dinsdag 19 april 2016

Vluchtelingenstroom 93


Kort gezegd, omdat de aanwezigheid van de media steeds opdringeriger is en er niet zoveel boeken bij komen die van de bronnen uitgaan, worden we ontvangers van die fictieve versie, niet van authentieke geschiedenis. Na verloop van tijd zal de gemiddelde kijker alleen de fictieve geschiedenis kennen. 

Op het gevaar dat het tv-scherm ons in een land van suggestieve illusies leidt, werd al in de jaren dertig gewezen door de grote cultuurtheoreticus Rudolf Arnheim. De moeilijkheid is, schreef hij in zijn boek ‘De film als kunst’ dat de mensen de wereld van de  zintuiglijke ervaring met die van de wereld van het denken verwarren en dat ze menen dat 'zien' hetzelfde is als ‘begrijpen.' Bovendien wees Arnheim erop dat de massa beelden die zonder onderbreking en snel voor onze ogen passeert, het domein van het gesproken en geschreven woord beperkt, en daarmee het domein van het denken. 'De televisie,' schreef hij, 'zal een zware beproeving voor onze wijsheid worden.’ […]

De media introduceren een nieuwe dramaturgic, zonder laatste bedrijf, zonder finale. We zien op de televisie, horen op de radio of lezen in de krant dat er iets is gebeurd. We zien de gebeurtenis, zien de mensen, opschudding, horen de uitleg. En opeens, de volgende dag, een paar dagen later, verdwijnt alles voorgoed uit onze ogen, voor altijd. We weten niet wat er verder met die mensen, met die zaak is gebeurd. En we zullen het zeer zeker nooit weten: de gebeurtenis waarover we werden geïnformeerd, heeft geen toekomst (en doorgaans had ze evenmin een verleden). […]

Men spreekt steeds meer over de globalisatie, maar deze wordt niet begrepen als de toenadering van verschillende culturen en maatschappijen, maar als een financieel-economische activiteit, als het recht van het kapitaal om op alle markten van de wereld actief te zijn, en dat recht is niet doortrokken van een geest van dichter bij elkaar brengen, maar van dominantie. 
Ryszard Kapuściński. Lapidarium. Observaties van een wereldreiziger 1980-2000 (2003)

Als directeur van het prestigieuze Harvard University’s Center for International Affairs resumeerde de invloedrijke Amerikaanse politiek wetenschapper, wijlen Samuel Huntington, tijdens een rondetafel-discussie in 1981 het doorgaans onuitgesproken uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek kort maar krachtig samen met de woorden:

Power remains strong when it remains in the dark; exposed to the sunlight it begins to evaporate.

Met andere woorden: de meeste burgers in landen die voor democratieën doorgaan weten van niets, en mogen zelfs niet weten wat er door de elite achter de schermen wordt bekokstoofd. Alleen wanneer het machtspel transparant begint te worden verliest de elite haar hegemonie, en vice versa. Dan kan niet langer meer het wezenlijke verhuld blijven. Wanneer het gezag van de elite door de massa ter discussie wordt gesteld heeft de elite haar macht in feite al verloren, het verlies aan vertrouwen kan zij nooit meer ongedaan maken, zo wist al in de elfde eeuw de Perzische wijsgeer Al Ghazali, die het als volgt omschreef:

There is no hope in returning to a traditional faith after it has once been abandoned, since the essential condition in the holder of a traditional faith is that he should not know he is a traditionalist.

En mocht dit te cryptisch klinken dan is er altijd nog de typering van de Amerikaanse auteur Thom Wolfe die in zijn roman You Can't Go Home Again (1940) uiteenzette:

The phrase ‘you can’t go home again’ has entered American speech to mean that once you have left your country town or provincial backwater city for a sophisticated metropolis you can’t return to the narrow confines of your previous way of life and, more generally, attempts to relive youthful memories will always fail.

Zodra de bevolking haar door culturele deprivatie gekweekte naïviteit verliest duurt het doorgaans niet lang meer voordat de elite het veld moet ruimen om plaats te maken voor een nieuwe elite. In zijn meesterwerk Il Gattopardo (1958) vertelt de Italiaanse auteur Giuseppe Tomasi di Lampedusa — door de geschiedenis wijs geworden — dat ten tijde van de ondergang van de adel en de opkomst van de bourgeoisie

er van alles [zou] gebeuren, maar het zou allemaal komedie zijn, een luidruchtige komedie met hier en daar een bloedspat op een clownspak. Opdat alles blijft zoals het is. Zoals het eigenlijk is: slechts een geleidelijke vervanging van de ene stand door de andere.

