zondag 12 februari 2017

Frank Westerman's Provinciale Schrijverij 59


'We' weten nu dat volgens Bas Heijne president Ronald Reagan moet worden gezien als ‘[i]emand aan wie je de boel kon overlaten,’ en dat dit in de praktijk van alledag een rechtvaardiging betekent van terrorisme tegen bevolkingsgroepen die de financiële belangen van de ‘Amerikaanse’ elite aan banden willen leggen. Bovendien is onthullend dat hij in zijn ‘pleidooi voor een debat,’ getiteld Staat van Nederland (2017), laat weten ‘geen idee’ te hebben waar de ‘volkswil zich precies bevindt,’ maar dat die in elk geval niet ‘in het domein van de politiek te vinden’ is. Hiermee benadrukt Heijne nog eens dat voor hem ‘de politiek’ zich beperkt tot datgene wat zich afspeelt rondom dat pleintje in Den Haag, waar de macht tot nu toe in een ‘safe pair of hands’ heeft gelegen, om het gangbare jargon even te lenen. Bas vreest nu dat het zwaartepunt op Het Binnenhof in handen gaat vallen van zogeheten ‘populisten,’ terwijl op dit moment de opiniemakers van het establishment niet weten wat ‘het volk’ momenteel ‘precies’ wil. Dit laatste is overigens begrijpelijk aangezien de ‘politiek-literaire elite’in Nederland zelden in ‘het volk’ geïnteresseerd is geweest, vanwege de eenvoudige reden dat de massa niet meetelt. 

Hier stuiten ‘we’ op het centrale probleem. De gevestigde orde en haar woordvoerders in de commerciële massamedia weigeren te accepteren dat ‘we’ op een breukvlak staan, en dat het establishment de status-quo niet langer kan handhaven, zelfs niet door de grootscheepse afluisterpraktijken van de NSA en massaal geweld in het regio's waar grondstoffen en markten moeten worden toegeëigend. Aangezien ‘de scherpste pen van NRC Handelsblad,’ volgens eigen zeggen in het duister tast, is het misschien verstandig als Heijne wat minder beweert en wat meer leest, dat wil zeggen: zich verdiept in wat buitenlandse intellectuelen hebben geschreven over de onderwerpen waarmee hij zich de afgelopen tijd noodgedwongen bezig is gaan houden. Op die manier kan Bas, die in Nederland gezien wordt als ‘[d]e beste in zijn vak,’ te weten komen wat één van de belangrijkste onderwerpen zal moeten zijn van het door hem zo vurig bepleite ‘publieke en politieke debat.’ Vooruitlopend daarop stel ik voor dat collega Heijne begint met het boek The Precariat. The New Dangerous Class van de Britse hoogleraar Guy Standing, dat in 2011 voor het eerst verscheen en inmiddels vele malen is herdrukt. Het eerste hoofdstuk werpt meteen een helder licht op het ware probleem waarmee ‘we’ wereldwijd worden geconfronteerd:

In the 1970s, a group of ideologically inspired economists captured the ears and minds of politicians. The central plank of their 'neoliberal' model was that growth and development depended on market competitiveness; everything should be done to maximize competition and competitiveness, and to allow market principles to permeate all aspects of life.

One theme was that countries should increase labour market flexibility, which came to mean an agenda for transferring risks and insecurity onto workers and their families. The result has been the creation of a global ‘precariat,’ consisting of many millions around the world without an anchor of stability. They are becoming a new dangerous class. They are prone to listen to ugly voices, and to use their votes and money to give those voices a political platform of increasing influence. The very success of the ‘neo-liberal' agenda, embraced to a greater or lesser extent by governments of all complexions, has created an incipient political monster. Action is needed before that monster comes to life. 

Dit schreef Standing, die ‘Development Studies’ doceert aan de Universiteit van Londen, ruim vier jaar voordat Bas Heijne zijn laatste beetje geloof in de Vooruitgangsideologie verloor, en vijf jaar voordat de winnaar van de P.C. Hooftprijs 2017 pleitte voor ‘een nieuwe taal,’ die ‘weer echt wil communiceren, in plaats van enkel “zenden,”’om zodoende een ‘publiek debat weer mogelijk’ te maken. De NRC-duider is van mening dat de huidige maatschappelijke frictie wordt verergerd, en misschien zelfs wordt veroorzaakt door ‘de honende verbetenheid waarmee de tegenstander tot een karikatuur wordt gemaakt.’ Ik vrees dat 'onze' Bas  de consequenties van de westerse ontwikkeling in de afgelopen vier decennia niet begrijpt of domweg niet heeft gevolgd. Daarentegen zijn  intellectuelen uit grote cultuurlanden niet geobsedeerd door de vorm, maar door de inhoud, oftewel: in de oorzaken die tot ‘de honende verbetenheid’ hebben geleid. Omdat hij die niet langdurig heeft bestudeerd moet hij nu publiekelijk bekennen ‘geen idee' te hebben wat de woedende burger wil. Dit is jezelf als journalist een brevet van onvermogen geven, die weer de vraag oproept: wat is zijn opinie waard, wanneer hij niet eens weet waarover hij schrijft? Hij is dan net als de autoriteiten niet in staat ‘echt’ te ‘communiceren,’ aangezien hij druk doende is met ‘enkel “zenden.”’ Bas kan wel pleiten voor ‘een nieuwe taal,’ maar zolang hij niet weet wat zijn tegenstanders willen, blijft een dergelijke ‘taal’ net zo onbegrijpelijk als de ‘taal’ van een rotsblok of een boomblad voor iemand die niet van de natuur houdt. Even misleidend is Heijne’s stelling dat:

[w]e in de eerste plaats te maken [hebben] met heel verschillende visies op wat wij een goede samenleving vinden — hoe we de relatie tussen een burger en de maatschappij waar hij deel van uitmaakt vorm willen geven.   
     
