donderdag 5 april 2018

Bas Heijne en Jannetje Koelewijn en het Oliekoekendomme NRC-publiek


Bas Heijne schreef in de NRC van 8 september 2017:

Jesse laat veel zien, maar hij gaat nergens over – op zich een prestatie… de intellectuele inspanning, het streven om een politieke visie te ontwikkelen: geen spoor ervan in Boinks documentaire. Nergens een idee, een interessante gedachte, laat staan een visie. Lifestyle als politiek. Het schandaal van Jesse is dat de maker het kennelijk niet nodig vond ook maar iets van een politiek verhaal zichtbaar te maken. Alle inhoud is persoonlijke emotie, zoals de dood van Klavers moeder. Ik heb niks tegen buitenkant, zolang je maar voelt dat er ook een binnenkant is. Niks. Nada.

Dat je vervolgens Carré afhuurt en gaat zitten shinen met een film die, onbedoeld, een ontmaskering is – hoe vaak kun je in je eigen voet schieten?
Waar houden Klaver en Boink ons voor, zien ze ons als zo dom en oppervlakkig?

Zaterdag 18 oktober 1986 zette de auteur Frans Kellendonk tijdens een lezing uiteen dat ‘[d]e journalistieke media allemaal verpolitiekt [zijn],’ en dat hun ideologie ‘de wereld van het uitgeschakelde denken en de volautomatische moraal’ vertegenwoordigt. ‘Er zijn maar twee partijen: wij, die goed zijn, en de anderen, die niet deugen.’ Hij wees erop dat 

[i]n Nederland zich het gekke verschijnsel voor[doet] dat de ideologie meer greep op het denken krijgt naarmate haar praktische toepassing in de politiek geringer wordt. De politiek is bij ons in treurig verval,

waardoor onvermijdelijk ook het niveau van de journalistiek blijft dalen, met als gevolg dat ‘[d]e ideologie weemoedig los[raakt] van deze wereld, ze wordt transcendentaal.’ De politiek is godsdienst geworden, met zijn eigen opportunistische moraliteit. Kellendonk besefte dan ook dat ‘de opengevallen plaats van de religie… bij ons allang bezet is door de ideologie.’ Het grote probleem is nu dat ‘[u]it het debat met anderen, retoriek’ ontstaat, terwijl ‘[u]it het debat met jezelf poezië’ voortkomt, hetgeen Kellendonk tot de volgende beschrijving voerde:

Voor de schrijver is ethiek iets persoonlijks. De journalist preekt een publieke moraal.

Ethiek betekent voor het 'ik': het kwaad in zichzelf onderkennen. Zonder die twijfel zou zijn denken geautomatiseerd en dus niet meer creatief zijn. De eerste impuls tot een verhaal krijgt een schrijver wanneer hij het met zichzelf oneens is. Twijfel en geloof zijn voor hem complementaire tegengestelden… 

De publieke opinie kent geen 'ik.' Twijfel en geloof zijn haar beide wezensvreemd. Ze is extravert. Zelfkritiek is in haar ogen ziekelijke zelfkwellerij. Ze doet aan zelfrechtvaardiging. Om haar eigen voortreffelijkheid aan te tonen zoekt ze een tegenstander die ze met modder kan bekogelen. Kritiek is voor haar etikettering, nooit discussie. Een idee is voor haar een dogma of een ketterij…

Kamerleden, actievoerders, journalisten, al die doe-mensen hebben van het denken alleen maar last en vroeg of laat zullen ze proberen om het te beknotten.

De jong gestorven, uiterst scherpzinnige, Kellendonk zag tegelijkertijd een ander wezenlijke karaktertrek van de mainstream-journalistiek. Hij benadrukte dat  

Het realisme een weerspiegeling van de werkelijkheid [veinst] te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.

Dat is des te gevaarlijker omdat dit vertekend 'realisme,' aldus Kellendonk, 'oppermachtig heerst' in ‘de journalistiek. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid,’ waarbij

[N]iets zo levend [is], of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden.’ 