Zodra de ene elite zal verdwijnen,

zoals dat al zo vaak is gebeurd, zou er onmiddellijk een andere opstaan die net zo is, met dezelfde feilen en dezelfde kwaliteiten. Die zou zich dan wellicht niet meer beroepen op het bloed, maar op, wat zal het zijn... op het feit dat iemand langer op een bepaalde plek woont dan iemand anders, of op zogenaamd diepgaandere kennis van de een of andere voor heilig gehouden tekst.

Opnieuw is het Westen de duisternis in gegaan. In het boek Thinking In Dark Times. Hannah Arendt On Ethics and Politics (2010) zet de Amerikaanse Associate Professor of Political Studies and Human Rights’ Roger Berkowitz in de introductie uiteen dat

For Arendt, dark times are not limited to the tragedies of the twentieth century; they are not even a rarity in the history of the world. Darkness, as she would have us understand it, does not name the genocides, purges, and hunger of a specific era. Instead, darkness refers to the way these horrors appear in public discourse and yet remain hidden. As Arendt observes, the tragedies to which Brecht’s poem (To Posterity. http://users.skynet.be/lit/brecht.htm svh) refers were not shrouded in secrecy and mystery, yet they were darkened by the ‘highly efficient talk and double-talk of nearly all official representatives who, without interruption and in many ingenious variations, explained away unpleasant facts and justified concerns.’ Similarly today, the various outrages — environmental, economic, and governmental — that confront us daily are hidden in plain sight. Darkness, for Arendt, names the all-too-public invisibility of inconvenient facts, and not simply the horror of the facts themselves. 

In ‘Men in Dark Times,’ Arendt responds to what she, borrowing from Martin Heidegger, calls the light of the public that obscures everything. The black light of the public realm is, of course, the chatter and talk that drown the reality of life in "incomprehensible triviality." It is the vapid cliches that mar speech "everything; that is real or authentic is assaulted bv the overwhelming power "everything that is real or authentic is assaulted by the overwhelming power of mere talk' that irresistibly arises out of the public realm."3 And yet, Arendt, unlike Heidegger, resists the philosophical withdrawal from the public world into a realm of philosophical contemplation. 

Instead of world-weary withdrawal, Arendt writes with the conviction that ‘we have the right to expect some illumination.’ The darkness of the public spotlight is, she insists, not inevitable. On the contrary, it is possible and even necessary that darkness cede to light… 

In seeking light in the public realm, Arendt shuns (schuwt svh) the embrace of rationality, democracy, and universal values that are the source of the optimism driving much of political thinking in modern times…

The faith in reason… speaks to the pride of man: that we, as rational beings, can come together and dispassionately and rationally move ourselves — fitfully at times — toward a better world. Our faith speaks to our scientific age, in which we believe that we can understand and improve both the natural and the and the political world. And our conviction reflects the fundamental claim of enlightenment: that our reason will set us free. 

For Arendt, however, to reassert our rationalist tradition in the face of its rampant violation is to ignore the facts of our times. If the last hundred years have taught us anything, it is that ‘the subterranean stream of Western history has finally come to the surface and usurped the dignity of  our tradition.’ It is questionable whether any universal affirmation of the values of human reason and human dignity can offer a meaningful bulwark against he temptations of evildoing. The pressing need for rationally decipherable human values — let no one deny the need is pressing — does not, alas, render those values actual. Mature thought requires, Arendt implores us repeatedly, that we trade the fantasies of wish fulfillment for the honest work of thoughtful comprehension.

Hoe pover steekt het Nederlandse intellectuele niveau hiertegen af. Zo kwam dr. ir. Fouad Laroui na de aanslagen in Brussel in De Groene Amsterdammer niet verder dan de bewering dat het hier ‘labiele psychopaten’ betreft met ‘een bomgordel,’ terwijl toch de redeactie met grote stelligheid claimt ‘een weekblad’ te zijn

voor serieuze en betrokken lezers die niet alleen maar op hun wenken willen worden bediend. Wekelijks biedt De Groene Amsterdammer een scherp geselecteerd en non-conformistisch palet aan artikelen, reportages, analyses en commentaren: over politiek in binnen- en buitenland, sociale en economische kwesties, kunst en cultuur, literatuur, filosofie en geschiedenis. 