Wie is die ‘we’? Over welke ‘heel verschillende visies’  gaat het hier? Wat wordt er bedoelt met ‘een burger en de maatschappij waar hij deel van uitmaakt’? En zijn ‘we’ in staat geweest de huidige, neoliberale ’maatschappij’vorm te geven? De ‘we’ in een technocratie bestaat alleen als dociele massa, want nogmaals:

In de technocratie is niets meer klein of eenvoudig of overzichtelijk voor de niet-technicus. In plaats daarvan gaat de omvang en ingewikkeldheid van alle menselijke activiteiten — politiek, economisch, cultureel — de competentie van de amateur-burger te boven en vergt onverbiddelijk de aandacht van speciaal opgeleide deskundigen. Rond deze centrale kern van experts die zich bezighouden met de grote publieke zaken van algemeen belang groeit een kring van subsidiaire experts die, gedijend op het algemene sociale aanzien van technische bekwaamheid in de technocratie, zich een invloedrijk gezag aanmatigen over de schijnbaar meest persoonlijke levensfacetten: seksueel gedrag, de opvoeding van kinderen, geestelijke gezondheid, recreatie, enzovoorts. In de technocratie streeft alles ernaar puur technisch te worden, het voorwerp van beroepsmatige aandacht. Daarom is de technocratie het bewind van de deskundigen — of van degenen die de deskundigen in dienst kunnen nemen,

aldus de Amerikaanse hoogleraar, wijlen Theodore Roszak, in zijn bestseller The Making of a Counter Culture (1968). Ook als revolutionaire klasse zullen ‘we’ het bestaande totalitaire bestel niet wezenlijk kunnen veranderen, tenzij de hele cultuur verandert. Maar aangezien Heijne wil dat ‘de politiek’ de ‘toon en argumenten aandragen’ voor het publieke debat,’ is het volstrekt uitgesloten dat de onverzadigbare consumptiecultuur fundamenteel ter sprake zal komen, laat staan fundamenteel verandert. De macht zal in handen blijven van de financiële elite die de technocratische elite in de  politiek, wetenschappen en economie aanstuurt om zoveel mogelijk winst te genereren. In tegenstelling tot wat Heijne beweert is er in een technocratie geen sprake van ‘heel verschillende visies,’ die met elkaar in concurrentie zijn met betrekking tot ‘een goede samenleving.’ Wat‘we’ een ‘goede samenleving’ vinden speelt geen enkele rol in de besluitvorming, anders zouden ‘we’ niet in een impasse zijn geraakt. Techniek duldt geen tegenspraak en kent maar twee waarden: nut en efficiency. Zoals de Franse socioloog Jacques Ellul in zijn boek The Technological Society (1964) stelde:

Techniek vereist voorspelbaarheid en evenzeer precisie in de voorspellingen. Het is dus noodzakelijk dat de techniek prevaleert over het menselijk wezen. Voor de techniek is dit een zaak van leven of dood. De techniek moet de mens reduceren tot een technisch dier, de koning van de slaven er techniek. Voor deze noodzaak moet de menselijke grilligheid vermorzeld worden; de technische autonomie gedoogt geen menselijke autonomie. Het individu moet worden gekneed door technieken, hetzij negatief (door de technieken om de mens te kunnen begrijpen) of positief (door de aanpassing van de mens aan het technisch kader), om de schoonheidsfouten die zijn persoonlijke wil veroorzaakt in het perfecte patroon van de organisatie te kunnen wegvagen.

Een voorbeeld: begin 2014 nam de jongerenkrant nrc.next een artikel over uit het Britse neoliberale weekblad The Economist, waarin met een typerende vanzelfsprekendheid werd medegedeeld dat in de toekomst ‘de mogelijkheden van mensen ongelijk blijven. In een wereld die economisch steeds meer gepolariseerd is, zullen velen hun kansen zien verminderen, terwijl hun salarissen worden afgeknepen,’ waarbij geldt dat:

[v]eel van de banen die gevaar lopen voor mensen onderaan de maatschappelijke ladder [zijn], terwijl de vaardigheden die het minst kwetsbaar zijn voor automatisering (creativiteit, management) vaak het terrein zijn van hoger geplaatsten.

De boosheid over de toegenomen ongelijkheid zal groeien, maar politici zullen moeite hebben er iets aan te doen. De vooruitgang mijden zal net zo onzinnig blijken te zijn als protesteren tegen de gemechaniseerde weefgetouwen in 1810. Want elk land dat weigert mee te doen wordt ingehaald door landen die de nieuwe technologie omarmen. En de mogelijkheden om de rijken te straffen met hoge belastingen zullen beperkt zijn, omdat kapitaal en hooggeschoolde arbeidskrachten dan doodleuk naar een ander land verhuizen.

Heijne’s ‘we’ worden niet gevraagd wat ‘wij een goede samenleving vinden.’ Zijn voorstelling van zaken als zouden ‘we’ gepolst worden ‘hoe we de relatie tussen een burger en de maatschappij waar hij deel van uitmaakt vorm willen geven,’ is een gevaarlijke leugen van de columnist om op die manier de status quo te handhaven. De positie van Heijne’s ‘we’ wordt bovendien steeds precairder, een almaar groeiend aantal ‘burgers’ -- die allang geen burgers meer zijn maar consumenten -- is overtollig geworden, zij zijn niet meer nodig om het huidige systeem draaiende te houden. Sterker nog: zij vormen een steeds groter probleem voor de neoliberale 'orde,' zeker wanneer ‘we’ ons niet neerleggen bij de dictaten van het establishment en zijn woordvoerders in de commerciële massamedia. Laatst genoemden winden zich steeds meer op over de opruiende ‘populisten’ nu ‘het volk’ niet langer meer afgekocht kan worden. Wat er zich aan de overkant van de ‘samenleving’ afspeelt, weten Heijne en zijn collega’s niet, en dus hebben ze ook ‘geen idee’ waar de ‘volkswil zich precies bevindt.’ Vandaar ook dat de NRC-columnist, die elke week een mening van maximaal 500 woorden moet inleveren, in zijn boekje Staat van Nederland met geen woord rept over waar het ‘publiek debat’ over moet gaan. 

Leek hij in zijn pamflet Onbehagen (2016) nog ernstig te twijfelen aan de toepasbaarheid van het Verlichtingsgeloof, nog geen drie maanden later laat Bas zijn publiek ditmaal weten met enige reserve toch te geloven ‘in de idealen van de Verlichting, omdat ik weet dat zonder de Verlichting mijn leven, en dat van velen anderen, afschuwelijk zou zijn geweest.’ Dat hetzelfde westerse Verlichtingsgeloof miljoenen mensenlevens elders in de wereld slachtoffer heeft gemaakt, en voor de overlevenden het bestaan in een ‘afschuwelijke’ hel heeft veranderd, is voor hem een te verwaarlozen futiliteit. Ondanks de bloedbaden en slachtpartijen die het beleid van Ronald Reagan heeft aangericht blijft voor Heijne deze Amerikaanse president ‘[i]emand aan wie je de boel kon overlaten,’ hetgeen een duidelijk voorbeeld is van hoe erg hij ‘in de ban’ is ‘van een nietsontziend geloof in de eigen superioriteit,’ een houding die hij, opmerkelijk genoeg, de populisten verwijt. Doordat de geprivilegieerde Heijne tamelijk geïsoleerd van de samenleving in een would-be wereldje leeft, weet hij niet wat er werkelijk speelt. En omdat hij te weinig kennis bezit over wat er buiten Nederland door intellectuelen is gepubliceerd, beseft hij niet dat er inmiddels een steeds grotere groep in de westerse maatschappij bestaat die in feite in de marge leeft. Deze groep is voor de geïnteresseerde niet moeilijk te ontdekken. Zeker niet in Amsterdam, waar jonge mensen die zijn afgestudeerd aan een hogeschool of universiteit op contractbasis proberen te overleven of bij gebrek aan een baan al jarenlang in de horeca werken, dan wel op de bonnefooi door de wereld trekken. De rest probeert als zzp-er de kop boven water te houden. Velen van hen weten dat ze niet meetellen, dat ze hun hele leven geen bestaanszekerheid zullen hebben, dat ze nooit een huis zullen kunnen kopen, terwijl de huren in de steden blijven stijgen, dat ze zich geen kinderen kunnen permitteren en dus geen vaste relaties, met als gevolg dat 55 procent van de hoofdstedelingen alleenstaand is, dat de welvaart beperkt blijft tot een betrekkelijk kleine groep, dat ze overtollig zijn, en dus genoegen moeten nemen met tijdelijke banen waardoor de werkgever sociale lasten kan omzeilen. 


Kennelijk weet de ‘duider’ van de ‘kwaliteitskrant’ niet dat de ‘flexibilisering van de arbeidsmarkt’ door vele jongeren gezien wordt als een eufemisme voor uitbuiting. Zij beseffen als buitenstaanders beter dan de bourgeoisie wat de fundamentele problemen zijn van de neoliberale ideologie. Zij zijn goed geïnformeerd over onderwerpen als de ecologische crisis, de klimaatverandering, de milieuvernietiging, de bevolkingsexplosie, de parasitaire macht van de financiële elite, het militair-industrieel complex, (inclusief de NAVO), dat permanente oorlogen noodzakelijk maakt, de corruptie en chaos van bureaucratische bolwerken als de Europese Unie en de NAFTA, het toenemend aantal vluchtelingen uit gebieden die door oorlog, armoede, of milieurampen worden getroffen, ze weten dat er een ‘sixth mass extinction’ van het leven op aarde gaande is. Zij beseffen ook dat de gevestigde orde voor geen van deze bedreigingen een oplossing heeft, en trachten nu zelf oplossingen te bedenken. En degenen zonder opleiding zijn volledig buiten de boot gevallen, met geen verwachting op een betere toekomst, maar wel beseffend dat ze een alternatief moeten zoeken, door in opstand te komen of door in het grijze circuit of de misdaad hun heil te zoeken. In het voorwoord van de herziene editie van The Precariat stelt professor Standing met betrekking tot deze buitenstaanders dat zij gezien kunnen worden als 

the stirrings of the precariat, the phase of primitive rebels, when protests and reactions are by people who know more about what they are against than what they are for. That will change. The first stage of any new social movement is the emergence of a sense of common identity. The energies unleashed in the city squares, streets, internet cafes and other public spaces have generated an identity that is becoming a social force. 

Standing gaat ervan uit

that more in the precariat, when they look in a mirror in the morning, do not see a failure or a shirker (lijntrekker. svh), but someone who shares a common predicament with many others. This is a necessary change from isolation, self-pity or self-loathing to collective strength, knowing that the economic institutions want a large precariat.

Those in it have lives dominated by insecurity, uncertainty, debt and humiliation. They are becoming denizens (buitenstaanders. svh) rather than citizens, losing cultural, civil, social, political and economic rights built up over generations. The precariat is also the first class in history expected to endure labour and work at a lower level than the schooling it typically acquires. In an ever more unequal society, its relative deprivation is severe. 

Pain and anomie (normloosheid. svh) will grow. There will be more 'days of rage.’ But it is not enough to be angry. While some are listening to ugly populist, simplistic voices, others are rediscovering their humanity and desire for society. Across the world, there is an energy building around the precariat. It is organizing, and struggling to define a new forward march. 

Other developments since The Precariat was written have served to strengthen the argument that the precariat is emerging as a new mass class with transformative potential. These developments include the continued pursuit of austerity in the industrialized world, which is pushing more and more people into the precariat, and an intensification of what is described in the book as 'the politics of inferno,’ including the growth of commodified and populist politics and Edward Snowdens brave revelations on the extent of the surveillance state. 

A second book, A Precariat Charter: From Denizens to Citizens, published alongside this revised edition of The Precariat, attempts to take the debate forward by discussing the impact on the precariat of the austerity era and the disturbing utilitarian thinking that underpins it. A Precariat Charter goes on to set out a series of policies aimed at addressing the precariats insecurities and aspirations, proposed not as a manifesto but as a starting point for the construction of a new precariat agenda. 

Standing benadrukt dat het ‘precariat’ een ‘class-in-the-making’ is

because it is internally divided at present. As a ‘dangerous’ class, it must become a class-for-itself in order to abolish itself. In other words, it must become sufficiently united to have the political strength to pressurize the state into creating the social and economic conditions that would remove its precariousness.




In het voorwoord van de eerste editie van zijn boek wees professor Standing erop dat ‘[t]he context is that, while the precariat has been growing, globalizations hidden reality has come to the surface with the 2008 financial shock,’ en dat ‘[u]nless the inequalities willfully neglected by most governments in the past two decades are radically redressed, the pain and repercussions could become explosive.’ Bovendien zijn het ‘only ideologues’ die ontkennen dat de globalisering 

has brought economic insecurity to many, many millions. The precariat is in the front ranks, but it has yet to find the Voice to bring its agenda to the fore. It is not 'the squeezed middle’ or an ‘underclass' or 'the lower working class.’ It has a distinctive bundle of insecurities and will have an equally distinctive set of demands. 

Geen woord daarover in Bas Heijne’s boekje Staat van Nederland. Kennelijk gaat hij als ‘één van de belangrijkste nadenkers’ in Nederland ervan uit dat de gedupeerden van het neoliberalisme de rest van hun leven het onrecht gelaten over zich heen zullen laten komen, en in de toekomst geen tegenmacht zullen vormen, waarmee ‘we’ rekening zullen moeten gaan houden. Het lijkt alsof opiniemakers als Heijne werkelijk van mening zijn dat de status quo gehandhaafd kan blijven, en dat hij zich er niet van bewust is dat het winstprincipe het gemeenschapsgevoel en de natuur heeft vernietigd, en dat het daarom houdbaar is geworden. Heijne doet het voorkomen alsof het verzet zal afnemen ‘wanneer men laat zien waar men voor staat — in plaats van waar men tegen is’ en ‘we’ zodoende een antwoord hebben gevonden op de vraag ‘wie willen we zijn.’ De P.C. Hooftprijswinnaar veronderstelt dat degenen die in hun wanhoop op 'populisten' stemmen, zullen worden gevraagd door de elite — die hen als ‘deplorables’ beschouwt — te vertellen ‘waar men voor staat.' Zoveel naïviteit grenst aan waanzin, en verdient slechts datgene wat Heijne zo haat, namelijk ‘hoon.’ Men mag toch verwachten dat deze man weleens een boek leest en/of nadenkt voordat hij iets opschrijft. Iemand die door het amusementsprogramma De Wereld Draait Door bij ‘het volk’geïntroduceerd wordt als ‘nadenker’ om vervolgens cliché’s te verspreiden, kan niet anders dan ‘hoon’ verwachten. Het is typerend voor het autisme van de ‘politiek-literaire elite’ in het kleine Nederland dat zij niet bij machte is te zien wat zich buiten de kring van haar peergroup voltrekt, en van mening is dat ‘de politiek’ de ‘argumenten’ dient aan te dragen voor een publiek debat.’ Bovendien wordt hier een columnist bewondert die pas recentelijk van zijn vooruitgangsgeloof is gevallen, en niet op de hoogte blijkt te zijn dat zijn recente ‘ontdekkingen’ al sinds de jaren vijftig door intellectuelen in het buitenland uitgebreid zijn beschreven en geanalyseerd. Wat tevens ontbreekt aan zijn beschouwingen is een bredere historische context. Sociale, economische en politieke processen worden door hem niet in een groter verband geplaatst. Een voorbeeld van een historische context geeft emeritus hoogleraar Fik Meijer in de inleiding van het boek Bederf van Binnenuit. Crisis in Rome (2015) van de Romeinse geschiedschrijver Sallustius:

De uitschakeling in 146 v.Chr. van Carthago, Romes meest geduchte tegenstander, kan worden beschouwd als een keerpunt in de Romeinse geschiedenis. De vrees voor Carthago had senaat en volk verenigd, maar nu de laatste rivaal was weggevallen traden de tegengestelde belangen aan de dag. De senatoren namen het niet meer zo nauw met de traditionele mores en hadden vooral oog voor hun eigen politieke en economische gewin. Macht en rijkdom werden de belangrijkste drijfveren. De leden van de senatoriale elite hadden uit hoofde van hun functie zeggenschap over het beleid waarvan zij als privépersonen profiteerden. Een aantal van hen verwierf in den vreemde een voorheen ongekende rijkdom, die werd geïnvesteerd in grote, lucratieve landbouwplantages (latifundia) die ze door slaven, voormalige krijgsgevangenen uit de gewonnen oorlogen, lieten bewerken. Voor de oorspronkelijke boerenbevolking van Italië hadden de ontwikkelingen voornamelijk negatieve effecten. De soldaten uit het Romeinse leger waren immers gerekruteerd op het platteland. Zij hadden vaak jarenlang buiten Italië dienstgedaan. Al die tijd waren hun landerijen verwaarloosd en na terugkeer in Italië zagen ze vaak geen andere mogelijkheid dan hun land te verkopen aan rijke senatoren en zelf naar Rome te trekken, waar ze als cliënten van diezelfde rijke senatoren een afhankelijk bestaan leidden. Die economische scheefgroei zou de politieke verhoudingen van de late Republiek onder druk zetten en tot grote spanningen leiden. Ook binnen de senaat nam de eensgezindheid af, omdat niet allen in gelijke mate van de veroveringen hadden geprofiteerd en de vermogende senatoren de dienst gingen uitmaken. 

De tegenstellingen, die al lang zichtbaar waren, traden volledig aan het licht in 133 v.Chr., toen Tiberius Gracchus als volkstribuun de senaat passeerde en rechtstreeks aan de volksvergadering een wet voorlegde die staatsland beloofde aan ontheemde boeren. Dat zou het begin blijken te zijn van een lange politieke strijd tussen optimates, die de oude gedragslijn (politieke beslissingen via de senaat) wilden handhaven, en populares, die hun ideeën aan de volksvergadering wilden voorleggen. In de jaren die volgden zouden de tegenstellingen zich alleen nog maar verscherpen. Militair geweld deed zijn intrede in de politiek, omdat politici met steun van loyale soldaten een greep deden naar de macht. Sulla, Marius, Pompeius, Caesar, Crassus, Antonius en Octavianus zijn de hoofdrolspelers in deze machtsstrijd. Uiteindelijk werd de republiek de dupe van de steeds egocentrischer optredende senatoren. Burgeroorlogen waren het gevolg. Octavianus maakte daar in 27 v.Chr. officieel een einde aan en werd de eerste alleenheerser in het Romeinse rijk. 

Over de teloorgang van de Romeinse Republiek hebben diverse schrijvers bericht. Cicero is onze belangrijkste informant met zijn redevoeringen, brieven en filosofische en politieke verhandelingen, gevolgd door Sallustius. Deze heeft in zijn geschriften een coherent beeld willen schetsen van de uitbreiding van het Romeinse rijk, de groei van de stad Rome, het verlies van de traditionele waarden en het toenemend individualisme van de belangrijkste politici. 

Wie hier geen parallellen weet te trekken met de situatie in de huidige VS, ontbreekt het aan verbeeldingskracht. Ook in 'Amerika' is, als gevolg van ‘bederf van binnenuit,’ sprake van een ‘crisis’ van de ‘democratie.’ Meer dan de helft van Amerikaanse Congresleden is miljonair, de tien rijksten zijn gelijkelijk verdeeld tussen Democraten en Republikeinen. Tot hij minister van Buitenlandse Zaken werd, was de Democraat John Kerry, met een vermogen van ruim 238 miljoen, de rijkste senator. Zonder overdrijven kan van een aanzienlijk aantal Congresleden worden gesteld dat zij ‘uit hoofde van hun functie zeggenschap’ hebben ‘over het beleid waarvan zij als privépersonen profiteerden,’ terwijl hun beleid ‘voornamelijk negatieve effecten’ heeft voor een groot deel van de bevolking, onder wie ‘soldaten’ die zijn ‘gerekruteerd’ uit de onderste lagen van de maatschappij, en die bij terugkeer uit het Midden Oosten aan hun lot worden overgelaten. De toenemende ‘economische scheefgroei’ heeft ‘de politieke verhoudingen’ van de Amerikaanse ‘Republiek onder druk’ gezet en heeft ‘tot grote spanningen’ geleidwaarvan de opkomst van de Tea Party en de verkiezing van Donald Trump tot president slechts twee symptomen zijn. Toekomstige ‘burgeroorlogen’ kunnen niet worden uitgesloten, het systeem is van binnenuit gecorrumpeerd geraakt, en een niet gering aantal Amerikaanse commentatoren vreest momenteel dat het begin van een fascistische periode in hun land is aangebroken. Bas Heijne’s veronderstelling dat de interne tegenstrijdigheden van het westerse neoliberale kapitalisme zouden kunnen worden verholpen door de introductie van ‘een nieuwe taal’ die ‘weer echt wil communiceren,’ waardoor een ‘publiek debat weer mogelijk’ wordt, demonstreert een simplistische voorstelling van zaken die lachwekkend zou zijn als het reductionisme van de Nederlandse ‘politiek-literaire elite’ niet zo gevaarlijk is. Daarnaast getuigen Heijne’s uitspraken van een intense minachting voor iedereen die weigert het gecorrumpeerde spel mee te spelen. De onwetendheid van de als sociale wetenschapper optredende Bas doet me herhaaldelijk denken aan de kritiek van de Amerikaanse auteur en psychotherapeut Paul Goodman in zijn baanbrekende analyse van de westerse samenleving, getiteld Growing Up Absurd (1956). Goodman zette uiteen dat: 

[o]ur social scientists have become so accustomed to the highly organized and by-and-large smoothly running society that they have begun to think that ‘social animal’ means ‘harmoniously belonging.’ They do not like to think that fighting and dissenting are proper social functions, nor that rebelling or initiating fundamental change is a social function. Rather, if something does not run smoothly, they say it has been improperly socialized; there has been a failure in communication. The animal part is rarely mentioned at all; if it proves annoying, it too has been inadequately socialized

En zo worden fundamentele conflicten terug gebracht tot een kwestie van ‘taal’ die ‘weer echt wil communiceren,’ dus tot onderhandelingen tussen de dames en heren van de 

fatsoenlijke politiek, de mensen die — laat ik zeggen — echt iets willen, en ook een verwezenlijkt idee hebben van wat Nederland moet zijn, dat die een toon en argumenten aandragen die — laten we zeggen — uitvoerbaar zijn, redelijk en begrijpelijk, en niet alleen maar een emotie bedienen,

aldus de woordvoerder van het Nederlandse establishment. Heijne is zich niet bewust van datgene waarvoor Goodman al in het midden van de vorige eeuw waarschuwde voor de ziel van de consumptiemaatschappij, omdat:

It is lacking in enough man’s work. It is lacking in honest public speech, and people are not taken seriously. It is lacking in the opportunity to be useful. It thwarts aptitude and creates stupidity. It corrupts ingenuous patriotism. It corrupts the fine arts. It shackles science. It dampens animal ardor. It discourages the religious convictions of Justification and Vocation and it dims the sense that there is a Creation. It has no Honor. It has no Community. 

Dit alles is terug te vinden in de intellectuele hoerigheid van een 'duider' als Heijne, met zijn dienstbaarheid aan de politieke elite wanneer hij bijvoorbeeld schrijft dat ‘de VVD het antwoord op Wilders in huis heeft: Klaas Dijkhoff, het grootste politiek talent van dit moment… Tegenover Klaas Dijkhoff zou Wilders afsteken als een naar mannetje in een veel te grote broek. Het is maar een suggestie,’ alsof het zijn taak is als deelnemer aan de mannetjesmakerij van de Haagse politiek om de VVD te adviseren. ‘Het is maar een suggestie.’ Daarentegen maakte Goodman duidelijk dat 

people are so bemused by the way business and politics are carried on at present, with all their intricate relationships, that they have ceased to be able to imagine alternatives. We seem to have lost our genius for inventing changes to satisfy crying needs.

Juist het feit dat ‘links’ niet meer in staat is om zich een alternatief voor te stellen toont het totalitaire karakter aan van het huidige systeem. Het naar voren schuiven van een ijdeltuit als Jesse Klaver van Groen Links en het imago van Bas Heijne als ‘de beste in zijn vak’ zijn slechts twee voorbeelden daarvan. Goodman:

this stupor is inevitably the baleful influence of the very kind of organizational network that we have: the system pre-empts the available means and capital; it buys up as much of the intelligence as it can and muffles the voices of dissent; and then it irrefutably proclaims that itself is the only possibility of society, for nothing else is thinkable. Let me give a couple of examples of how this works. Suppose (as is the case) that a group of radio and TV broadcasters, competing in the Pickwickian fashion of semi-monopolies, control all the stations and channels in an area, amassing the capital and variously bribing Communications Commissioners in order to get them; and the broadcasters tailor their programs to meet the requirements of their advertisers, of the censorship, to their own slick and clique tastes, and of a broad common denominator of the audience, none of whom may be offended: they will then claim not only that the public wants the drivel that they give them, but indeed that nothing else is being created.

Paul Goodman trok hieruit de conclusie dat ‘[t]his pre-empting of the means and the brains by the organization, and the shutting out of those who do not conform, can go so far as to cause delusions,’ en dat ‘it is in these circumstances that people put up with a system because “there are no alternatives.” And when one cannot think of anything to do, soon one ceases to think at all.’

Door de ‘culturele deprivatie’ weet de massamens alleen nog via de meest primaire emoties te reageren op de corruptie en onverschilligheid van de gevestigde orde, of beter, de bestaande wanorde. In dit opzicht is de massa even machteloos als de half-geletterde ‘politiek-literaire elite,’ zoals ondermeer blijkt uit het failliet van ‘links.’  En aangezien universiteiten en hogescholen zich richten naar de eisen van de markt wordt ook daar het kritische denken niet bevorderd en zitten ‘we’ nu opgescheept met een Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam bevolkt met onderwijzend personeel als bijvoorbeeld dr. M. van Leeuwen, bijzonder hoogleraar Moderne Trans-Atlantische betrekkingen, die ‘sinds 2003 bij de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD)’ werkzaam is waar zij ‘betrokken [is] bij de vervaardiging van fenomeen- en trendanalyses over dreigingen voor de nationale veiligheid, zoals radicalisering en onderscheiden vormen van terrorisme.’ Mevrouw Van Leeuwen’s ‘leerstoel is ingesteld vanwege de Stichting Atlantische Commissie,’ de propagandatak van de NAVO. Aan dezelfde Faculteit van de UVA is dr. Ruud van Dijk als docent verbonden, en ook hij is een overtuigde Atlanticus, die doceert in de 'history of recent international relations,’ en als zodanig in de Volkskrant propaganda bedrijft met adviezen als deze: 

Een van de belangrijkste doelstellingen van het Europese en Nederlandse beleid moet zijn te voorkomen dat Amerika niet langer verantwoordelijk wil zijn voor het functioneren van het internationale systeem… Voor ons in Europa is een constructieve, activistische Amerikaanse rol intussen essentieel… Amerika's invloed is afgenomen, en het land ligt met zichzelf in de knoop onder invloed van de gevolgen van globalisering. Een volk dat zich per definitie als exceptioneel ziet, voelt zich door de buitenwereld belaagd.


De polder-intelligentsia. Universitair Docent Ruud van Dijk geflankeerd door twee witte wielervrienden. Living Like a Cyclist. http://ruudvandijk.blogspot.nl


Van Dijk leert zijn studenten dat 'Washington nog altijd [streeft] naar een wereld waarin individuele vrijheden - fundamentele rechten van de mens — de norm zijn,' en dat daarom 'de Verenigde Staten de onmisbare ordeningsmogendheid [blijven] in het internationale systeem,’ zoals kennelijk de door de VS gecreëerde chaos in Afghanistan, Irak, Libië en Syrië moet bewijzen. Deze voorstelling van zaken demonstreert de intellectuele corruptie van ‘onze’ tijd, waarbij leugens onweersproken blijven. Zelfs academici presenteren vandaag de dag leugens als waarheden. Een lezer van mijn weblog maakte mij een tijd geleden attent op een interview met de Duitse filosoof Byung-Chul Han op Zeit Online, de internetsite van het ‘kwaliteitstijdschrift’ Die Zeit, waar hij ondermeer het volgende verklaarde: 

Es gibt heute keine Sprache — es gibt eine Sprachlosigkeit und eine Ratlosigkeit (hulpeloosheid. svh). Der Sprache wird heute die Sprache genommen (ontnomen. svh). Auf der einen Seite gibt es einen ungeheuren Lärm (geraas. svh), einen Kommunikationslärm, auf der anderen Seite eine unheimliche Stummheit (sprakeloosheid. svh). Und diese Stummheit unterscheidet sich vom Schweigen. Schweigen ist sehr beredt (welsprekend. svh). Schweigen hat eine Sprache. Stille ist auch beredt. Stille kann auch Sprache sein. Aber der Lärm und die Stummheit sind ohne Sprache. Es gibt nur sprachlose, lärmende Kommunikation, das ist ein Problem. Heute gibt es nicht einmal Wissen, sondern nur Information. Wissen ist etwas ganz anderes als Information. Wissen und Wahrheit klingen heute sehr veraltet. Wissen hat auch eine ganze andere Zeitstruktur. Es spannt sich zwischen Vergangenheit und Zukunft. Und die Zeitlichkeit der Information ist die Gegenwart, das Präsens. Wissen beruht (berust. svh) auch auf der Erfahrung. Ein Meister verfügt über Wissen. Heute leben wir mit einem Terror des Dilettantismus.

ZEIT Wissen: Wie beurteilen Sie das, was die Wissenschaft macht? Schafft Sie kein Wissen?

Han: Wissenschaftler reflektieren heute nicht den gesellschaftlichen Kontext des Wissens. Sie machen eine positive Forschung. Jedes Wissen findet in einem Herrschaftsverhältnis (overheersingsrelatie. svh) statt. Ein Herrschaftsverhältnis, ein neues Dispositiv (ordening. svh) generiert ein neues Wissen, einen neuen Diskurs. Wissen ist immer eingebettet in eine Herrschaftsstruktur. Man kann einfach positive Forschung betreiben, ohne zu erkennen, dass man unter dem Bann dieser Macht steht, und ohne sich auf die Kontextualität des Wissens zu besinnen. Diese Besinnung auf die Kontextualität findet heute nicht statt. Auch die Philosophie wird eine positive Wissenschaft. Sie bezieht sich nicht auf die Gesellschaft, sondern nur auf sich selbst. So wird sie gesellschaftsblind.

ZEIT Wissen: Sie beziehen das auf den gesamten Wissenschaftsbetrieb?

Han: Mehr oder weniger. Es findet heute eine Google-Wissenschaft statt, ohne kritische Reflexion über die eigene Tätigkeit. Geisteswissenschaften müssten kritisch über die eigene Tätigkeit nachdenken, aber das findet nicht statt.



Dat het publiek onder ‘een terreur van dilettantisme’ leeft bewijzen jaar in jaar uit de mainstream-media met hun telkens weer nieuwe versie van de waan van de dag, en hun niet aflatende stroom van ‘informatie’ zonder context, zonder ‘bezinning’ en zonder te beseffen dat ‘elk weten in een overheersingsrelatie plaatsvindt,’ met andere woorden: dat de macht bepaalt wat waar en niet waar is, wat belangrijk is en wat  onbelangrijk, wie meetelt en wie niet. Dus wanneer Bas Heijne zijn 60 paginaatjes tellende betoog Staat van Nederland eindigt met 'De vraag is niet: wie zijn wij? De vraag is: wie willen we zijn? met de nadruk op willen,’ dan is dit bedrog, want niemand met werkelijke macht zal ooit aan Heijne’s ‘we’ vragen ‘wie’ ze ‘willen zijn,’ zeker niet wanneer ‘de politiek’ namens de elite de ‘toon en argumenten’ zullen gaan ‘aandragen die — laten we zeggen — uitvoerbaar zijn,’ en wel omdat de financiële elite bepaalt wat ‘uitvoerbaar’ is. Elke politiek die dit belemmert, is ten dode opgeschreven, tenminste zolang de massa niet met geweld in opstand komt. Maar dan nog, zal men in een technocratie de rationaliteit zonder rede niet kunnen stoppen. Het was de Duitse filosoof Heidegger die meer dan een halve eeuw geleden al uiteenzette dat

[g]een enkel individu, geen enkele groep van mensen, geen enkele commissie van nog zo vooraanstaande staatslieden, onderzoekers en technici, geen enkele conferentie van leidinggevende personen uit het bedrijfsleven en de industrie vermag het historisch verloop van het atoomtijdperk te remmen of in een bepaalde richting te leiden. Geen enkele louter menselijke organisatie is in staat, de heerschappij over dit tijdperk te verwerven.

Zelfs een revolutie zal alleen maar andere technocraten aan de macht helpen, maar niet de technocratie vaan banden leggen, als men dit al zou willen. In plaats van lariekoek te verkopen zouden Heijne en consorten er goed aan doen het publiek serieus te nemen door het uit te leggen waarom het leven in wezen tragisch is, net als de grote tragedieschrijvers in de antieke oudheid de Atheense burgers lieten zien dat de mens zijn lot niet kan ontlopen, en hooguit met opgeheven hoofd het lot kan proberen te begrijpen, net als Oidipous dit deed. Zij zouden kunnen beginnen met het besef dat

[h]istory is the fruit of power, but power itself is never so transparent that its analysis becomes superfluous. The ultimate mark of power may be its invisibility; the ultimate challenged, the exposition of its roots,

zoals Michel-Rolph Trouillot schreef in zijn boek Silence The Past. Power and the Production of History (1995), Trouillot was één van de vooraanstaande geleerden uit Haiti, die onder andere als hoogleraar aan de prestigieuze Amerikaanse Johns Hopkins University cultuur, macht en geschiedenis doceerde. Hij waarschuwde dat 

[w]e are never as steeped in history as when we pretend not to be, but if we stop pretending we may gain in understanding what we lose in false innocence. Naiveté is often an excuse for those who exercise power. For those upon whom that power is exercised, naiveté is always a mistake. 

De veronderstelling dat ‘wij’ in het voorbeeldige Westen, onder aanvoering van de macht in Washington en op Wall Street, superieur zijn, zoals Bas Heijne en Geert Mak menen, is een gevaarlijke illusie. De bewering van Mak dat de 'kracht van onze westerse samenleving onze democratie [is], onze variatie in ideeën, onze tolerantie, onze openheid tegenover andere culturen,’ en dat ‘wij’ in het Westen ‘de idealen van de verlichting’ al sinds de tweede helft van de achttiende eeuw als leidraad hebben, zoals Heijne meent, zijn in feite aanspraken die de vooronderstelling verraden 

that we have reached the end of history or that we are somewhat closer to a future when all pasts will be equal make me wonder about the motives of those who make such claims,

aldus Trouillot. En hij heeft gelijk, want ‘He who controls the past controls the future. He who controls the present controls the past,’ aldus Orwell in 1984, een feit dat Geert Mak zo populair maakt bij autoriteiten. Het gevolg is onder andere lovende uitspraken van hem als ‘[d]e Verlichting is bedacht in Europa, maar Amerika heeft het uitgevoerd, als real life experiment.’ Kortom, de genocide van Indianenvolkeren als ‘real life experiment’ in de 'Verlichting.'  Daarentegen stelt de Britse ‘political theorist,’  emeritus hoogleraar John Gray in zijn boek Enlightenment’s Wake (1995):

It is an Enlightenment dogma that the advance of science advances human rationality; but there has never been much to support this article of humanist faith. The fall of communism was the death of an Enlightenment Utopia. Its demise was to be welcomed; but it did no more than return us to the normal pattern of human conflict. The growth of knowledge increases human power, otherwise it leaves humans as they have always been — weak, savage and in thrall to every kind of fantasy and delusion…

For most of its disciples the appeal of the Enlightenment has always been that of an ersatz religion. The Enlightenment was another version of Christian myth more than it was a critique of Christianity, and the evangelical atheism that has staged an anachronistic revival in recent years is significant chiefly as a sign of the unreality of secularization.

Het zal ook geen verbazing wekken dat de domineeszoon Geert Mak, volgens eigen zeggen, tot het ware geloof van zijn vader is teruggekeerd. Wat moet de kleinburger anders? Hij kan niet zonder hoop het bestaan trotseren, de hoop dat er een verlossing bestaat, en als die niet in het heden is te vinden dan maar terug naar de oude dogma’s. Hetzelfde verlangen leidt bij Heijne tot een ‘pleidooi’ voor een een ‘taal’ die ‘weer echt wil communiceren,’ zoals vroeger toen er nog decorum bestond, waardoor ‘we’ onszelf nog onbekommerd konden wijsmaken dat ‘we’beschaafde lieden waren, ondanks het feit dat ‘we’ elders hele volkeren uitmoordden, onderdrukten en uitbuitten. Daarom klinkt zijn oproep in de NRC van 9 januari 2016 ook zo hol: ‘Dit is een tijd waarin waarden en overtuigingen getest worden. Sta ervoor, verdedig ze, maak vuile handen, stel bij, geef je fouten toe — maar vlucht niet in de veilige haven van het wezenloze gebaar, van nietszeggende symboolpolitiek.’

Zelf vluchtte Heijne in ‘de veilige haven van het wezenloze gebaar, van nietszeggende symboolpolitiek,’ toen hij in maart 2016 zonder enige terughoudendheid in zijn ‘kwaliteitskrant’ opriep: ‘Kunstenaars, boycot Manifesta 10’ in Sint Petersburg als straf voor het ‘wangedrag van de Russen,’ nadat de bevolking van de Krim zich in een referendum had uitsproken voor aansluiting bij de Russische Federatie, waardoor het NAVO-voornemen om daar een marinebasis te vestigen, werd verhinderd. Daarentegen verzekerde hij zijn kwaliteitspubliek dat Barack Obama, als eerste Amerikaanse president die zijn hele ambtstermijn de VS in oorlog hield, een ‘immer onkreukbare’ president was. Heijne’s logica is dat enerzijds ‘Poetin,’ de ‘rechtsorde zo flagrant schendt,’ terwijl hij anderzijds verzwijgt dat het agressieve buitenlands beleid van de 'immer onkreukbare Barack Obama' soevereine staten als Libië, Syrië en Oekraïne in totale chaos heeft gestort. Het zijn opiniemakers als Bas Heijne die model staan voor de corruptie van de mainstream-media, waarin het grote publiek terecht geen vertrouwen meer heeft, omdat het vooral dankzij internet, vandaag de dag dwars door het ‘nepnieuws’ weet te prikken. Om zich te wapenen tegen kritiek van een collega als ik, heeft hij mijn verwijzingen op zijn beide Facebook-account’’s verwijderd, want Heijne wil van alles, maar zeker geen beargumenteerde kritiek die tot een serieus ‘publiek debat’ kan leiden. Het is allemaal vergeefs theater van een poseur, wiens columns in het Nederlands taalgebied geslikt wordt als de diepe inzichten van ‘de beste in zijn vak,’ de ‘scherpste pen van NRC Handelsblad.’ In het land der blinden is éénoog koning. De visie van ‘duider’ Bas is opgelegd pandoer en voorspelbaar, Obama is Democraat en als extra pluspunt is hij ook nog eens ‘zwart’ is in de ogen van de politiek correcten uit de petite bourgeoisie. Maar er bestaat een andere zienswijze. Wanneer de geïnteresseerde een scherpzinnige beschouwing van het fenomeen Obama wil, dan dient hij A Bound Man, te lezen, Why We Are Excited About Obama and Why He Can't Win, verschenen in januari 2008, tien maanden voordat Obama tot de 'eerste zwarte Amerikaanse president' werd gekozen. De auteur van het boek, de Amerikaanse intellectueel Shelby Steele, die, net als Obama kind van een zwarte vader en een witte moeder is, stelde in het laatste hoofdstuk, getiteld 'The Visible Man': 

Can a black ask for power at the level of the American presidency without wearing a mask, without reassuring whites that they will be given the benefit of the doubt without lessening the anxiety inherent in being white today? Is real power possible for blacks without some negotiation with white innocence?

Steele merkt op dat:

In order to be part of history, to participate in its relentless evolution, the black American has always had to don the mask that would enable him to join the larger white world, where, presumably, history is being made. Thus, to a degree, inauthenticity has been the price blacks have paid to join history,

waardoor 

the price for acting in the interest of his own authenticity -- for being mask less -- was to fall outside of history.

Zodra de zwarten voor hun eigen authenticiteit kiezen worden zij ogenblikkelijk voor de blanke 'orde' gezichtsloos. Dan zijn zij 'loud, colorful, and completely self-invented out of the historical chaos of black life.' Zij zijn dan 'existential cowboys wearing no mask for the white world, and yet, for all their self-satisfaction, they were completely outside of history.' Vervolgens wijst Shelby Steele erop dat 

Barack Obama entered history by wearing the bargainers mask. He was born to a fate that literally schooled him in bargaining. It was not a hard-earned and carefully evolved individuality that won him entrée into the national imagination... 

His supporters do not look to him to DO something; they look to him primarily to BE something, to REPRESENT something. He is a bound man because he cannot be two opposing worldviews at the same time — he cannot grant whites their racial innocence and simultaneously withhold it from them.

Barack Obama emerged into a political culture that needed him more as an icon than as a man. He has gone 'far because the need is great. But this easy appeal has also been his downfall. It is a seduction away from character and conviction. In the Brotherhood, Tod Clifton (Afro-Amerikaanse hoofdrolspeler in de roman De Onzichtbare Man, die Steele vergelijkt met Obama. svh) thought he never had to discover what he truly believed. He never considered his true self to be relevant. When he finally lurches away from this falseness, there is no self to guide him toward a meaningful life. Probably the greatest debilitation in black American life is that our history of masking — once so necessary to our survival — has caused us to overvalue the manipulation of white people and to undervalue the evolution of our individual selves. 

The challenge for Barack Obama is the same as it is for all free people: to achieve visibility as an individual, to in fact become an individual rather than a racial cipher. Today, he is in the same peril of falling 'out of history' as the fictional Tod Clifton was sixty years ago. Unless we get to know who he is — what beliefs he would risk his life for — he could become a cautionary tale in his own right, an iconic figure who neglected to become himself! 




Shelby Steele heeft gelijk gekregen. Van 'Change we can believe in' bleef weinig tot niets over, de economische positie van zwarten in de VS is onder Obama mede door de economische recessie nog meer verslechterd. Juist onder Obama zag de zwarte gemeenschap door het witte politiegeweld zich genoodzaakt Black Lives Matter op te richten. Tegelijkertijd heeft Obama de met lucht speculerende banken met naar schatting een biljoen dollar aan belastinggeld overeind geholpen, zodat zij nu weer astronomisch hoge winsten maken door opnieuw te speculeren met miljarden aan niet bestaand geld. Voorts is er sprake van ‘jobless growth’ en heeft het militair-industrieel complex niets van zijn macht ingeleverd. Bovendien heeft  Obama met zijn niet ingeloste politieke beloften de weg vrij gemaakt voor een fenomeen als Donald Trump. Veel hiervan was te voorzien. Zelf schreef ik op donderdag 30 oktober 2008, vijf dagen voor de Amerikaanse presidentsverkiezing:

Obama is een hype, een bijzonder knappe hype. Hij verkoopt geen boodschap, maar een beeld. Niemand weet precies wat zijn programma is, wat hij politiek gaat doen, maar velen denken toch dat zodra deze man aan de macht is alles beter zal gaan, dat hij de hoop op een goede toekomst is. Obama is op een geweldig slimme manier aan de man gebracht. Hij heeft ook de financiële macht aan zijn kant, hij beschikt over twee keer zoveel geld om reclame voor zichzelf te maken als McCain. Het feit dat iemand als Obama door de werkelijke macht naar voren is geschoven is tekenend voor de ernst van de crisis waarin het kapitalistische systeem verkeert.

Een dag eerder schreef ik:

Het enige dat Obama straks kan als president is bezuinigen op alles. De VS is namelijk failliet, zowel de staat als zijn ingezetenen. Ik begrijp dan ook het enthousiasme van veel van mijn collega's niet zo goed. Wat verwachten ze dat Obama gaat doen? Ze suggereren veel, maar beseffen kennelijk niet dat de marges van de parlementaire democratie altijd zeer smal zijn, zeker voor de nieuwe president van een failliet imperium. Meer dan 600 miljard dollar gaat volgend jaar naar wat officieel heet de nationale veiligheid. En dat is zeker niet alles. Hoe dan ook, alleen daar zou Obama op kunnen bezuinigen, op de strijdkrachten en de buitenlandse militaire bases van het rijk. Maar zal Obama dit doen? Ik denk het niet, want de strijdkrachten zijn de grootste werkverschaffers. Wordt op oorlogsvoering gekort dan betekent dit in de praktijk verlies aan banen, die toch al schaars zijn in de VS. Veel werk is verplaatst naar de lage lonen landen. Gaat Obama de grote concerns aanpakken en de macht van de vrije markt inperken? Nee, zeker niet, want een Amerikaanse president kan niet de werkelijke macht aan banden leggen. Die werkelijke macht is in handen van niemand anders dan de werkelijke macht, dus het kapitaal. Wat kan Obama dan wel gaan doen? In de marge kan hij wat rommelen en verder weet ik het niet. Dat zult u aan mijn collega's moeten vragen. Ik vrees alleen dat die daar nog niet over nagedacht hebben.

Maar de voor de hand liggende logica die ik erop nahield, nog voordat Obama tot president was gekozen, was vanzelfsprekend niet welkom in de mainstream-media die het moeten hebben van man bijt hond en niet hond bijt man. En aangezien mijn mainstream-opiniemakers geen tijd hebben zich in de VS te verdiepen omdat ze elke week weer met een nieuw onderwerp op de proppen moeten komen, lezen zij zelden of nooit boeken van Amerikaanse intellectuelen. In hun manicheïsche ideologie geldt precies datgene wat de auteur Frans Kellendonk in zijn lezing ‘Idolen’ in 1986 zo helder formuleerde, namelijk:

[h]et realisme veinst een weerspiegeling van de werkelijkheid te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.

Ziende blind kan men onmogelijk beseffen dat iemand als Arnold Toynbee, één van de grootste historici van de twintigste eeuw, het bij het rechte eind had toen hij voorjaar 1961 tijdens één van zijn beroemd geworden college's aan de University of Pennsylvania het volgende opmerkte:

America is today the leader of a world-wide anti-revolutionary movement in the defense of vested interests. She now stands for what Rome stood for. Rome consequently supported the rich against the poor in all foreign communities that fell under her sway; and, since the poor, so far, have always and everywhere been far more numerous than the rich, Rome’s policy made for inequality, for injustice, and for the least happiness of the greatest number.

De alom gerespecteerde Britse geleerde schreef dit 56 jaar voordat Bas Heijne met zijn ‘scherpste pen’ in zijn ‘kwaliteitskrant’ schreef over ‘de immer onkreukbare Barack Obama’ die ‘een afscheidsrede hield over de noodzaak van een minimum aan gemeenschapsgevoel’ want — zo wist Bas te melden — ‘een gezonde democratie heeft allereerst geloof in democratie nodig,’ hetgeen nog eens aantoont dat hij zich telkens weer genoodzaakt voelt om zijn kwaliteitspubliek dit soort waarheden voor te houden. Ik bedoel maar. Volgende keer meer. 



Geen opmerkingen:

De Holocaust Is Geen Rechtvaardiging meer Voor Joodse Nazi's

Eitan Bronstein, bezig de geschiedenis van straten, wijken en steden terug te geven aan Palestijnen en daarmee aan de Joden in Israël. . Zev...