In NRC Handelsblad van vrijdag 12 mei 2017, een week voordat Heijne de P.C. Hooftprijs ontving als beloning voor het feit dat hij ‘de mensen [vertelt] hoe hij naar de wereld kijkt, in deze krant en elders, erudiet en welsprekend,’ liet hij zijn kwaliteit-collega Jannetje Koelewijn in een interview weten te hopen dat ‘ik als beschouwer toch de blik van romancier heb behouden.’ Kennelijk in het kader daarvan vertrouwde hij Jannetje het volgende toe:

Gerrit Komrij – hij zat in een VPRO-forum en ik zat daar in mijn zwart fluwelen jasje, met die krullen, dat was meteen… Puur keurig hoor. Gerrit heeft zich altijd keurig gedragen,

Goddank weet het NRC-publiek nu dat het allemaal ‘puur keurig’ was gegaan ‘hoor,’ en dat ‘Gerrit zich altijd keurig [heeft] gedragen.’ Het bewijst nog eens hoe Bas als ‘journalist’ inderdaad ‘een publieke moraal [preekt],’ zoals Kellendonk meer dan vier decennia geleden opmerkte. De ontboezeming over Gerrit’s keurigheid ontlokte bij Jannetje onmiddellijk de volgende vraag: ‘Was u bang voor aids?’ Bas:

Ja, zoals iedere homo. Zeker in het begin, alles was nog onduidelijk, en toen bleek Frans Kellendonk het te hebben. Ik had één nacht met hem geslapen, begin jaren tachtig, wel safe, maar safe avant la lettre.

Dat de journalist Bas, net fris uit de polder in Amsterdam, ‘één nacht’ met Kellendonk heeft ‘geslapen’ moet op hem een verpletterende indruk hebben nagelaten gezien het feit dat hij vele jaren later het de moeite vond om in het kader van de P.C. Hooftprijs over dit nachtje slapen te spreken. Begrijpelijk, want Kellendonk ‘was dé schrijver van zijn generatie, en een heel mooie jongen,’ aldus Bas. Kortom, Kellendonk was beroemd en knap. Overigens, ‘mooi’ zijn meisjes. Jongens zijn knap. Daarentegen leek  Bas, volgens Jannetje ‘Op oude foto’s wel een cherubijn,’ zo’n klein papperig engeltje op Renaissance-fresco’s. Bas:

Een engeltje, ja. Zelf viel ik op jongens van mijn leeftijd, maar het waren oudere mannen die voor me in de rij stonden. Het heeft niet lang geduurd, hoor. Blonde schoonheden gaan niet lang mee.

Waren het leuke jaren?

Nou ja, nee. Het ging nooit om mij of om mijn zielenroerselen. Ik kan me voorstellen hoe vrouwen zich soms voelen. Je wordt een beetje een courtisane,

een eufemisme voor een ‘vrouw van lichte zeden’ die zich voor geldelijk gewin of aanzien laat gebruiken door ‘personen uit hogere kringen.’   Bas kan zich ‘voorstellen hoe vrouwen zich soms voelen,’ een opmerking die Jannetje, opmerkelijk genoeg, voor kennisgeving aanneemt, kennelijk in de overtuiging dat ook zij zich ‘soms’ gedwongen heeft gevoeld om met het oog op een glansrijke carrière in de journalistiek zich als ‘courtisane’ op te stellen. En zo vervolgt het interview zich van het ene hoogtepunt naar het andere, zonder dat Bas en Jannetje zich geroepen voelden om over de diepzinnige ‘zielenroerselen’ van ‘dé schrijver van zijn generatie’ in te gaan. Eén nachtje slapen is ruim voldoende informatie voor de kwaliteitslezer. En dat is toch merkwaardig, want het is nu, of all people, juist Bas Heijne die naderhand terecht over de documentaire over Jesse Klaver schreef: ‘Nergens een idee, een interessante gedachte, laat staan een visie. Lifestyle als politiek.’ Ik bedoel: het interview met Heijne is eveneens één en al ‘lifestyle.’ Sterker nog, wat voor mevrouw Koelewijn doorgaat als ‘erudiet en welsprekend,’ is maar al te vaak niets anders dan ‘publieke opinie’ die geen 'ik' kent, waardoor ‘twijfel en geloof wezensvreemd,’ blijven. Een mainstream-opiniemaker als Heijne ‘doet aan zelfrechtvaardiging.’ Voor zìjn ‘publieke opinie’ is ‘kritiek’ altijd ‘etikettering, nooit discussie. Een idee is voor haar een dogma of een ketterij.’ Kortom: waarom houden Heijne en Koelewijn hun lezers voor 'zo dom en oppervlakkig?' Ik vrees dat het antwoord simpelweg is dat het huidige NRC-publiek inderdaad oliekoekendom is.




Mevrouw Jannetje Koelewijn. NRC-journaliste.



Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...