In werkelijkheid is het ‘non-conformisme’ dat van de poseur, niet dat van de dissident. Hannah Arendt heeft zich nooit verlaagd naar het niveau van schelden en minachting. Een intellectueel dient een tegenstander serieus te nemen, zijn taak is proberen te begrijpen, niet afwijzen, dat doen de eenvoudigen van geest wel, politici en de mainstream-media voorop. Maar inzicht is niet doorgedrongen tot het redactiekantoor van De Groene, zo veilig gelegen tegenover de zwaar bewaakte hoofdingang van de Nederlandse Bank, die tegenwoordig met grote rotsen extra verdedigd wordt. Welk lid van de hedendaagse polderpers durft, in navolging van Hannah Arendt, te stellen ‘that we face squarely the possibility that the claims of rationality itself offer no protection against the very horrors’ die het westers neoliberalisme wereldwijd veroorzaakt. Het rationalisme op zich is amoreel, het is zelfs in staat de uitroeiing van de hele mensheid te rechtvaardigen en mogelijk te maken, zoals nu het geval is. Berkowitz:

all too often the arguments in favor of genocide, torture, and terror are made the voice of reason. Arendt reveals how the totalitarian and dictatorial regimes of the twentieth century counted upon and received popular support,

en ook vandaag de dag toont 

the normalization of terror and torture how ordinary men can reason themselves into justifying what ought to be unthinkable. Reason, Arendt warns, risks fitting ‘man into the iron band of terror.’ Reason, she insists, reasons, it does not think. 

If reason risks descending into the justifications and rationalizations that spread darkness in our times, Arendt argues that the only reliable source of light in dark times is found in the activity of thinking. From the beginning to the end of her writing life, Arendt situates herself as a thinker even as she warns against the dangers of reason. In ‘The Origins of Totalitarianism,’ her grand inquiry into the roots of totalitarianism in rootlessness, loneliness, and thoughtlessness, Arendt frames her inquiry as an effort of comprehension, bij which she means ‘the unpremeditated, attentive facing up to, and resisting of reality — whatever it may be.’ In ‘The Human Condition,’ she explains her project as a ‘matter of thought’ that opposes the thoughtlessness that ‘seems to me among the outstanding characteristics of our time.’ And in her engagement with what she saw as the thoughtlessness behind Adolf Eichmann's evil deeds, she asks: ‘Could the activity of thinking as such be among the conditions that make men abstain from evil-doing or even actually 'condition' them against it?’ Thinking, Arendt suggests, is the only reliable safety net against the increasingly totalitarian or even bureaucratic, temptations to the  increasingly totalitarian or even bureaucratic temptations to evil that threaten the modem world. 

Het leven en werk van Hannah Arendt laten zien dat een ontwikkeld mens verschijnselen moet onderzoeken wil hij die begrijpen. En alleen daardoor kan worden voorkomen dat de mens telkens weer als een dwaas reageert op datgene wat hij niet begrijpt. De vraag is daarom: welke bijdrage levert de academicus Fouad Laroui aan ‘het begrijpen’ wanneer hij na de aanslagen in Brussel de daders betitelt als ‘labiele pyschopaten’ met een ‘bomgordel’? Vermeerdert dit het inzicht van de modale Groene-lezer? Ik vrees van niet, want de lezer heeft Laroui niet nodig om zich een oordeel te vormen over moord. Het enige waar Laroui’s schelden toe bijdraagt is, in Arendt’s woorden, ‘the thoughtlessness that seems to me among the outstanding characteristics of our time.’ Niet alleen de ‘gedachteloosheid’ is opnieuw even erg als tijdens het interbellum, maar ook het cynisme, en de weerzin tegen dissidente zienswijzen en onwelgevallige feiten. Vandaar ook dat in Nederland geen echte discussie bestaat; het is allemaal een herhaling van zetten waaraan precies dezelfde talking heads meedoen als een decennium geleden. Telkens dezelfde hoofden in wisselend gezelschap met dezelfde voorgekookte en uitgekauwde meninkjes. Als ik me de hel zou moeten voorstellen is het dit wel.

Het inferno is de voortdurende propaganda van oppervlakkige wezens die overal het publieke domein bevolken, zonder de mogelijkheid een einde aan deze kermis te kunnen maken. De zelfgenoegzame betweterigheid die als een verstikkende mist over dit land hangt. Nooit eens iemand die je verrast, altijd dezelfde cliché’s, het is allemaal het onvermijdelijke resultaat van bureaucratisch en technocratisch totalitarisme. In plaats van dat Fouad Laroui in De Groene een historische of culturele context geeft voor de huidige ontwikkelingen komt hij de polder-intelligentsia vertellen dat we slechts te maken hebben met ‘fragiele onevenwichtigen of makkelijk beïnvloedbaren en psychopaten.’ En zo fungeert hij als een onmisbaar schakeltje in het gelijk geschakelde postmoderne bewustzijn, waarbij er geen fundamenteel verschil meer is tussen de polderintellectueel en het volk. De eerste wordt met een demoniserende ideologie bewerkt, de laatste met de demoniserende Hollywood-beelden. Jack Shaheen, emeritus hoogleraar Massa Communicatie, voormalig adviseur van CBS News, en auteur van Reel Bad Arabs. How Hollywood Vilifies a People (2001) vertelde mij vele jaren geleden hoe de propaganda in de westerse beeldcultuur bijna onmerkbaar functioneert:

