Qaeda?’ He said, ‘No, no.’ He says, ‘There’s nothing new that way. They just made the decision to go to war with Iraq.’ He said, ‘I guess it’s like we don’t know what to do about terrorists, but we’ve got a good military and we can take down governments.’ And he said, ‘I guess if the only tool you have is a hammer, every problem has to look like a nail.’

So I came back to see him a few weeks later, and by that time we were bombing in Afghanistan. I said, ‘Are we still going to war with Iraq?’ And he said, ‘Oh, it’s worse than that.’ He reached over on his desk. He picked up a piece of paper. And he said, ‘I just got this down from upstairs’ — meaning the Secretary of Defense’s office — ‘today.’ And he said, ‘This is a memo that describes how we’re going to take out seven countries in five years, starting with Iraq, and then Syria, Lebanon, Libya, Somalia, Sudan and, finishing off, Iran.’ I said, ‘Is it classified?’ He said, ‘Yes, sir.’ I said, ‘Well, don’t show it to me.’ And I saw him a year or so ago, and I said, ‘You remember that?’ He said, ‘Sir, I didn’t show you that memo! I didn’t show it to you!’

Hoewel de Amerikaanse militaire top niet wist waarom het Witte Huis het Midden-Oosten wilde aanvallen, besefte de joods-Amerikaanse neoconservatieve lobby maar al te goed wat de beweegredenen waren: de VS zou het vuile werk voor Israel doen, omdat 5 miljoen Joden in Israel daartoe niet in staat waren. Bovendien zou ook het Amerikaans- en westers militair-industrieel complex profiteren van de ‘War on Terror.’ De nieuwe vijand, het vermeend internationaal terrorisme, zou overal op de loer liggen, en elk moment op elke plaats in het Westen kunnen toeslaan. Midden januari 2004 werd bekend dat

In a forceful preview of the Bush administration's expansionist military policies in this election year, Vice President Dick Cheney Wednesday painted a grim picture of what he said was the growing threat of a catastrophic terrorist attack in the United States and warned that the battle, like the Cold War, could last generations…

Cheney devoted the half-hour speech to a frightening characterization of the war on terrorism and the new kind of mobilization he said it demanded. He sounded the alarm about the increasing prospects of a major new terrorist attack and the extraordinary responses that are required. While many of his remarks echoed past comments by the president and senior officials, Cheney struck a surprisingly dour note and suggested only an administration of proven ability could manage the dramatic overhaul necessary for the nation's security apparatus.

‘One of the legacies of this administration will be some of the most sweeping changes in our military, and our national security strategy as it relates to the military and force structure, and how we're based, and how we used it in the last 50 or 60 years, probably since World War II,’ Cheney said. ‘I think the changes are that dramatic.’

He also said the administration was planning to expand the military into even more overseas bases so the United States could wage war quickly around the globe.

‘Scattered in more than 50 nations, the al Qaeda network and other terrorist groups constitute an enemy unlike any other that we have ever faced, ‘ he said. ‘And as our intelligence shows, the terrorists continue plotting to kill on an ever-larger scale, including here in the United States.’

Cheney provided no details, however, of the kinds of attacks he expected.




Hoewel de mainstream-media ‘geen details’ over de vermeende op handen zijnde aanslagen van de vice-president of welke andere autoriteit hadden ontvangen, lieten ook zij zich meeslepen door de hysterie die de ‘deep state,’ dankzij de ‘vrije pers,’ had weten te veroorzaken. Misschien wel het meest opvallende is dat ondanks het debacle in het Midden-Oosten de joodse lobby in de VS zijn disproportionele invloed op de Amerikaanse buitenlandse politiek niet verloor. Zelfs onder president Obama — met zijn leuze ‘Change We Can Believe In’ — was de macht van die lobby merkbaar. Daarover de volgende keer.




Geen opmerkingen: