zaterdag 16 april 2016

Vluchtelingenstroom 92



People actually don’t realize how deeply these people are injured by seeing themselves represented, not so much the adult because they are already inured (gewend. svh) to that kind of pain and pressure, but children. Indian children seeing Indians represented as savage, ugly, nasty, vicious, treacherous, drunken. They grow up with only a negative image of themselves and it lasts a life-time.
Marlon Brando. Dick Cavett Show. 12 juni 1973

Het is wetenschappelijk aangetoond dat vaders een buitengewoon belangrijke rol in de ontwikkeling van hun kinderen spelen. De relatie met zijn of haar vader kan alle relaties van het kind van geboorte tot dood beïnvloeden,

including those with friends, lovers, and spouses. Those early patterns of interaction with father are the very patterns that will be projected forward into all relationships.

Dat geldt niet allen voor de ‘child’s intrinsic idea of who he/she is as he/she relates to others, but also, the range of what’ een 

child considers acceptable and loving. Boys on the other hand, will model themselves after their fathers. They will look for their father’s approval in everything they do, and copy those behaviors that they recognize as both successful and familiar. Thus, if dad was abusive, controlling, and dominating, those will be the patterns that their sons will imitate and emulate. However, if father is loving, kind, supportive, and protective, boys will want to be that. 

Mensen zijn sociale wezens en het kind leert door gedrag te imiteren, en

children who are well-bonded and loved by involved fathers, tend to have less behavioral problems, and are somewhat inoculated against alcohol and drug abuse. Yet when fathers are less engaged, children are more likely to drop out of school earlier, and to exhibit more problems in behavior and substance abuse. Research indicates that fathers are as important as mothers in their respective roles as caregivers, protectors, financial supporters, and most importantly, models for social and emotional behavior. 

Een voorbeeld van hoe noodzakelijk de vaderrol voor een zoon is, gaf mij meer dan een decennium geleden de VPRO-programmamaker en dichter Wim Brands. In antwoord op mijn vraag of hij zich voor zijn vader schaamde, antwoordde hij:

Ja, ik heb mij altijd voor hem geschaamd. Iemand die ik goed ken en die heel mooie verhalen schrijft, A. L. Snijders , heeft eens geschreven over hoe hij als jongetje met zijn vader door Amsterdam fietste en zijn vader dan valt. Later op school dringt dat beeld zich weer op en moet hij huilen, want je wilt je vader niet zien vallen. Mijn vader heb ik zijn hele leven lang letterlijk en figuurlijk zien vallen. Hij leed aan wat ze toen de vallende ziekte noemden. Om in zo’n kleine gemeenschap nog enige prestige te verwerven ging hij bij de reservepolitie. Tijdens de jaarlijkse wielerrond van Brummen hees mijn vader zich in een politieuniform, maar van de spanning kreeg hij al na een halfuur op het dorpsplein een epileptische aanval en moest hij met een busje naar huis worden gebracht. Een deel van mijn jeugd is een aaneenschakeling van dat soort momenten.

Tegelijkertijd was hij absoluut niet in staat zich in de belevingswereld van zijn kinderen in te leven. Op den duur ontstaat iets wat verachting heet en dat is het ergste wat er bestaat. Dat hou je heel lang verborgen, maar op een bepaald moment lukt het niet meer, dan zeg je waar het op staat. Bovendien hadden mijn ouders voortdurend ruzie, er was alleen maar oorlog... verschrikkelijk, vooral ook omdat ik in dat gehucht (Voorstonden. een buurtschap van de gemeente Brummen. svh) een buitenbeentje was. Waar moest ik heen? 

Een paar jaar na mijn tocht met Wim Brands door de streek waar hij opgroeide, hing zijn vader zich met een ketting op, in de garage. Maandagochtend 4 april 2016 maakte ook zoon Wim Brands op 57-jarige leeftijd een eind aan zijn leven. Hij leed opnieuw aan een zware depressie. Drie dagen later las ik dat de ‘World Health Organisation waarschuwt dat depressie in 2020 in de westerse wereld volksziekte nummer één’ zal zijn. De journaliste/auteur Miek Smilde schreef in De Volkskrant van 7 april 2016:

Niemand heeft ooit kunnen aantonen wat er precies gebeurt in het hoofd van degene die definitief het besluit neemt niet meer te willen leven. Uit nagelaten bekentenissen blijkt wel dat het gevoel niet goed genoeg te zijn een van de onderliggende patronen is…

Suïcide is een persoonlijk drama, voor degene die ertoe besluit en vooral ook voor degene die hij daarmee voorgoed verlaat. Het is een uitvloeisel van een ziekte. Tegelijk kunnen we niet langer om de conclusie heen dat wij een samenleving hebben geschapen waarin de dreiging van de zelfdood alleen maar groter is geworden. Wij hebben van succes een persoonlijke keuze gemaakt en hebben perfectie tot norm verheven. Alles wat de feilbaarheid van het menselijk wezen openbaart — kunst, religie, geschiedenis — is naar de marge gedreven. Troost is niet iets dat hogelijk wordt gewaardeerd op de AEX-index…

Door de steeds grotere prestatiedruk voelen steeds meer mensen, juist zij die worden gedreven door een calvinistisch arbeidsethos, zich in toenemende mate niet goed genoeg. Dat begint al op de basisschool waar kinderen zich vooral met elkaars Cito-score bezighouden in plaats van met sport of muziek of literatuur. Op de middelbare school worden leerlingen geleid naar iets dat nuttig is — lees: iets waarmee je geld kunt verdienen. Alles wat de absurditeit van het bestaan en de tragiek van het leven laat zien, hebben we weggedrukt als ‘onnuttig.' Het literaire praatprogramma van Wim Brands was het enige programma op televisie dat nog aandacht besteedde aan oprechte verhalen over angst, twijfel en mislukking. 

Perfect geconserveerde mensen

In de contactadvertenties die het relatiebemiddelingsbureau Pier Ebbinge Relationship wekelijks in de landelijke dagbladen plaatst, gaat het altijd om succesvolle, financieel onafhankelijke, perfect geconserveerde mensen, en nooit om eenzame zielen die door een scheiding of de dood alleen zijn en naar niets anders verlangen dan er te mogen zijn in de ogen van een ander. Terwijl ze dat natuurlijk allemaal zijn, die mensen uit die advertenties. Alleen.

Ik ben ervan overtuigd dat we onze samenleving ernstig ondermijnen door de eisen steeds verder op te schroeven en te weinig oog te hebben voor onmacht en eenzaamheid. Want het zijn niet alleen gevoelige dichters die besluiten die laatste deur wel te openen.


Is er een fundamenteel verschil tussen de zelfmoordenaar en de zogeheten zelfmoordterrorist? Ja, één, de eerste neemt geen anderen met zich de dood in. Maar voor de rest zijn er opvallend veel wezenlijke overeenkomsten. Ook de islamitische zelfmoordterrorist is een man die ‘zijn hele leven lang’ zijn vader ‘figuurlijk’ heeft ‘zien vallen,’ en die weet hoe moslims door het Westen worden afgebeeld ‘as savage, ugly, nasty, vicious, treacherous.’ Bovendien heeft  de ‘zelfmoordterrorist’ meegemaakt dat door het westers geweld zijn ouders hun rol als ‘protectors,’ niet konden waarmaken, en dat bovenal zijn vader geen ‘model’ kon zijn ‘for social and emotional behavior,’ omdat de westerse terreur zijn ‘prestige’ teveel had aangetast, en hij, net als Wim Brands’ vader, ‘de spanning’ niet aankon, waardoor ‘[o]p den duur iets wat verachting heet’ ontstond ‘en dat is het ergste wat er bestaat.’ Tijdens een oorlog is de burger niet langer in staat zijn kinderen te beschermen, en dit veroorzaakt een diep trauma, veel erger dan dat van A.L. Snijders, die als kind moest huilen, ‘want je wilt je vader niet zien vallen.’ Net zomin als een kind wil zien hoe de waardigheid van zijn vader voortdurend wordt geschonden door westerlingen of zionisten die met grof geweld hun macht over de machtelozen afdwingen. Een illustrerend voorbeeld van het gebrek aan inlevingsvermogen met de slachtoffers van de door het Westen gesanctioneerde terreur, demonstreerde Rico Sneller in Trouw van 22 maart 2016. Onder de kop ‘Wat drijft de zelfmoordterrorist’ kon de Trouw-lezer het volgende vernemen:

Verschrikkelijk, walgelijk vindt Rico Sneller de aanslagen in België. ‘Nu weten we wat de mensen in Israël meemaken.’ Filosoof Sneller, werkzaam aan de Universiteit van Leiden en gespecialiseerd in de relatie tussen geloof en geweld, heeft geen enkele behoefte de daders te verontschuldigen. Maar het interesseert hem wel: wat drijft jonge mensen ertoe om zichzelf op te blazen en zoveel anderen in hun dood mee te slepen?

In zijn onderzoek naar zelfmoordterrorisme stuitte Sneller - natuurlijk - op de vraag wat dit geweld te maken heeft met religie. Want terwijl de ene moslim niet begrijpt wat de aanslagen met zijn geloof te maken hebben, worden ze wel gepleegd in naam van de islam. Hoe zit dat nu eigenlijk? 

Volgens Sneller huist er in religie zeker een gevaarlijk element: gelovigen beantwoorden aan een wet die niet noodzakelijk samenvalt met die van het land waar ze wonen, al zijn er uitzonderingen. ‘Gereformeerde protestanten zijn juist heel gezagsgetrouw.’

Wat assistent-hoogleraar en theoloog Sneller als positief presenteert, kent een uiterst gevaarlijk aspect. Neem bijvoorbeeld de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP), de oudste Nederlandse politieke partij ‘die in het parlement vertegenwoordigd is. De partij is van bevindelijk-gereformeerde signatuur en staat in de protestants-politieke traditie,’ wat zoveel wil zeggen als dat SGP-ers hun geloof baseren op een ‘persoonlijke geloofservaring.’ In de praktijk betekende dit tijdens de Tweede Wereldoorlog dat de SGP met de nazi-bezetters collaboreerde, zoals blijkt uit het volgende:

De oprichter van de SGP en voorman van de Gereformeerde Gemeenten ds. G.H. Kersten handelde in politiek, economisch en godsdienstig gebied niet positief naar de Joden. Anders gezegd: hij handelde hierin antisemitisch.'' Die conclusie trekt Herman M. van Beek in zijn masterscriptie ter afronding van zijn studie 'Geschiedenis van het christendom' aan de Leidse Universiteit. Van Beek onderzocht specifiek de houding van Kersten als SGP-leider tegenover de Joden. Daarvoor bestudeerde hij preken, artikelen en partijredes van Kersten... Kersten blijkt een aanhanger te zijn van de 'vervangingstheologie'. De Joden kruisigden Jezus Christus en riepen daarmee het oordeel over zichzelf af. Kersten hield aan deze theologische opvatting vast, vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Van grote invloed op zijn denken was het leerbesluit van de synode van de Gereformeerde Gemeenten uit 1931. Het genadeverbond staat onder het eeuwige besluit van Gods verkiezing. Omdat de Joden niet meer de uitverkorenen van God waren, had Israël als volk en land voor Kersten afgedaan. Van Beek merkt op dat deze theologische visie destijds door veel meer gereformeerden werd beleden. Opmerkelijk is dat Kersten hierin meer op de lijn zat van de neocalvinist Abraham Kuyper... Vanuit deze uitgesproken afstandelijke houding én op basis van zijn theologische opvatting nam hij tegenover de Duitse bezetter een zeer lijdelijke houding aan. Van Beek noemt die houding tragisch. Als voorbeeld van die houding noemt hij de oproep aan de Vereniging van Gereformeerde Scholen (VGS), de scholen van de Gereformeerde Gemeenten, om Joodse kinderen bij de bezetter te melden. ‘Deze antisemitische maatregel werd zonder commentaar uitgevoerd.’

Deze informatie stond nog in 2010 op de website: ‘http://www.oneway.nl/n/dominee-kersten-zweeg-over-zijn-joodse-naaste/24042/index.html,' maar is inmiddels om onbekende redenen verwijderd. Wat de academicus Sneller als positief presenteert, heeft in werkelijkheid een onbekend aantal joodse Nederlanders het leven gekost. De SGP-er als gereformeerde is geenszins 'gezagsgetrouw,' maar machtsgetrouw. Hij gehoorzaamd 'the powers that be,' zelfs als die van van nationaal-socialistische signatuur zijn.  Maar dit feit verzwijgt Sneller. Desondanks vindt deze academicus terreur ‘verschrikkelijk’ en ‘walgelijk,’ zodra die vandaag de dag door islamitische jongeren in Europese hoofdsteden wordt gepleegd. Hij voegt er zelfs aan toe: ‘Nu weten we wat de mensen in Israël meemaken,’ en ook hier verzwijgt Sneller de decennialange zionistische terreur tegen de Palestijnse bevolking. Het stelen van Palestijns grondgebied en het vermoorden dan wel verminken van duizenden Palestijnse kinderen, is, zo moet ik aannamen, voor hem slechts 'collateral damage.' Met andere woorden: het begrip ‘gezagsgetrouw’ wordt door Sneller op een politieke manier gebruikt, maar zeker niet  op een waardevrije wetenschappelijke manier. Een ander duidelijk voorbeeld van de wijze waarop academisch gevormde gereformeerden met de waarheid omspringen was de vader van Geert Mak, de gereformeerde evangelisatiepredikant Catrinus Mak, die in 1935 in De Sumatra Post liet weten dat de nazi-rassenwetten, waarbij joodse Duitsers uit het openbare leven werden verbannen, ‘op staatsterrein tolerabel’ waren. Zijn zoon Geert vergoelijkt dit standpunt door in de bestseller De eeuw van mijn vader (1999) te stellen:

Achteraf kan aan Adolf Hitler en zijn nazi’s alle kwaads worden toegeschreven, maar degenen die hen in de jaren dertig zagen opkomen, moesten hun mening nog vormen.

Deze bewering is in zijn algemeenheid onjuist, zoals iedere historicus weet. Zij mocht dan wel opgaan voor Geert's kleinburgerlijke ouders, die volgens hem ‘nu eenmaal niet [wisten], zoals niemand dat weet, op welke plek ze zich in de geschiedenis [bevonden],’ maar dit is geen verklaring voor het feit dat een gereformeerde dominee het ‘staatkundig’ goedkeurde dat ‘Gods uitverkoren volk’ uit het publieke domein werd geweerd. Ook mijn oude vriend weet dit, want tegelijkertijd schreef hij:

Soms vraag ik me af: heeft bij de mannenbroeders van voor de oorlog, die zich zelf zo graag ‘de kinderen Gods’ noemden, wellicht ook een onuitgesproken jaloezie meegespeeld? Jegens de enige echte ‘kinderen Israëls’?

Dit zou het antisemitisme van zijn ouders kunnen verklaren, maar het toont tevens aan hoe  geestelijk flexibel theoloog Sneller van de Universiteit Leiden is. Immers, hij verzweeg deze onwelgevallige feiten, om zo een verkeerde voorstelling van zaken te kunnen geven. Verwerpelijk is tevens dat hij als assistent hoogleraar in Leiden de zionistische terreur  dood zwijgt. Wat dit betreft lijkt hij sprekend op een ‘bevindelijk-gereformeerde’ van de SGP. Zo berichtte   de ‘zionistische lobbygroep’ het CIDI op vrijdag 15 januari 2010:

SGP stelt kamervragen over verheerlijking van terrorisme door PA

Lid van de Tweede Kamer Kees van der Staaij van de SGP heeft vrijdag schriftelijke vragen gesteld aan Maxime Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, over het verheerlijken van terroristische acties tegen Israel door de Palestijnse Autoriteit, de 'regering' van de Westelijke Jordaanoever. Van der Staaij wil weten wat de minister hieraan gaat doen met betrekking tot het vredesproces. De SGP’er Van der Staaij vroeg zich af of Verhagen wist van de recente uitlatingen van PA-minister van Cultuur, Mustafa Barghouti, over de verheerlijking en nagedachtenis van Palestijnse terroristen. Barghouti heeft in een Palestijnse krant verklaard dat het publiek vernoemen van zelfmoordterroristen wel het minste was men kon doen.

Lid van de Tweede Kamer Van der Staaij wil weten wat Verhagen van deze verheerlijking vindt en wat hij hieraan gaat doen. De SGP’er vraagt zich tevens af welke consequenties de minister aan de uitspraken gaat verbinden met betrekking tot het vredesproces.

Van der Staaij is van mening dat deze verheerlijking ‘funest is voor de vredesonderhandelingen’ en wil dat de Nederlandse regering de PA er op gaat aanspreken.

De vragen zijn gepubliceerd op de website van de SGP.

Ook deze berichten zijn inmiddels van internet verdwenen, maar zijn wel op mijn weblog terug te lezen: http://stanvanhoucke.blogspot.nl/search?q=kersten    

(Sonja heeft een nieuwe reactie op je bericht "Vluchtelingenstroom 92" achtergelaten: 

Het artikel op One Way is nog wel te lezen in de Wayback Archives, link.)

De hierboven beschreven ontwikkeling laat zien hoe het antisemitisme van de kleinburger is omgeslagen in het filosemitisme dat nu zo’n vruchtbare voedingsbodem is voor de haat tegen islamieten. Niets nieuw onder de zon, Gods wegen zijn ondoorgrondelijk en zelden aangenaam. De altijd aanwezig onderhuidse rancune wordt nog eens aangewakkerd door de reflexmatige reacties van de ‘politiek-literaire elite’ op islamitische terroristische aanslagen. Onmiddellijk na de aanslag op de redactieleden van Charlie Hebdo, begin januari 2015, reageerde Geert Mak ‘geschokt’ met de opmerking ‘misselijk van woede’ te zijn. ‘De man van het grote verhaal, de verbanden, de historische context,’ zoals Mak door de ‘Vlaamse zakenkrant’ De Tijd aangekondigd werd, verklaarde volkomen gedachteloos dat de ‘kracht van onze westerse samenleving onze democratie [is], onze variatie in ideeën, onze tolerantie, onze openheid tegenover andere culturen.’ Ondertussen weigert hij zich uit te spreken over de terreur van de zelfbenoemde ‘Joodse staat,’ omdat hij als miljonair met een eigen toko maar al te goed beseft dat dit een desastreuze uitwerking zal hebben op zijn imago en daarmee zijn inkomen.

Ook het massale Amerikaanse geweld zal Mak en de rest van de polder-intelligentsia nooit terreur  noemen omdat men zich dan diskwalificeert als officiële opiniemaker. Integendeel, die terreur wordt juist openlijk geprezen, door de VS te prijzen als 'ordebewaker en politieagent,' en niet te vergeten als 'vrede stichtend.' Dit kan domweg niet anders, aangezien het gemarginaliseerd worden eveneens een aanslag betekent op imago en inkomen, en dat kunnen de woordvoerders van de gevestigde orde in een klein land, waar iedereen die meetelt ieder ander die meetelt van nabij kent, zich absoluut niet permitteren. En dus gaat de propaganda gewoon door en zullen mijn collega’s nooit datgene vermelden wat bijvoorbeeld de Amerikaanse intellectueel Tom Engelhardt wel vermeld: 

To sum up: in an almost enemy-less world in which the American economic system was triumphant and the U.S. possessed by far the strongest military on the planet, nothing seems to have gone as planned or faintly right,

en dit terwijl 'the worlds of national security and surveillance' gigantisch zijn gegroeid sinds het einde van de Koude Oorlog, en

They had been engorged (verzadigen. svh) by literally trillions of taxpayer dollars. A new domestic version of the Pentagon called the Department of Homeland Security had been set up in 2002. An 'intelligence community' made up of 17 major agencies and outfits, bolstered by hundreds of thousands of private security contractors, had expanded endlessly and in the process created a global surveillance state that went beyond the wildest imaginings of the totalitarian powers of the twentieth century. 

In the process, the national security state enveloped itself in a penumbra of secrecy that left the American people theoretically 'safe' and remarkably ignorant of what was being done in their name. Its officials increasingly existed in a crime-free zone, beyond the reach of accountability, the law, courts, or jail. Homeland security and intelligence complexes grew up around the national security state in the way that the military-industrial complex had once grown up around the Pentagon and similarly engorged themselves. In these years, Washington filled with newly constructed billion-dollar intelligence headquarters and building complexes dedicated to secret work -- and that only begins to tell the tale of how twenty-first-century 'security' triumphed.

Wat denken de Nederlandse opiniemakers nu eigenlijk te verdedigen? De democratie? De mensenrechten? Het internationaal recht in het algemeen? De beschaving? Is het ze niet opgevallen dat het Westen een steeds hogere rekening moet betalen voor hun NAVO-terreur elders? Een terreur die talloze landen nu in het Midden-Oosten en in equatoriaal- en Noord-Afrika in burgeroorlogen heeft gestort? Die ontwikkeling heeft geleid tot aanslagen in het Westen zelf. Engelhardt: 


It works something like this: start with the fact that, on September 10, 2001, global jihadism was a microscopic movement on this planet. Since 9/11, under the pressure of American military power, it has exploded geographically, while the number of jihadist organizations has multiplied, and the number of people joining such groups has regularly and repeatedly increased, a growth rate that seems to correlate with the efforts of Washington to destroy terrorism and its infrastructure.  In other words, the Global War on Terror has been and remains a global war for the production of terror.  And terror groups know it.

It was Osama bin Laden’s greatest insight and is now a commonplace that drawing Washington into military action against you increases your credibility in the world that matters to you and so makes recruiting easier.  At the same time, American actions, from invasions to drone strikes, and their 'collateral damage,' create pools of people desperate for revenge.  If you want to thrive and grow, in other words, you need the U.S. as an enemy.

Via taunting acts like the beheading videos of the Islamic State, the new 'caliphate' in Iraq and Syria, such movements bait Washington into action.  And each new terrorist crew, each ‘lone wolf’ terrorist undiscovered until too late by a state structure that has cost Americans trillions of dollars, each plot not foiled, each failure, works to bolster both terrorist outfits and the national security state itself.  This has, in other words, proved to be a deeply symbiotic and mutually profitable relationship.

From the point of view of the national security state, each failure, each little disaster, acts as another shot of fear in the American body politic, and the response to failure is predictable: never less of what doesn’t work, but more.  More money, more bodies hired, more new outfits formed, more elaborate defenses, more offensive weaponry.  Each failure with its accompanying jolt of fear (and often hysteria) predictably results in further funding for the national security state to develop newer, even more elaborate versions of what it’s been doing these last 13 years.  Failure, in other words, is the key to success.

In this sense, think of Washington’s national security structure as a self-perpetuating machine that works like a dream, since those who oversee its continued expansion are never penalized for its inability to accomplish any of its goals.  On the contrary, they are invariably promoted, honored, and assured of a golden-parachute-style retirement or -- far more likely -- a golden journey through one of Washington’s revolving doors onto some corporate board or into some cushy post in one complex or another where they can essentially lobby their former colleagues for private warrior corporations, rent-a-gun outfits, weapons makers, and the like.  And there is nothing either in Washington or in American life that seems likely to change any of this in the near future. 

Intussen gaan de westerse mainstream-media en Hollywood gewoon door met het stigmatiseren van islamieten, als ‘savage, ugly, nasty, vicious, treacherous,’ waardoor de haat aan beide zijden van het front almaar toeneemt. In de introductie van zijn studie Reel Bad Arabs. How Hollywood Vilifies a People (2001) schreef de Amerikaanse emeritus hoogleraar Massa-Communicatie, Jack Shaheen, over 'manufactured prejudice' het volgende:

 Al tikrar biallem il hmar. By repetition even a donkey learns.

This Arab proverb encapsulates how effective repetition can be when it comes to education: how we learn by repeating an exercise over and over again until we can respond almost reflexively. A small child uses repetition to master numbers and letters of the alphabet. Older students use repetition to memorize historical dates and algebraic formulas.

For more than a century Hollywood, too, has used repetition as a teaching tool, tutoring movie audiences by repeating over and over, in film after film, insidious images of the Arab people. I ask the reader to study in these pages the persistence of this defamation, from earlier times to the present day, and to consider how these slanderous stereotypes have affected honest discourse and public policy. 

Toen ik hem begin mei 2007 interviewde wees Shaheen op het volgende:

Frappant zijn eveneens de gelaatstrekken. In cartoons van nu heeft de Arabier de gelaatstrekken van de jood van vroeger, ze zijn identiek. Welke westerse cartoon men ook neemt, de Arabier lijkt sprekend op een verklede jood uit de antisemitische lectuur, verwijder het gewaad en de hoofddoek van de Arabier op die afbeeldingen, vervang die kledingstukken door een keppeltje en een zwarte jas en u ziet een jood, de gelaatstrekken zijn exact hetzelfde, het enige onderscheid is dat ze van een andere semitische tak zijn. De Shylock van vroeger is de huidige sjeik met zijn kromme neus, die voor de westerling het angstige beeld van ‘De Ander’ oproept. En laten we niet vergeten dat die stigmatiserende tekeningen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de holocaust. Daarvan zouden we bewust moeten zijn, en er iets tegen moeten ondernemen, maar dat is nog steeds niet gebeurd. Sommige mensen voelen zich ongemakkelijk wanneer ze mij deze analogie horen maken. Ze willen het niet horen, omdat ze daardoor aangesproken worden op hun eigen vooroordelen. Die zouden ze moeten afzweren en dat willen ze niet. Het beeld van een Arabier is een cliché, dat bijna alle journalisten gebruiken omdat zijn/haar collega’s het ook doen. Bovendien zitten die stereotypen zo diep in het bewustzijn. 

Ik ken een uitstekende Amerikaanse journalist, Donald Neff, die bureauchef in Israel was van Time Magazine. Zijn verslagen waren evenwichtig, maar toch verklaarde Neff dat hij al die tijd in Israel er niet in was geslaagd zich te bevrijden van de stereotypen van Arabieren. Zelfs wanneer hij Palestijnen zag lijden kon hij de clichés niet van zich afschudden, zo sterk waren de propagandabeelden geweest waaraan hij als jong mens blootgesteld was, zoals trouwens wij allemaal. Hij schreef letterlijk dat 'het nagenoeg onmogelijk was deze stereotypen te vernietigen. Dit bleef zelfs het geval ondanks het feit dat mijn ogen me elke dag opnieuw bevestigden dat ze spotprenten van de werkelijkheid waren. Toch kon ik de stereotypen niet volledig kwijtraken, niet in mijn eigen denken en nog veel minder in de verhalen die geschikt waren om afgedrukt te worden.' Voor Neff was het onmogelijk geweest om de Arabieren niet in een kwaad daglicht te stellen, terwijl hij zich toch zo bewust was van die neiging. Uit onafhankelijke onderzoeken blijkt dat vooroordelen de westerse berichtgeving kleuren. 

Uit Reel Bad Arabs

Wat is een Arabier? In ontelbare films beweert Hollywood het antwoord te weten: Arabieren zijn wrede moordenaars, gore verkrachters, religieuze fanatici, olierijke domoren, en aanranders van vrouwen... Vanwege het onmetelijke Amerikaanse culturele bereik via televisie en film –- zijn wij ’s werelds grootste exporteur van filmbeelden –- de alles doordringende Arabische stereotype heeft vandaag de dag een veel negatievere invloed op kijkers dan het dertig of veertig jaar geleden had.

Jack Shaheen tegenover mij

Hollywood erfde de stigmatiserende beelden van semieten hoofdzakelijk van Europa en al meer dan een eeuw worden die via films verspreid. Het beeld van de Arabier is gefundeerd op geslepen Bedoeïenen, bandieten in de woestijn die de helden van de beschaving, de soldaten van het Vreemdelingen Legioen, overvallen. Alle clichés zijn erin verwerkt: de doortrapte barbaren uit de wildernis tegen de cultureel superieure vertegenwoordigers van recht en orde. De blanke Europeaan was de held, de gekleurde Arabier de schurk. Dat beeld veranderde geleidelijk aan in vooral de tweede helft van de jaren zestig. De Arabieren en met name de Palestijnen werden voorgesteld als figuren uit een cultureel volledig andere wereld, lui die gevreesd moesten worden. Palestijnen werden zeker niet afgebeeld als burgers die onteigend waren, en uit hun eigen land waren verdreven of bezet werden door een vreemde macht. De filmindustrie koos voor de Israëlische versie van het conflict en portretteerde de Palestijnen als terroristen, als daders en niet als tevens slachtoffers. Mensen zoals u en ik, zestigers, zijn opgegroeid met het beeld van Hollywood dat de Palestijnen terroristen zijn en niet een volk dat al vele jaren lijdt onder een bezetting en slachtoffer is van etnische zuiveringen. 

Die ééndimensionale beelden zijn een ramp. Het ontnemen van iemands menselijkheid, het brandmerken van een heel volk is levensgevaarlijk. In onze beeldcultuur worden Arabieren met beelden gedemoniseerd en we weten uit de geschiedenis dat het ontmenselijken aan het moorden vooraf gaat. Hollywood heeft de Arabieren vanaf het begin gecriminaliseerd, tot het absurde toe. Egyptenaren werden opgevoerd in de vorm van herlevende mummies die Amerikaanse vrouwen met geweld proberen te veroveren. In de jaren zeventig werden sjeiks afgebeeld als een bedreiging omdat ze met hun oliegeld de westerse samenlevingen begonnen te infiltreren. Ze kochten in Londen en de Verenigde Staten onroerend goed, de kreet was: ‘De Arabieren komen er aan,’ terwijl iedere multimiljonair op aarde in de VS en Europa investeert. Maar omdat het Arabisch geld was, was het gekleurd en moest men bang zijn. Begin jaren negentig was er de Tweede Golfoorlog met alle voorafgaande propaganda om de strijd te rechtvaardigen. Ik herinner me nog levendig hoe een jonge vrouw uit Koeweit in het Amerikaanse Congres getuigde dat Irakese soldaten op de kraamafdeling van een ziekenhuis in Koeweit Stad baby’s uit hun couveuses trokken en op de grond smeten om ze daar te laten sterven. Geen enkele journalist, geen enkel Congreslid onderzocht destijds de identiteit van deze jonge vrouw. Was zij echt in Koeweit geweest? Had zij daadwerkelijk Irakese soldaten deze gruweldaden zien verrichten? Pas later werd bekend dat deze officiële getuige de 15-jarige dochter was van de Koeweitse ambassadeur in de Verenigde Staten die speciaal hiervoor getraind was door het al eerder in opspraak geraakte Public Relations kantoor Hill & Knowlton. Alle betrokken journalisten en volksvertegenwoordigers gingen er blind vanuit dat zij de waarheid sprak. De pers en de politiek waren daartoe ook bereid. Ze vonden het kennelijk aannemelijk dat Arabieren dit doen. En dan hebben we natuurlijk in 2003 de invasie en bezetting van Irak. Het was niet moeilijk voor een groot deel van het Amerikaanse publiek het geweld te steunen, omdat al meer dan een eeuw de Arabieren in alle media, van stripverhalen tot romans, videospelletjes en persberichten, beschuldigd worden van het kwaad in de wereld en daarom afgebeeld worden als onze vijand.

In de beginjaren van de filmindustrie was iedereen een zondebok die niet blank en protestants was, de Afrikanen waren barbaren in het oerwoud, de Indianen waren wilden uit de open prairies, de Chinezen leefden in hutten van modder, en de Mexicanen waren zuipschuiten die op straat hun roes uitsliepen. Al die groepen waren destijds perfecte types om de rol van bedreigende wilden te spelen, vooral tijdens de periode van de stomme film. Na 1945, toen de Verenigde Staten zich als een wereldmacht was gaan gedragen, leerden we geleidelijk aan deze vooroordelen af te zweren. Het zijn alleen nog de Arabieren die worden gediscrimineerd, gestereotypeerd en gestigmatiseerd. Zij vertegenwoordigen de ander, de buitenstaander, de bedreiging, het gevaar. Het stigmatiseren versterkt ook de behoefte van sommige westerlingen om zich superieur te voelen aan anderen. Wanneer we ons niet langer meer als beter mogen beschouwen dan Aziaten, joden, Latino’s of zwarten, dan kunnen we ons tenminste nog superieur voelen aan die verachtelijke Arabieren. Bovendien moet iemand de rol van de slechterik spelen, zoals Sidney Furie verklaarde, de scenarioschrijver van Iron Eagle. ‘En dus creëer je er één… een aanvaardbare slechterik. Iemand moet het kwaad vertegenwoordigen.’ En die iemand is dus de Arabier, zoals het vroeger de jood was. 

Een van de producenten gaf als verklaring ‘Jack, sommigen van ons willen geen goede Arabieren afbeelden, zelfs niet goede Arabische Amerikanen, omdat we dan als pro-Arabisch worden bestempeld.’ Op dit alles wordt ingespeeld door de westerse berichtgeving van het Israelisch-Arabisch conflict. Waren de Joden in Israel en de Palestijnen tot een vergelijk gekomen en was er vrede geweest dan zou de filmindustrie de Arabieren niet zo negatief afbeelden als nu het geval is. Politiek speelt een sleutelrol in dit hele proces van ontmenselijken. Daarnaast voeden christelijke fundamentalisten de angst voor de islam. Zij winden zich al op over andere christenen die niet precies hetzelfde denken. Nu in deze tijd van globalisering de moslims net als alle andere groepen verspreid over de wereld raken, zien ze hen als bedreigend. De christelijke fundamentalisten begrijpen de islam niet en willen die ook niet begrijpen. Ze hebben hun eigen benarde visie van de wereld en alles dat daarin niet past, wordt onmiddellijk als vijandig beschouwd. Daar komt nog een zekere jaloezie bij over het feit dat de Arabische wereld nog een gemeenschap van mensen lijkt, bijeengehouden door een traditioneel mensbeeld, door een bepaalde geborgenheid, warmte, gastvrijheid, vriendelijkheid en een duidelijk decorum. Iedere buitenstaander die de regio bezoekt valt dat onmiddellijk op zodra ze met de gewone mensen in contact komen. Die gedeeltelijk nog organische wereld met zijn hechte familiebanden wordt doorgaans niet in films en nieuwsverslagen belicht, maar zodra Amerikanen het merken, worden ze herinnerd aan hun eigen jeugd toen diezelfde samenhang nog in de Verenigde Staten bestond. Voor de kolonisten van de vorige eeuw betekende de familie alles, en de Arabieren bezitten die familiecultuur nog. En tenslotte moeten we niet vergeten dat de Arabieren op de rijkste olievoorraden ter wereld zitten, en almaar rijker lijken te worden van ‘ons’ geld, terwijl dit in de praktijk helemaal niet waar is, de meeste mensen zijn er arm. In dat gevoel zit natuurlijk een racistisch element, want we zouden niet zo snel een blank, christelijke Europees volk met olie, zoals de Noren, net zo criminaliseren als we met de Arabieren doen. De oliemaatschappijen maken momenteel recordwinsten, en geen enkel serieus debat bestaat hierover in de media, maar als de Arabieren al dit geld zouden opstrijken dan zou er een geweldig publiek kabaal ontstaan en zouden er demonstraties volgen. Daarentegen mogen onze eigen oliemaatschappijen doen wat ze willen. En dit complex van factoren wordt nog eens versterkt door de Israëlische propaganda, die buitengewoon effectief is.’ 

De vooraanstaande filmcriticus Anthony Lane van The New Yorker schreef in zijn weekblad: ‘Tenslotte is er het Arabische vraagstuk. De Arabische bevolking heeft altijd de meest wrange en onbegrijpelijke behandeling gekregen van Hollywood, maar met het einde van de Koude Oorlog is de stereotype zelfs nog verachtelijker geworden. In The Mummy (1999) kon ik nauwelijks geloven wat ik zag… Dus, ziehier een gezelschapsspelletje voor elke filmproducent die denkt aan een Midden Oosterse plaats van handeling; probeer de ene Semitische groep te vervangen door een andere – joden in plaats van Arabieren – en luister of er dan gelachen wordt.’ En de prominente Amerikaanse politieke journalist William Greider schreef: ‘Joden werden veracht als exemplaren van het modernisme,’ terwijl de huidige ‘Arabieren geportretteerd worden als de verspreiders van het primitivisme — beiden zouden onze behaaglijke moderne wereld bedreigen met hun vreemde gebruiken en begeertes.’

Jack Shaheen: 

De twee grote machtscentra in de Verenigde Staten zijn Washington, waar de politiek wordt gemaakt, en Hollywood waar die politiek verkocht wordt. De massacultuur en de massamedia volgen de officiële politiek, net zolang tot er onder grote groepen mensen een bewustzijnsverandering optreedt en de commerciële media gedwongen zijn daarop te reageren, zoals tijdens de Vietnamoorlog gebeurde. Bijna alle journalisten en alle studio’s stonden achter de oorlog, en het handjevol tegenstanders werd als verraders beschouwd. Wat we nu zien is een eindeloze cyclus nieuws- en filmbeelden van Palestijnen die op een selectieve wijze worden gepresenteerd als terroristische daders en nooit, zoals in de werkelijkheid, als treurende slachtoffers van Israëlische wreedheden. Al die beelden bijeen stellen het westerse beleid niet ter discussie maar versterken dat juist. Terwijl dus de laatste drie decennia vele raciale en etnische stereotypen van het filmdoek zijn verdwenen, blijft Hollywood’s stigmatisering van de Arabieren onverminderd doorgaan en is zelfs in omvang en kwaadaardigheid gegroeid. 


Twee decennialang heb ik de beeldvorming bestudeerd en geanalyseerd, ik heb meer dan 900 films gezien en de overgrote meerderheid ervan portretteert de Arabieren op een volstrekt verwrongen manier, die geen enkel verband houdt met de werkelijkheid. Zoals ik in mijn boek schrijf is er sprake van een systematische, permanente, wijd verspreide ontmenselijking van ongeveer 300 miljoen individuen die in 22 Arabische staten en elders wonen. Alleen al sinds 1970 heeft een hele industrie meer dan 350 films geproduceerd waarin de Arabieren worden afgebeeld als verraderlijke, gewelddadige extremisten. Het paradoxale is dat wijzelf de vijand worden wanneer we de ander zwart maken, wij verwonden onszelf wanneer we anderen haten en voor criminelen uitmaken. We ontnemen onszelf daarmee onze menselijkheid. Dat hebben we gezien onder andere bij de nazi’s en we zien het nu weer. Weet u, toen ik met mijn onderzoek van dit onderwerp begon, was over de Arabieren in de media nog niets geschreven, dus om de essentie van de stereotypering te begrijpen werd ik genoodzaakt om de beelden van andere groepen te bestuderen, joden, zwarten, Aziaten, Latino’s, vrouwen, homo’s, lesbiennes. En gaandeweg raakte ik steeds meer geïnteresseerd in de propagandabeelden van de jood, die vooral in tsaristisch Rusland en nazi Duitsland afgebeeld werden als lui die met hun bankgeld een economische bedreiging vormden, onbetrouwbare types met een God die wezenlijk anders zou zijn dan de christelijke God, en van wie de wellustige lippen en ogen het verlangen uitdrukten om Arische maagden te bezitten. Die beelden vergeleek ik met de huidige cartoons over Arabieren en ontdekte dat ze hetzelfde zijn. Er bestaan zoveel overeenkomsten! Ook de Arabieren worden als een economische bedreiging afgebeeld, bij hen niet door bankgeld, maar door hun olie. Daarnaast zitten ze achter westerse vrouwen aan, en ook de religie speelt een voorname rol. 

Uit onafhankelijke onderzoeken blijkt telkens opnieuw dat vooroordelen de westerse berichtgeving kleuren. Ik las een paar dagen geleden in de International Herald Tribune een analyse van de impact die de Israëlische inval in Libanon had op de Israëlische regering. Absoluut niets werd bericht over de ingrijpende gevolgen van al dat geweld op de Libanese bevolking en de vernietiging van de infrastructuur in dat land. Geen woord over de onschuldige burgerslachtoffers, alsof er helemaal niemand om het leven was gekomen en geen woord over de onvoorstelbare schade. Voor de Herald Tribune was alleen de impact op de Israëlische regering belangrijk. Als ik hoofdredacteur van een krant zou zijn en een verslaggever was met deze onevenwichtige rotzooi aangekomen dan zou ik het artikel, ongeacht de status van de journalist, direct hebben afgewezen. Het is maar de helft van de werkelijkheid en daardoor een groteske vertekening van de realiteit. Ik zou hem of haar hebben gevraagd waarom de Libanese doden en de Libanese verwoesting geen deel van het verhaal waren? De Herald Tribune verdiepte zich alleen in de belevingswereld van het Israeëische kabinet dat de grote fout had begaan Libanon binnen te vallen. De rest was kennelijk oninteressant en dat is een onvergeeflijke omissie.

Uit Reel Bad Arabs

Al in vroege tijden besefte Plato de macht van verzonnen verhalen. In zijn Republiek stelde hij: ‘Degenen die de verhalen vertellen heersen ook over de maatschappij.’ Als visuele lesprogramma’s blijven films, net als verzonnen verhalen, voor altijd bestaan. ‘Het wordt tijd ons te realiseren dat de ware mentoren van onze kinderen niet de onderwijzers zijn of universitaire hoogleraren maar filmmakers,’ schrijft Benjamin R. Barber in The Nation.

Jack Shaheen: 

In de massamedia functioneren woorden en beelden als wapens. Ze leren ons wie we moeten liefhebben en wie we moeten haten. Al heel lang vertellen ze ons dat we de Arabieren moeten haten. Maar op die manier werken we ons in een onmogelijke positie waarbij de kans op terrorisme almaar toeneemt in plaats van afneemt. Wij kunnen ons niet veroorloven onszelf en andere onschuldige mensen overal ter wereld in gevaar te brengen. Het polariseren en criminaliseren van anderen leidt onherroepelijk tot massaal geweld, die iedereen zal treffen. Het Westen moet ophouden het terrorisme te stimuleren zoals de Verenigde Staten heeft gedaan door Irak illegaal binnen te vallen. Als we op deze weg doorgaan zal onze situatie alleen maar verslechteren. Ik heb mijn land als militair gediend en was 3 jaar lang in Europa gestationeerd. In die tijd omarmden, respecteerden, bewonderden en koesterden de meeste mensen op aarde de Amerikaanse verworvenheden. Het grootste deel van mijn leven waren wij een voorbeeld voor de mensheid, maar dat is de afgelopen jaren dramatisch veranderd, niet alleen in het Midden Oosten, maar in de gehele wereld. Er is een grote vijandigheid ontstaan als gevolg van de buitenlandse politiek van Washington. Als wij als land het respect van de rest van de mensheid willen terug krijgen, wat veel belangrijker is dan de meeste Amerikanen beseffen, dan zullen we moeten veranderen. We zullen moeten beginnen met een drastische verandering in ons bewustzijn, we moeten onze beelden en vooroordelen fundamenteel ter discussie stellen. 


Lang voordat we in 1991 Irak aanvielen werden er veel films gemaakt waarin onze militairen Arabieren om zeep hielpen. Toen Washington besloot Irak aan te pakken waren de meeste Amerikanen en trouwens ook veel film- en tv-kijkers overal ter wereld volledig geconditioneerd. Na al die beelden leek er maar één alternatief te zijn: oorlog, de Arabieren waren de vijanden die verslagen moesten worden. En dat terwijl we vóór 1991 nooit in oorlog waren geweest met een Arabisch land. Hollywood heeft dus al die jaren een vijand gecreëerd met wie we nooit een gewapend conflict hadden. Volgens de Amerikaanse regering waren 19 Arabische moslim terroristen verantwoordelijk voor de aanslagen van 11 september. 15 van hen zouden uit Saoedi Arabië afkomstig zijn, en we verklaarden de oorlog aan Irak dat niets te maken heeft gehad met deze terreuraanslagen, zoals onlangs officieel is komen vast te staan. De Bush-regering heeft stelselmatig tegen de Amerikaanse bevolking gelogen en dat beleid werd vergemakkelijkt door de propagandistische beelden die onophoudelijk via films, tv-series, boeken, nieuwsberichten op het Amerikaanse publiek zijn afgevuurd. We krijgen voortdurend een stroom selectieve beelden van protesterende Arabieren te zien die in het openbaar ‘Allah O Akbar’ gillen en ‘Dood aan Amerika.’ Het zijn uiterst selectieve geweldsbeelden waarin Arabieren niet als gewone mensen worden afgebeeld maar als fanatieke irrationele vijanden van het Westen. 

De ongeveer 300 miljoen gewone Arabische burgers zijn volledig achter de propagandabeelden verdwenen, en daarmee onzichtbaar gemaakt. In hen zijn de westerse massamedia ook niet wezenlijk geïnteresseerd. Neem bijvoorbeeld het zogeheten Israelisch-Palestijns conflict, waarbij de Israëlische overheid land van Palestijnen al vier decennia bezet en grote delen daarvan in beslag heeft genomen, in strijd met het internationaal recht,

aldus de Amerikaanse emeritus hoogleraar Jack Shaheen. Net als vroeger de joden in de westerse christelijke cultuur de rol van zondebok kregen toebedeeld, zijn het nu ‘de Arabieren’ die tot Het Kwaad in de wereld worden gestigmatiseerd. De enigen die daarvan profiteren is het militair-industrieel complex en de Deep State, terwijl ondertussen één ding almaar duidelijker wordt: het terrorisme verdwijnt niet! Integendeel zelfs, zowel het westerse als islamitische terreur zal blijven toenemen. Als de val van een Amsterdamse vader van zijn fiets door zijn jonge zoon als schokkend wordt ervaren, dan is het niet moeilijk te beseffen dat het vermoorden van een vader in het Midden-Oosten een diep trauma veroorzaakt, die ofwel het individu vernietigt dan wel aanzet tot contra-terreur. Daarover volgend keer meer.  







Vluchtelingenstroom 91


Marlon Brando: 'We were the most rapacious, aggressive, destructive, torturing, monstrous people, who swept from one coast to the other, murdering and causing mayhem among the Indians, but that is not revealed because we don’t like that image of ourselves.' 


Everybody is worried about stopping terrorism. Well, there's a really easy way: stop participating in it.
— Noam Chomsky.

The West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion, but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact, non-Westerners never do.
Samuel Huntington. The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996) 

I don’t think that people generally realize what motion picture industry has done to the American Indian, as a matter of fact to all ethnic groups, all minorities, all non-whites. People just don’t realize, they just take it for granted that this is the way people are going to be presented, and these cliché’s are going to be perpetuated.

People actually don’t realize how deeply these people are injured by seeing themselves represented, not so much the adult because they are already inured (gewend. svh) to that kind of pain and pressure, but children. Indian children seeing Indians represented as savage, ugly, nasty, vicious, treacherous, drunken. They grow up with only a negative image of themselves and it lasts a life-time…

Everything we are taught about the American Indian is wrong. It is inaccurate. Our schoolbooks are hopelessly lacking, perhaps criminally lacking, in revealing what our relationship was with the Indian. Then we hear, as we heard all our life no matter how old we are, that we are a country that stands for freedom, for rightness, for justice for everyone, it simply doesn’t apply for those who are not white. It simply does not apply. We were the most rapacious, aggressive, destructive, torturing, monstrous people, who swept from one coast to the other, murdering and causing mayhem among the Indians, but that is not revealed because we don’t like that image of ourselves. We like to see ourselves as John Wayne sees us. What we have learned about the Indians has been largely taught to us by Hollywood, by motion pictures, they have educated us… 

Indians have been tragically misrepresented in films and in our history books, in our attitudes, in our reporting. In a time we say that we are going to keep our treaties and that we, of all people, keep our word it is important, I think, to mention that there have been nearly 400 treaties written by the United States in good faith with the Indians and that every single one of them has been abrogated (geschonden. svh), broken, changed. 

There are people out there who tell us: ‘just be quiet, be calm, everything will right itself and everybody will get their justice served,’ but it never happens, it never happens. If people just sit back and wait for white America to do something on their behalf and recognizes the rights of people, recognizes the sovereign rights of the Indians as a separate people, a separate political, cultural entity within the confines of the United States, nothing is going to happen. 
Marlon Brando. Dick Cavett Show. 12 juni 1973

Ik citeer Brando om aan te tonen dat Fouad Laroui’s mening in De Groene Amsterdammer dat islamitische ‘terroristen’ slechts ‘labiele psychopaten,’ zijn met ‘een bomgordel,’ bedoeld is om de westerse terreur als mogelijke oorzaak onmiddellijk uit te sluiten. In zijn propaganda bestaan er geen maatschappelijke, politieke en/of culturele oorzaken die tot hun daad hebben geleid. Het is de aloude tactiek van het ogenblikkelijk criminaliseren van de tegenstander, het depolitiseren van het politieke, waardoor poseurs als Laroui, die witter dan wit willen zijn, de westerse kleinburger en zijn ‘politiek-literaire elite’ weten te behagen. Op die manier kunnen de mainstream-media voorkomen dat de massamens serieus moet gaan nadenken over hetgeen mede namens hem elders werd en wordt aangericht. Brando heeft gelijk wanneer hij stelt dat de westerling over het algemeen niet beseft hoeveel psychische schade hij heeft toegebracht en nog steeds toebrengt. Het is onvermijdelijk dat bijvoorbeeld ‘Indian children' die 'seeing Indians represented as savage, ugly, nasty, vicious, treacherous, drunken’ vanzelfsprekend ‘grow up only with a negative image lof themselves and it lasts a life-time.’ De niet aflatende terreur van het negatieve beeld in een beeldcultuur werkt vernietigend, zij is in staat het individu  mentaal te verpletteren, of tot moordzuchtige razernij te brengen. Vanuit de koloniale tijd is het begrip ‘mataglap’ bekend, een samenvoeging van de woorden: ‘mata glap [door razernij verblind]. Van het Maleis mata: oog + gelap: donker. Dit duidt de toestand aan van zinsverbijstering door woede, waarin de inlander amok maakt.’  Illustrerend is ook het begrip ‘amok.’ Wikipedia meldt het volgende:

Amok betekent volgens de Van Dale: plotseling onbesuisd optreden, opschudding verwekken.

Oorsprong.

Het woord amok (Indonesisch/Maleisisch: amuk) is de Maleise naam van de moorddadige aanvallen waar Maleisiërs soms onder lijden. Het maleise mengamuk betekent amok maken. De term amok wordt in het algemeen ook gebruikt voor anderen die zonder provocatie een groep mensen aanvallen met het doel dezen te doden.

Een Maleisiër die amok maakt, rent de straat op met een kris of een ander wapen en begint daarmee iedereen te raken tot hij zelf gedood wordt.

Het amok maken in Maleisië is eind 17e eeuw beschreven door Reynier Adriaensen. Volgens Reynier werden amokmakers opgehangen. Andere auteurs uit die tijd leggen een verband tussen amok maken en het gebruik van opium.

Volgens André Tuinier in een artikel in De Groene Amsterdammer is de amokmaker van oudsher een soort held. Op de eilanden waar amokmaken voorkwam, de Filipijnen, Maleisië en de Indische archipel lijkt amok endemisch en een vaste plaats in de cultuur te hebben.

De Maleise traditie kende twee gerechtvaardigde manieren om amok te maken:

1. In dienst treden van een vorst, daar te trainen om in geval van oorlog de voorhoede te vormen. Deze vorm van amok maken is vergelijkbaar met kamikaze.
2. Een andere min of meer geaccepteerde manier was als een lager geplaatst persoon amok ging lopen tegen de vorst. Het was een soort grote schoonmaak namens de maatschappij, waarbij iedereen werd aangevallen die de amokmaker voor de voeten liep.

Amok komt echter over de hele wereld voor. Mensen die plotseling in het wilde weg om zich heen gaan schieten op een school bijvoorbeeld. Volgens André Tuinier eindigen alle amokmakers, als ze hun daad overleven, in een psychiatrische inrichting. Vaak is er echter geen aanwijsbare psychische aandoening te vinden als oorzaak voor hun moorddadig handelen.

Etymologie

Het Maleise woord amok of beter amuk is mogelijk een leenwoord uit het Javaans amuk. Amuk gaat terug tot het Oud-Javaans amūk, een afleiding van het grondwoord wūk. Wūk betekent slecht en is verwant aan het Maleis buruk. Het woord amūk betekent dus ‘iets slecht doen.’

Inflatie van de betekenis

In het hedendaags taalgebruik wordt amok maken voor veel zwakkere, maar wel opstandige, handelingen gebruikt dan in de oorspronkelijke betekenis. Amok betekent dan opeens onbesuisd optreden, wild worden.

Let op de specifiek westerse typering: ‘zinsverbijstering door woede, waarin de inlander amok maakt,’  en het ‘leggen’ van ‘een verband tussen amok maken en het gebruik van opium,’ en ‘[o]p de eilanden waar amokmaken voorkwam, de Filipijnen, Maleisië en de Indische archipel lijkt amok endemisch en een vaste plaats in de cultuur te hebben,’ met andere woorden: ‘amok’ komt ‘van nature uitsluitend voor in één afgegrensd geografisch gebied.’  Ook deze omschrijving is kenmerkend voor de westerse kijk op de ‘inlander’

Vaak is er echter geen aanwijsbare psychische aandoening te vinden als oorzaak voor hun moorddadig handelen. 


Amerikaanse Amok-makers.


En hoewel ‘Amok’ over ‘de hele wereld voor[komt],’ zullen de westerse media deze term nooit gebruiken voor bijvoorbeeld Amerikaanse en Britse ‘serial killers’ of voor het type massamoord dat begon met het bloedbad op Columbine High School, terwijl hier wel degelijk sprake is van talloze kenmerken van het ‘amok maken,’  zoals‘opeens… wild worden,’ en plotseling ‘de straat’ oprennen met een ‘wapen’ om ‘daarmee iedereen te raken tot hij zelf gedood wordt.’ Ook hier is sprake van ‘zonder provocatie een groep mensen aanvallen met het doel dezen te doden.’ In dezelfde maand dat het ‘Columbine Bloedbad’ plaatsvond, mei 1999, vroeg Time Magazine met betrekking tot de twee daders zich op de cover af:

WHAT MADE THEM DO IT?

Het blanke superioriteitsgevoel schrijft voor dat de witte westerling, in tegenstelling tot een mataglappe ‘inlander,’ onmogelijk zomaar ‘zonder provocatie’ ineens ‘amok’ kan ‘maken.’ Een witte man kan een ‘monster’ zijn, maar dan wel één met motieven, wat hem wezenlijk anders maakt dan een irrationele ‘inlander’ die zonder drijfveren ‘amok maakt,’ en  dus domweg slechts één van die talloze ‘labiele psychopaten’ is, waarover Fouad Laroui spreekt. Volgens de racistische zienswijze is bij islamitische ‘terroristen,’ net als destijds bij de amok makende gekoloniseerden, geen enkele sprake van politieke of sociale motieven. Ze zijn allen ‘mataglap,’ en het is dus voor een intellectueel in de polder zinloos om zich af te vragen: 

WHAT MADE THEM DO IT?

Natuurlijk hadden ook de ‘amok makers’ op de Filipijnen, in Maleisië en de Indische archipel motieven, alleen wilde de witte toean die absoluut niet weten. Diens totale gebrek aan inlevingsvermogen belemmerde hem en de zijnen in te zien wat hun tegenstanders dreef, en precies hetzelfde gaat nu op voor de mainstream-journalisten, die de vijanden van het Westen afdoen als enkel en alleen ‘terroristen.’ Treffende voorbeelden van het ontbreken van empathie geeft de journalist Geert Mak in zijn in Nederland best verkochte boek De eeuw van mijn vader (1999). Over zijn op Sumatra gestationeerde racistische moeder schreef Mak: 

Mijn moeder had haar eigen opvattingen over de omgang met bedienden. 'Je bent er zoo op ingesteld dat ze onvoorwaardelijk doen wat je ze opdraagt, dat ongehoorzaamheid als een van de grootste fouten wordt aangerekend, evenals opmerkingen over het opgedragen werk,' schreef ze in februari 1937. "t Zijn eigenlijk machines. Ze doen hun werk en leven verder hun eigen leventje in de kampong, en als je maar aan de touwtjes trekt dan draait het zaakje wel. Wat ook echt Oosters is: dat je met hun persoonlijke belangen geen rekening moet houden. Net als in de Bijbel, dat voorbeeld van de heer die met z'n knecht van de reis thuiskomt, en dan de knecht eerst voor eten laat zorgen en bedienen, dan pas mag de knecht aan zichzelf denken. 

Anna (Geert Mak’s zuster. svh) vertelde dat een van de Indische bedienden uitstekend Nederlands verstond. ‘Toch werd er aan tafel alles maar uitgegooid. Ik geneerde me soms dood, maar die bediende hield een uitgestreken gezicht.' 

Een ander voorbeeld was de vernederende grofheid van zijn ouders ten aanzien van

een Indische vrouw die een belangrijke rol in het gezinsleven speelde: baboe Clown. Hoewel ze haar bestaan grotendeels deelde met mijn ouders en mijn broers en zusjes, zijn slechts een paar fragmenten in herinneringen en brieven bewaard gebleven. 'Mijn oude baboe heb ik nu al zeven jaar,' schreef mijn moeder in juni 1937. 'Ze is oud en lelijk en een beetje brutaal en niet helemaal snik, maar ze doet haar werk en ze kan lekker en zuinig koken, en dat is heel wat waard. Als ik haar zo nu en dan een groote mond geef is ze voor een maand weer zoet.' 

Haar ware naam is in de vergetelheid verdwenen, alleen als baboe Clown leeft ze nog voort.

Mak vermeldt tevens dat zijn moeder 

als de dood [was] dat Cas (Mak’s broer. svh) zou uitgroeien tot een ‘sloome Indische jongen.’ In brieven had ze het over de ‘reserve die je nu eenmaal tegenover iedere Indo hebt, zoiets van een stormsein: ‘Wees op uw hoede.’ 

In Nederland In Nederland uitte dit gevoel zich onder andere in allerlei verhalen over de 'duistere hartstochten van de oosterling', de Batak (aan elkaar verwante volkeren met elk hun eigen taal in Noord-Sumatra. svh) was altijd een 'bekeerde heiden' en de Atjeeër raakte nooit het beeld kwijt van de man met de klewang tussen de tanden. In alle opzichten vormden de Indiërs het tegendeel van de ‘openheid, directheid en waardigheid’ van het blanke ras. Dankzij de negatieve spiegel van het Oosten vond het verbrokkelde Europa zo iets van de eigen identiteit, die de Europeanen zelf zo moeilijk konden formuleren. 

Nog één alledaags voorbeeld:

In juni 1936 vond in huize Mak een kleine revolutiepoging plaats. De huisbediende kreeg van mijn moeder een standje en na vijf jaar trouwe dienst waagde de man het om daar krachtig tegen in te gaan. ‘Nu is dat ongeveer het ergst wat ze kunnen doen, zodat ik hem toen in goed Hollandsch vertelde dat ik z'n gezicht niet meer zien wou,' schreef ze de volgende dag. Ze wilde overigens toch al van hem af: 'Die goeie man was allang een beetje vervelend en brutaal, en slordig en weet ik wat nog meer, zoodat hij op de nominatie stond om eruit te gaan. 

Ik zal er nooit achter komen waarom de ruzie precies ging. Uit dit incident blijkt echter iets veel belangrijkers: een Indische bediende zei opeens iets terug, en pikte het niet langer. Het was ongehoord, die 'grote mond,’ het kostte de man zijn baan, maar het was ook een teken van een tijdgeest die langzaam in beweging kwam. 

Let wel, Geert Mak’s vader en moeder waren doorsnee Hollanders. Catrinus Mak was als gereformeerde evangelisatiepredikant naar Sumatra gestuurd, en zij was een gewone huisvrouw, beiden waren afkomstig uit een kleinburgerlijk milieu. Juist daarom werd de houding van pa en ma bepaald door een blank superioriteitsgevoel dat ondraaglijk moet zijn geweest voor zowel ontwikkelde ‘inheemsen’ als voor de bedienden. De Franse filosoof Tzvetan Todorov definieert in zijn boek The Fear of Barbarians: Beyond the Clash of Civilizations (2010) het fenomeen ‘civilisatie’ als een houding waarbij het individu anderen met waardigheid en respect behandelt, omdat hij simpelweg de ander als een gelijkwaardig mens ziet. Daarentegen is ‘barbaarsheid’ de mentaliteit waarbij men de ander als minderwaardig beschouwt en daarom wreed en onverschillig behandeld kan worden. Geen mens en ook geen enkele samenleving kan met recht ‘geciviliseerd’ of ‘barbaars’ worden genoemd, aangezien ze alle elementen van beide vormen in zich dragen. Moeder Geertje Mak mocht dan wel met mes en vork eten, maar tegenover haar personeel was ze barbaars. Todorov heeft gelijk dat de menselijke natuur, de combinatie van driften en ratio, het individu zowel barbaars als beschaafd maakt. Voor deze in Bulgarije geboren Franse filosoof geldt dat het Westen niet vanzelfsprekend geciviliseerd is, om de simpele reden dat het zich niet altijd aan de eigen normen en waarden houdt. Bovendien ‘[n]o merit lies in preferring good to evil when we ourselves define the meaning of these words,’ aldus Todorov. Wat in het Westen ‘humanitair ingrijpen’ heet, wordt door de slachtoffers ervan ervaren als grootschalige terreur, zoals menig Afghaan, Irakees, Libiër, Syriër etc. zal beamen. Het civilisatieproces plaatst een beschaafde burger voor ondermeer de morele keuze om zijn kring zoveel mogelijk te verruimen, of zoals Todorov schrijft:

getting those with whom you live to understand a foreign identity, whether individual or collective, is an act of civilization, since in this way you are enlarging the circle of humanity. Thus scholars, philosophers and artists all contribute to driving back barbarity.

Het is niet moeilijk in te zien dat moeder Mak, met haar aangeboren wantrouwen tegen en minachting voor ‘De Ander’ zowel barbaars als beschaafd was. Todorov’s boek werpt nu de vraag op hoe het Westen dient te reageren op het verschijnsel van wat ik contra-terreur noem. In elk geval niet, zoals tot nu toe is gebeurd, met het barbaarse NAVO-geweld dat al zoveel oorlogsmisdaden en chaos in de Arabisch sprekende wereld heeft veroorzaakt. Al heel lang zijn de grote denkers van alle culturen ervan doordrongen dat het barbarendom doorgaans van binnen uit komt. Zo schreef de Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar Literatuur (2003) J.M. Coetzee in zijn roman Waiting for the Barbarians (1980)

One thought alone preoccupies the submerged mind of Empire: how not to end, how not to die, how to prolong its era. By day it pursues its enemies. It is cunning and ruthless, it sends its bloodhounds everywhere. By night it feeds on images of disaster: the sack of cities, the rape of populations, pyramids of bones, acres of desolation.

Elk geweld roept op den duur onafwendbaar tegengeweld op. Een kwart eeuw geleden zette  professor Yehoshua Harkabi, voormalig hoofd van de Israëlische Militaire Inlichtingen Dienst, tegenover mij uiteen dat als iemand een tegenstander laat lijden het slachtoffer uiteindelijk alles op alles zal zetten om met gelijke munt terug te kunnen betalen. Harkabi, die een handboek militaire strategie schreef voor de Israëlische strijdkrachten, maakte duidelijk dat als het slachtoffer met geweld gedwongen wordt te accepteren dat er geen gelijkheid in het leven bestaat, hij tegelijkertijd beseft die gelijkheid wel in de dood bestaat. Met andere woorden: de terreur van de één lijdt als van nature tot de terreur van de ander.  Ruim zeven jaar geleden vertelde mij de Palestijnse christen Rifat Odeh Kassis, tot eind 2014 ondermeer General Director van Defence for Children International Palestine:

Als een mens zich in abnormale omstandigheden bevindt dan ontwikkelt hij zich psychologisch abnormaal, denkt hij abnormaal, handelt hij abnormaal. De algehele situatie wordt geleidelijk aan steeds uitzichtlozer, tot de oorzaak van de abnormaliteit stopt. Alles, het hele leven, is onder een bezetting abnormaal, niet slechts één onderdeel ervan… door het geweld van de langdurige bezetting is de harmonie binnen onze samenleving ernstig verstoord geraakt en daarom zeg ik dat de militaire bezetting de voornaamste oorzaak is van onze huidige problemen… 

Ongeveer 53 procent, meer dan de helft van de Palestijnen is onder de 18 jaar, dus als de bezetter bijvoorbeeld huizen vernietigt dan zip het vooral jongeren die getroffen worden, dat geldt ook voor de talrijke en veelvuldige beperkingen in onze bewegingsvrijheid. De confrontatie met het wrede geweld van een bezetting creëert zowel fysieke traumas als psychische. Die traumas weerspiegelen zich niet bij iedereen op dezelfde manier, het is afhankelijk van iemands karakter en de wijze waarop de omgeving hem of haar opvangt. Duidelijk is wel dat het hele leven getekend wordt door de terreur van de langdurige onderdrukking, sommige effecten zijn onmiddellijk te zien, andere symptomen zijn pas veel later zichtbaar. Ik geloof niet zo erg in statistieken, maar ik weet één ding uit ervaring: een bezetting laat diepe sporen in je achter. Wanneer die zich tonen, en hoe die zich tonen, dat weet niemand, ook jijzelf niet. Sommigen weten zich van de ergste effecten te bevrijden, anderen niet, sommigen worden er sterker van als mens, anderen worden erdoor vernietigd… 

Sociale wetenschappers die onderzoek verrichten, zijn regelmatig verbaasd over de uiteenlopende reacties. Er zijn kinderen die vol goede moed de Muur met graffiti bespuiten, terwijl anderen de deur niet uit durven, er zijn veel kinderen die achtervolgd worden door nachtmerries, maar er zijn ook kinderen die op tanks springen, die met stokken en stenen op de tanks afgaan. Hoe dan ook: al deze reacties zijn niet normaal. En zelfs degenen met de beste cijfers op school blijken door de bezetting te zijn gevormd; maar dan op een manier die hem of haar juist motiveert meer te bereiken. Wat er echter binnen in hem of haar gebeurt, weten zelfs de wetenschappers niet precies. Daar moet nog veel meer onderzoek naar worden gedaan. Vandaar ook dat ik huiverig sta tegenover statistieken zodra het over traumas gaat. Een trauma kan de een stimuleren en de ander te gronde richten. Zodra de bezetting eindigt, zullen we werkelijk onze traumas onder ogen moeten zien.


Uit deze grote groep getraumatiseerde jongeren zullen mensen voortkomen die door bijvoorbeeld de behaagzieke academicus als Fouad Laroui worden beschimpt als ‘labiele psychopaten,’ al dan niet met een ‘bomgordel.’ Maar psychopathie is, in medisch opzicht, een niet bestaande geestelijke stoornis. Kortom het is slechts een scheldwoord dat vaak begeleid wordt door een priemende vinger naar het voorhoofd. In Laroui’s simplistisch mens- en wereldbeeld bestaan geen nuances, zijn realiteit is haarscherp verdeeld in goed en fout. Daarom worden zijn voorgekookte meningen ook zo gewaardeerd door de westerse mainstream-media. De consument hoeft er niet over na te denken, ze kunnen onverteerd worden overgenomen, en zijn daarom ook geschikt voor het publiek van het mainstream-opinieblad De Groene Amsterdammer. Maar voor een kosmopolitische lezer die zich regelmatig op de hoogte stelt van wat de intelligentsia buiten Nederland te melden heeft, is deze bekrompen zienswijze alles behalve bevredigend. Ik bedoel dit: wat gebeurt er met een jongere die permanent zijn cultuur en zijn ouders vernederd ziet worden? Wat gebeurt er met het individu wanneer men hem zijn waardigheid ontneemt? De Indianen in de VS zijn een goed voorbeeld. Het alcoholisme en zelfmoord zijn er uitzonderlijk hoog als gevolg van de vernietiging van hun cultuur . Marlon Brando merkte terecht op dat:

We were the most rapacious, aggressive, destructive, torturing, monstrous people, who swept from one coast to the other, murdering and causing mayhem among the Indians, but that is not revealed because we don’t like that image of ourselves. We like to see ourselves as John Wayne sees us.

Uit onderzoek bleek dat in 1995, zestien jaar na zijn dood, John Wayne nog steeds de meest ‘favoriete ster’ van de Amerikanen. In zijn boek John Wayne’s America (1997) concludeert de Amerikaanse onderzoeksjournalist Garry Wills in de inleiding, getiteld ‘The Most Dangerous Man,’ dat

Reversing the laws of optics, Wayne seems to become larger the farther off he goes.

Volgens de stiefvader van de voormalige voorzitter van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden Newt Gingrich, één van de machtigste politici in de VS, ‘the young Newt always tried to walk like Wayne — his way of being a man.’ Wills schreef dat Wayne

was a figure of authority, of the normative if not normal. Yet what country accepts as its norm an old man whose principal screen activity was shooting other people, or punching them out?

En die, zo voeg ik eraan toe, mede verantwoordelijk is voor het feit dat van de Amerikaanse geschiedenis een manicheïsche mythe is gemaakt. Hoe kan een filmster ‘meer gedenktekens hebben dan echte oorlogshelden?’ met ‘Een gieterij in Oregon’ waar ‘a variety of statues for private devotions in the home’ wordt gefabriceerd? zo vraagt Wills zichzelf af:

He had to fill some need in his audience. He was the conduit they used to communicate with their own desired selves or their own imagined past. When he was called THE American, it was a statement of what his fans wanted America to be. For them, Wayne always struck an elegiac (weemoedige. svh) note. He stood for an America people felt was disappearing or had disappeared, for a time ‘when men were men.’ 

De met een Pulitzer-prijs gelauwerde Garry Wills, wijst op een buitengewoon belangrijk en gevaarlijk aspect door te stellen dat

The disappearing frontier is the most powerful and persistent myth in American history.

Na eerst te hebben geconstateerd dat ‘Daniel Boone, Kit Carson, Davy Crockett, Buffalo Bill’ -- allen onlosmakelijk verbonden met ‘the whole frontier experience’ -- mannen waren die ‘in reality,’ begonnen ‘but ended in myth,’ beschrijft hij John Wayne als ‘a figure in the American imagination closer to Kit Carson than to his fellow actors.’  Feit is dat ‘Wayne was not born Wayne. He had to be invented,’ waardoor hij de ‘schijn van onoverwinnelijkheid’ kon krijgen die hem zijn ‘special status in Westerns,’ en daarmee in de Amerikaanse samenleving en cultuur, verschafte. Wills:

Wayne’s calculated and measured phrasing gave his delivery the same air of control, of inevitability, that his motions conveyed. He dealt out phrases like dooms: ‘Touch that gun and I’ll kill ya.’ […]

His body spoke a highly specific language of ‘manliness,’ of self-reliant authority. It was a body impervious to outside force, expressing a mind narrow but focused, fixed on the task, impatient with complexity. This is a dangerous ideal to foster. It is ‘male’ in a way that has rightly become suspect — one-sided, exclusive of values conventionally labeled ‘female.’ 

In het opzicht van dit machismo bezit John Wayne enkele kenmerkend trekken van de ‘pachuco,’ zoals die genadeloos is geportretteerd in The Labyrinth of Solitude (1950) van de Mexicaanse Nobelprijswinnaar Literatuur Octavio Paz. Ook de ‘pachuco’ is een macho bij uitstek die  vergeefs een mythe najaagt en gedreven wordt door ‘this stubborn desire to be different’ en die, vervreemd van de wereld rondom hem, eenzaam is achtergebleven ‘with only a body and a soul with which to confront the elements.’  Ik kom hier later op terug, zodra ik de psyche van mannelijke terroristen zal proberen te analyseren. Van belang is nu Wills’ vraag: 

what country accepts as its norm an old man whose principal screen activity was shooting other people, or punching them out?



Vanwaar die verheerlijking in de Amerikaanse cultuur van geweld? Het antwoord is kort maar krachtig: omdat de VS uit geweld is geboren en met geweld zijn hegemonie probeert te handhaven. Het is geschoold in en groot geworden door geweld. De VS moet zichzelf daarom kunnen zien als held die op een gewelddadige manier zijn wil probeert op te leggen aan de rest van de wereld, oftewel ‘Here was Manifest Destiny on the hoof,’ aldus Wills, daarmee bedoelend dat Wayne de icoon is van ‘an ostensibly (ogenschijnlijk. svh) benevolent or necessary policy of imperialistic expansion.’  Een westerse politiek die in feite al begon toen Columbus voor het eerst voet aan wal zette in de zogeheten ‘Nieuwe Wereld,’ en tot de genocide van vele Indianen-volkeren heeft geleid. Typerend genoeg heeft de VS wel een United States Holocaust Memorial Museum, waar uitgebreid aandacht wordt besteed aan de joodse ‘Holocaust.’ Op zijn website begint het museum met de vraag: WHAT IS GENOCIDE?’ maar besteedt vervolgens geen enkele aandacht aan de genocide op de Indianen, waarbij volgens ‘scholarly estimates’ toch ‘2 million to 18 million’ Indianen om het leven kwamen in ‘North America alone.’ Een macht die naar de hegemonie streeft is in de geschiedenis altijd genocidaal geweest, en heeft altijd gebruik gemaakt van slaven om kapitaal te kunnen accumuleren. John Wayne’s America, waarvan de schrijver uitbundig werd geprezen met commentaren als ‘[n]o one has ever written better about the cultural ideology of John Wayne’s career than Gary Wills does here,’ is daarom zo’n scherpzinnig werk omdat het tevens historische parallellen trekt.  Zo schrijft Wills:

By an odd turn of history, recent analyses of masculinity have less interesting things to say about Wayne than do ancient Roman critics of male performance. In the militaristic Roman society, a man’s persuasiveness depended very much on his stance (status) and walk (gressus, gradus). Cicero, in his book ‘The Orator,’ describes the ideal speaker, in a culture where speaking well was an exercise in performance art. It sounds as if Cicero had just been watching Wayne films: 

He must practice an economy of movement, with no extraneous effort — the carriage of his body straight and lofty; his pacing measured and kept within bounds; lunging only to the point, and rarely; without effeminacy in turning his head; no little stage business with his hands; no ‘conducting himself’ to a beat; but governing himself in the expression of his whole body, with a manly torsion (draai. svh) from the waist; using powerful gestures when moved, and none at all when calm. 

In Rome, military rule was the highest virtue, and the most debilitating accusation was one of effeminacy. Cicero said that orators should learn grace of movement from wrestlers, should stamp their feet in a manly (not a petulant) way, should consider the whole body (the lotus corporis) more important even than the words of a speech. Lucian (grote Griekse satiricus van de tweede eeuw. svh) drew the same picture — ‘a strong man, of understated power, virile stride, skin toughened by the outdoors, eyes hard and on the lookout. The Roman Empire dreamed constantly of John Wayne.

Wills zelf stelt de vraag:

Whv this echo of a lost classical world? Rome trained its citizens to war. Its empire depended on a mystique of the legions intelligently led. The ‘Seventh Cavalry’ of John Ford’s Westerns had the legionary spirit — far more than do the quaintly armored ‘Romans’ of Cecil DeMille historical epics. But even more important, the America of Ford’s time had the sense of IMPERIAL burden that came to it with World War II and the Cold War. America submitted to a discipline of protracted struggle that made the President a full-time ‘Commander in Chief’ even of nonmilitary citizens. Citizens were under scrutiny for their loyalty to the war effort. Classification of secrets, security clearances, lists of subversive organizations, loyalty oaths, secret funding of the CIA, internal surveillance by the FBI, the expensive buildup of an arsenal and of defenses — all these things were embraced as the price of defending the free world.

Wayne’s time of maximum popularity coincided with this immense societal effort, and he internalized its demands in his own life as well as in his films. He joined the hunt for sympathizers with the foe, and helped expel them from Hollywood. He tied his own greater financial project, the making of The Alamo, to the electoral struggle of 1960, in which he felt that the real patriots should support Richard Nixon. He defended the war in Vietnam, and made The Green berets as a personal statement on that conflict. Though the mystique of some Westerns has been one of freedom and individualism, of a creative anarchy, Ford’s movies stressed the need for regimentation (disciplinering. svh) as necessary to survival under threat. Ironically, this reflected conditions in the real West of the 1860s-1890s more accurately than did the myth of emancipated spirits on the frontier. 

Allemaal vergeefs, de prijs die de VS heeft moeten betalen voor zijn imperium is te hoog geweest, en hoewel ‘Wayne helped articulate the system’ slaagde de elite in Washington en op Wall Street er niet in om ‘its mission of a Pax Americana’ succesvol te verwezenlijken. Uiteindelijk bleek ook de ideologie van het ‘Manifest Destiny,’ en die van het ‘American Exceptionalism’ onuitvoerbaar. Wills:

The strength of Wayne was that he embodied our deepest myth — that of the frontier. His weakness is that it was only a myth. Behind the fantasies of frontier liberation, as historian Patricia Limerick reminds us, was a reality of conquest. And conquest has a way of undoing the conquerors. 

A myth does not take hold without expressing many truths — misleading truths, usually, but important ones: truth, for one thing, to the needs of those who elaborate and accept the myth; truth to the demand for some control over complex realities; truth to the recognition of shared values (however shakily grounded those values may be in themselves). Even the myths that simplify are not, in themselves, simple.

En dus werd de icoon van die mythe datgene 

what he had projected on the screen — a hollow triumph, for what was that but the figment of other people’s imagination… We are entangled in his story, by the dreams he shaped or inhibited, in us or in others, by the things he validated and those he scorned, by the particular definition he gave to ‘being American.’ 

Gezien de vele miljoenen doden en verminkten, lichamelijk dan wel geestelijk, is vandaag de dag het meest gruwelijke dat

The less we advert (acht slaan op. svh) to what he (Wayne. svh) did to us, the less we can cope with it (het bestrijden. svh). Down the street of the twentieth-century imagination, that figure is still walking toward us — graceful, menacing, inescapable.

En gezien het feit dat de eeuwig gemobiliseerde VS zijn bondgenoot Europa meetrekt in toekomstige uitzichtloze oorlogen is het van levensbelang te beseffen dat de twintigste-eeuwse cowboy-mythe van de VS in de eenentwintigste eeuw onvermijdelijk tot een nucleaire holocaust zal leiden. Alleen als de mensheid de VS dwingt John Wayne in de ogen te kijken, is er een mogelijkheid dat er iets kan veranderen. Intussen blijft Chomsky's opmerking gelden:

Everybody is worried about stopping terrorism. Well, there's a really easy way: stop participating in it.

Volgende keer over de positie van de ‘terroristen’ in dit geheel. In het verlengde van Brando’s opmerking dat ‘Indian children seeing Indians represented as savage, ugly, nasty, vicious, treacherous, drunken… grow up with only a negative image of themselves and it lasts a life-time,’ stel ik dan de vraag centraal wat er psychisch gebeurt met Arabische jongeren, die Arabieren door het Westen afgebeeld zien als ‘savage, ugly, nasty, vicious, treacherous.’ Wat kan de reactie zijn van jongeren die zichzelf en hun cultuur voortdurend ontmanteld zien? 




Marlon Brando: 'People actually don’t realize how deeply these people are injured by seeing themselves represented, not so much the adult because they are already inured (gewend. svh) to that kind of pain and pressure, but children.'