Hollywood geeft het stempel van goedkeuring aan de overheidspolitiek. Regeringen kunnen natuurlijk niet al te duidelijk in het openbaar stigmatiseren, dat doet Hollywood, want het is toch alleen maar een film, nietwaar? We kunnen stellen dat als gevolg van de beschadigende beelden en onze foute buitenlandse politiek veel onschuldige mensen om het leven komen. Een voorbeeld van hoe de geesten worden rijp gemaakt voor geweld tegen burgers is de film Rules of Engagement van William Friedkin. Het is een angstaanjagende film, pure fictie, het scenario speelt zich af in een bestaand Arabisch land, Jemen, waar de Amerikaanse ambassade wordt aangevallen. Mariniers arriveren om de ambassadeur en Amerikaanse burgers te evacueren. Het plein op het terrein van de ambassade staat vol met Jemenieten die tot op de laatste man, vrouw en kind door de Amerikaanse militairen worden doodgeschoten. Er volgt een officieel Leger onderzoek waarbij tenslotte komt vast te staan dat alle Jemenitische burgers geweren hadden en op de mariniers schoten. Een rechtvaardiging van het bloedbad. Het publiek wordt duidelijk gemaakt dat het moreel acceptabel en rechtvaardig is om al deze mensen af te slachten. 

De film werd mogelijk gemaakt dankzij de samenwerking met het Amerikaanse ministerie van Defensie. Dat heeft eerst het filmscript goedgekeurd voordat het technische ondersteuning kan geven. Het verhaal waarop de film zich baseert is geschreven door senator James Webb, de voormalige minister van Marine. Volgens zijn eigen website heeft hij ‘uitgebreid gewerkt als scenarioschrijver en producer in Hollywood.’ Een duidelijk voorbeeld van het huwelijk tussen Washington en Hollywood. Deze film zal waarschijnlijk de geschiedenis ingaan, samen met Triumph des Willens van Leni Riefenstahl en The Birth of a Nation van D. W. Griffith als één van de meest racistische films ooit. Dit is dus een product van de samenwerking tussen Washington en Hollywood. Het zou eigenlijk samen met andere racistische films getoond moet worden, zodat kijkers de propagandatechnieken kunnen vergelijken. Het is een gruwelijke film, heeft veel geld opgebracht, de mariniers winnen, dus dat verkoopt, zeker op DVD en video en via de vertoningen in het Amerikaanse tv-circuit met zijn 600 kanalen. 

In de Verenigde Staten kan men elke week zeker 20 films zien die ik in mijn boek heb beschreven. Elke dag weer tenminste drie films waarin Arabieren als onbetrouwbare misdadigers worden afgebeeld. En dan heb ik het nog niet eens over de talloze herhalingen van oude tv-shows waarin Arabieren worden gecriminaliseerd en de nieuwe tv-programma’s waarin hetzelfde gebeurt. Dat is een gigantische hoeveelheid aan visuele propaganda en die wordt gereflecteerd in de opvattingen van veel mensen. Ongeveer 50 procent van de Amerikaanse bevolking is van mening dat de burgerrechten van Arabische Amerikanen beperkt mogen worden. Een ander effect is dat vandaag de dag de staat dossiers mag aanleggen van gewone burgers, hen lastig mag vallen, gevangen mag nemen zonder een fatsoenlijk proces, en dat de meerderheid van de mensen hiermee akkoord is gegaan. Als dit proces doorgaat zullen nog meer onschuldige individuen de dupe worden. Onlangs vond er een buitengewoon tragische gebeurtenis plaats op een universiteit in Virginia, een Koreaans Amerikaanse student schoot 32 mensen dood. Toen ik de eerste berichten daarover hoorde ben ik de actualiteit angstvallig blijven volgen uit vrees dat een Arabische of islamitische Amerikaan verantwoordelijk was. Wat zou er gebeurt zijn als het een islamitische of Arabische Amerikaan was geweest? Hoe zou de pers hebben gereageerd? Was het sentiment dan geweest: we sturen ze collectief terug naar het Midden Oosten? En wat als de dader tijdens het moorden ‘Allah O Akbar’ had geroepen? Gelukkig werden niet onmiddellijk alle Koreanen in de VS beschuldigd of alle bewoners van Zuid Korea. Maar ik verzeker u dat als hij een Arabische- of islamitische Amerikaan was geweest er een volkomen andere reactie was gevolgd. Dat geeft het gevaar aan van het stereotyperen. 

Iemand zei me onlangs dat alleen als het erger wordt de stigmatiserende beelden zullen veranderen. Het moet eerst slechter worden voordat het beter wordt. Ik vroeg hem waarom? En hij antwoordde: 

Kijk maar eens naar alle andere gestigmatiseerde groepen. Hoeveel zijn er niet om het leven gekomen voordat men zich schuldig begon te voelen over het onrecht. Kijk naar de zwarte slaven, kijk naar de holocaust. Pas na Auschwitz stopten de westerse christenen met hun vervolgingen van de joden. Zolang er geen massaslachting heeft plaatsgevonden zullen de stereotypen niet veranderen. Het is een cirkel,zo was zijn mening. Dit nieuwe antisemitisme tegen de Arabieren bestaat al meer dan een eeuw in onze beeldcultuur. Er bestaat natuurlijk nog steeds een antisemitisme dat tegen de joden is gericht, het is alleen veel meer verholen, het wordt niet hardop uitgesproken zoals bij de Arabieren, maar binnenskamers gefluisterd… Ik denk wel dat er iets zal veranderen als meer Arabische of islamitische Amerikanen films zouden gaan maken over zichzelf en over hun milieu. Er zal dan een ander, veel waarheidsgetrouwer beeld ontstaan. Dat zou moeten gebeuren maar het is nog niet zover. De eerste persoon die ooit de criminalisering van Arabieren blootlegde was mijn inmiddels overleden joodse vriend de journalist Arthur Lord, die daarover een tweedelige tv-serie maakte. Hij kreeg daarop veel haatbrieven, maar toch, hij was de eerste die het durfde te laten zien. Twee van de producenten met wie ik als adviseur heb samengewerkt voor de films Three Kings en Syriana zijn uiterst attente, invoelende, beschaafde mensen, beiden zijn joods.

Uit Reel Bad Arabs

Vraag een invloedrijke persoon, een directeur, of schrijver in de filmindustrie of het ethisch verantwoord is om etnische of raciale stereotypen te handhaven en u kunt snel een negatief antwoord verwachten. Hoe is dan te verklaren dat sinds 1970, deze zelfde individuen meer dan 350 films hebben geproduceerd, geregisseerd, of het scenario voor hebben geschreven waarin Arabieren als verraderlijke culturele ‘anderen’ werden afgebeeld?

Het grote gevaar is dat deze stigmatisering en demonisering van Arabische burgers het politiek oordeel van de doorsnee Amerikaan en Europeaan heeft bepaald. Daarbij is van belang te weten dat  Marlon Brando in 1994 tijdens het CNN-televisieprogramma Larry King Live het volgende opmerkte:

I am very goddam angry with some of the jews. Hollywood is run by the jews, it is owned by the jews. They should have a greater sensitivity about the issue of people who are suffering.

Ik vermoed dat ook Fouad Laroui naar teveel Hollywood-speelfilms heeft gekeken om tot het oordeel te komen dat islamitisch ‘terrorisme’ slechts het resultaat is van de gekte van ‘labiele psychopaten.’ Wat deze docent Frans aan de Universiteit van Amsterdam angstvallig verzwijgt is het langdurige en grootschalige, koloniale en neokoloniale terrorisme van het Westen in de islamtische wereld, van Indonesië tot Noord-Afrika, dat een voedingsbodem heeft geschapen voor de contra-terreur die nu metropolen van het Westen treft. In tegenstelling tot Angelsaksische intellectuelen is de bekrompen intelligentsia in Nederland door haar ideologische kijk op de werkelijkheid blind voor de wet van oorzaak en gevolg. Talloze Amerikaanse journalisten en academici hebben de afgelopen twee decennia de nauwe band tussen westerse terreur en islamitische contra-terreur geanalyseerd. In zijn uitgebreid gedocumenteerde studie Devil's Game: How the United States Helped Unleash Fundamentalist Islam (2006) concludeerde de Amerikaanse onderzoeksjournalist Robert Dreyfuss:

There is no question that the U.S. support for the mujahideen, most of which went to the hard-core Islamists, was a catastrophic miscalculation. It devastated Afghanistan itself, led to the collapse of its government, and gave rise to a landscape dominated by warlords, both Islamists and otherwise. It created a worldwide network of highly trained Islamist fighters from a score of countries, linked together and roughly affiliated to Osama bin Laden's soon-to-be established Al Qaeda organization. It left behind a shattered nation that played host to Al Qaeda and other assorted terrorist formation.

Dreyfuss is niet de eerste de beste, zijn boek werd door Chas Freeman, de voormalige Amerikaanse staatssecretaris van Defensie en oud-ambassadeur in Saoedi-Arabië, aangeprezen als

a fluent tour de force -- Dreyfuss skilfully documents the misguided stratagems of generations of statesmen whose attempt to use the Islamic right to Western strategic advantage have helped make political Islam the formidable force it is today... Dreyfuss carefully researched and well-written story will be a revelation to experts on the Islamic world and a shock to concerned Americans.

Het Westen en en zijn huurlingen-staat Israel steunen nog steeds achter de schermen, op talloze manieren het moslim-fundamentalisme. Over het waarom schrijft Robert Dreyfuss:

As during the Cold War… when the United States preferred Islamism to Arab nationalism, the Bush administration and its neoconservative allies have sometimes expressed their preference for the Islamic right, too... In Gaza and the West Bank, Ariel Sharon continued to toy with using Hamas, Islamic Jihad, and Hezbollah to undercut the PLO, and in 2006 Hamas emerged as the most powerful electoral force in Gaza.

Maar deze feiten worden in het kleine kikkerland door de mainstream-media verzwegen. Hier wordt de discussie gedomineerd door opiniemakers die van alles kunnen zijn, behalve geïnformeerd. Een illustrerend voorbeeld hiervan is Arie Elshout, voormalig correspondent van de Volkskrant in New York en tegenwoordig ‘correspondent voor Europa, standplaats Brussel.’ Januari 2010 liet hij als adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant zijn publiek weten dat het de oorzaken van het ‘moslim-terrorisme’ onbekend zijn. Onder de kop ‘moslim-terrorisme: een gevolg op zoek naar een oorzaak,’ concludeerde Arie -- die zich met zijn ‘MO-diploma geschiedenis’ tegenwoordig afficheert als ‘historian’ -- dat ‘Voor de diepere oorzaken we waarschijnlijk [moeten] wachten op historici met meer afstand tot het onderwerp.’

Het probleem met deze opiniemakers is dat ze nauwelijks belezen zijn, en toch allerlei meningen uitventen over welk onderwerp dan ook. De waan van de dag leidt tot een chaos van vooroordelen. Voor de lezers die zich willen verdiepen in de nauwe relatie tussen islamitische terrorisme en westerse terreur, zijn er de volgende boeken: 

*Blowback. The Costs and Consequences of American Empire. Chalmers Johnson.

*Overthrow. America's Century of Regime Change from Hawaii to Iraq. Stephen Kinzer.

*Devil's Game. How the United States Helped Unleash Fundamentalist Islam. Robert Dreyfuss.

*Imperial Overstretch. Roger Burbach & Jim Tarbell.

*Imperial Hubris. Why the West Is Losing The War on Terror. Michael Scheuer.

*Killing Hope. William Blum.

*Failed States. The Abuse of Power and the Assault on Democracy. Noam Chomsky.

*Iran. A People Interrupted. Hamid Dabashi.

*Treacherous Alliance. The Secret Dealings of Israel, Iran, and the U.S. Trita Parsi.

Al deze gezaghebbende Amerikaanse experts hebben aangetoond hoe contraproductief het westerse geweld in het Midden-Oosten is geweest, hoe het de contra-terreur uitlokte en hoe het Westen nu opgezadeld zit met islamitisch terrorisme, nu ook hier, en elders burgeroorlogen, een ineenstortende regio, en een vluchtelingenstroom. Wanhopig probeert Brussel nu door grove schendingen van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen uit 1951 de vluchtelingenstroom in te dammen. De westerse politiek in het Midden-Oosten is niet alleen moreel, maar ook financieel en politiek failliet. Die politiek begon in 1916 met het destijds geheime Sykes-Picotverdrag waarbij, met het oog op de oliebronnen, het Midden-Oosten met passer en liniaal onder de koloniale machten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk werd verdeeld. Nu, exact een eeuw later neemt ondanks de biljoenen verslindende zogeheten ‘War on Terror’ het 'moslim-terrorisme' alleen maar toe. Ondertussen blijven Nederlandse opiniemakers opzettelijk trachten het historisch bewustzijn te vernietigen door het te doen voorkomen dat de geschiedenis niet verder reikt dan het nu, de waan van de dag, oftewel: ‘de actualiteit.’ Vandaar een Laroui met zijn kwalificaties als ‘labiele psychopaten’ en een Elshout met zijn ‘gevolg op zoek naar een oorzaak.’ De pedanterie van de onwetenden steekt schril af tegen de kennis en het inzicht van deskundigen als Robert Dreyfuss, die beschrijft hoe

there is an unwritten chapter in the history of the Cold War and the New World Order that followed. It is the story of how the United States -- sometimes overtly, sometimes covertly -- funded and encouraged right-wing Islamist activism. ‘Devil's Game’ attempts to fill in that vital missing link. 

In 1998 verklaarde Zbigniew Brzezinski, de National Security Adviser onder president Carter, tegenover het Franse weekblad Le Nouvel Observateur dat de Verenigde Staten de voormalige Sovjet Unie bewust had geprovoceerd om Afghanistan binnen te vallen door in het geheim islamitische extremisten in dat land financieel en militair te steunen, waardoor ze een gewapende strijd tegen de pro-Sovjet regering konden beginnen. Op de vraag of hij daar nu geen spijt van had, antwoordde Brzezinski:

Spijt waarover? Die geheime operatie was een uitstekend idee. Het had als resultaat dat de Russen in de Afghaanse val trapten en wil je dat ik dat betreur? De dag dat de Sovjets officieel de grens waren over gestoken, schreef ik aan president Carter, in essentie: ‘We hebben nu de gelegenheid om de USSR zijn eigen Vietnam Oorlog te geven.’

Deze geopolitieke strategie kostte een miljoen Afghanen het leven, maakte drieënhalf miljoen Afghanen tot vluchteling, verwoeste de infrastructuur van het toch al arme land, en luidde het begin in van het huidige zogeheten ‘moslim-terrorisme,' dat zich op 22 maart 2016 in Brussel manifesteerde en door de academicus Fouad Laroui in De Groene Amsterdammer onmiddellijk werd afgedaan als het werk van ‘labiele psychopaten,’ terwijl de ‘correspondent’ voor heel Europa, Arie Elshout, in zijn ‘standplaats Brussel’ geduldig bleef wachten tot ‘historici met meer afstand tot het onderwerp’ hun kijk op ‘de diepere oorzaken’ geven. Terreur roept altijd contra-terreur op, maar geen woord daarover in de opiniestukken van de woordvoerders van de macht. Zij gaan er gedachteloos vanuit dat voor het islamitisch geweld de wet van oorzaak en gevolg niet geldt, dit in tegenstelling tot het westerse geweld dat altijd gerechtvaardigd wordt met allerlei logisch klinkende argumenten. Propaganda is per definitie irrationeel, ze is gebaseerd op een geloof, een aanname, een ideologie en duldt  daarom geen tegenstem. Niet voor niets is propaganda voor het eerst toegepast door de ‘Congregatio de propaganda fide,’ opgericht tijdens de contra-reformatie door de Paus ter versterking van het geloof. De taak van de hedendaagse ‘vrije pers’ is dezelfde als die van de ‘Congregatio de propaganda fide,’ namelijk het verspreiden van de officiële ‘waarheid,’ zoals die door de macht is geformuleerd. 

Ook de postmoderne mens zit opgesloten in een gecreëerd en gemanipuleerd bewustzijn. Daarom krijgt de burger zelfs op klassieke muziekzenders overal in het Westen elk uur ‘Het Nieuws’ te horen, zodat hij verneemt hoe de elite en haar woordvoerders in de media ‘de waarheid’ zien, en de luisteraar geen mogelijkheid krijgt aan deze werkelijkheid te ontsnappen om zelf te kunnen bepalen wat ‘de waarheid’ zou kunnen zijn. Ondanks het feit dat de meerderheid van de luisteraars niet wil dat de klassieke muziek wordt onderbroken, gaat de ‘Nieuwsvoorziening’ elk uur gewoon door, het ontvluchten ervan kan niet meer. De grondlegger van de public-relations industry, Edward Bernays, leerde zijn rijke opdrachtgevers in zijn boek Propaganda (1928) dat:

The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses is an important element in democratic society. Those who manipulate this unseen mechanism of society constitute an invisible government which is the true ruling power of our country.

Bernays stelde het volgende: 

If we understand the mechanism and motives of the group mind, is it not possible to control and regiment the masses according to our will without their knowing about it? The recent practice of propaganda has proved that it is possible, at least up to a certain point and within certain limits. (Propaganda, 2005 ed., p. 71.) 

Hij noemde deze wetenschappelijke techniek om de publieke opinie te vormen het ‘engineering of consent.’ Bernays was ervan overtuigd dat de elite zich moest concentreren op ‘regimenting the public mind every bit as much as an army regiments the bodies of its soldiers.’ 

Hoewel westerse mainstream-opiniemakers op zijn minst suggereren dat ‘moslim terreur’ voort komt uit Het Kwaad in de wereld, zijn er wel degelijk sociale, politieke en economische oorzaken voor dit fenomeen. Een deel van de islamitische jongeren is niet langer meer in staat de westerse vernederingen, willekeur, repressie, uitbuiting en geweld te accepteren. Wanneer hun waardigheid en hun leven voor het Westen niet meetellen en zij bij gebrek aan een toekomst met hun rug tegen de muur staan, hebben ze niets meer te verliezen, en zien zij geen ander alternatief dan met geweld terug slaan. De mens hoeft geen wijsgeer hoeft te zijn om dit te kunnen begrijpen, en toch lukt het academici als Laroui niet om de platitudes te ontstijgen. Het simplisme maakt het de mainstream-opiniemakers onmogelijk het complexe van de menselijke psyche te doorgronden. De versimpeling van het gecompliceerde is doorgaans niet aangeboren maar aangeleerd en vervolgens zorgvuldig gekoesterd. Ik heb het sterke vermoeden dat in het geval van de als soenniet opgegroeide Laroui sprake is van een academicus die roomser dan de paus wil zijn om zijn witte lezerspubliek te behagen, of, zoals een critica van zijn meningen het formuleerde:  

Fouad Laroui est un Bounty! Fouad Laroui est blanc à l’intérieur et basané à l’extérieur. Sa dernière chronique pour le 360 me fait penser qu’il vendrait sa mère pour se défaire de son enrobage chocolaté. 

Laroui is als een Bounty'Blank van binnen en bruin van buiten.' Iemand die ‘zijn moeder zou verkopen om zich te ontdoen van zijn chocoladekleurige coating.’ Het is veelzeggend dat een dergelijke conformist een platform krijgt in De Groene Amsterdammer om zijn meninkjes te verspreiden. En dat terwijl er sinds de jaren zestig zoveel kritische en diepgravende lectuur en filmdocumentaires zijn verschenen, zowel in Europa en de VS als in de Derde Wereld. Maar de ‘vrije pers’ en de mainstream-academici in de polder zijn niet wezenlijk geïnteresseerd. Zij weigeren de westerse terreur als een belangrijke oorzaak van de contra-terreur te beschouwen. Dit zou namelijk hun aanzien en inkomen in gevaar brengen. Op maandag 28 maart 2016 berichtte de International New York Times onder de kop ‘Studies fail to pinpoint who turns to terrorism’ het volgende op de voorpagina:

The brothers who carried out suicide bombings in Brussels last week had long, violent criminal records and had been regarded internationally as potential terrorists. But in San Bernardino, California, last year, one of the gunmen was a county health inspector who lived a life of apparent suburban normality.

Then there are the dozens of other young American men and women who have been arrested over the past year for attempting to help the Islamic State. Their backgrounds are so diverse that they defy a single profile.

What turns people toward violence, and whether they can be steered away from it, are questions that have bedeviled governments around the world for generations. Those questions have taken on fresh urgency with the rise of the Islamic State and the string of attacks in Europe and the United States. Despite millions of dollars of government-sponsored research, and a much-publicized White House pledge to find answers, there is still nothing close to a consensus on why someone becomes a terrorist.

Het spreekt voor zich dat de Nederlandse gevestigde orde, zowel in de politiek als in het gesloten academische wereldje, het ‘terrorisme’ van de vijand een raadsel blijft vinden. Door de hybris van het narcistische establishment kan het alleen zichzelf zien, de ander is en blijft voor hem een mysterie. Dat kan niet anders, narcisme kenmerkt zich immers als ‘een obsessie met de eigen persoonlijkheid,' en wordt gedreven door 'egoïsme, dominantie, ambitie en gebrek aan inlevingsvermogen.’ Maar wanneer men nauwlettend naar de woordvoerders van de macht luistert dan wordt snel duidelijk wat de westerse politiek in de praktijk betekent. De ideologen van de elite in Washington en op Wall Street schromen geenszins te zeggen waar het op staat. Zo formuleerde de gezaghebbende en gerespecteerde Democraat Huntington, wiens besteller The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996) in vele talen verscheen, het aldus: 

you may have to sell [intervention or other military action] in such a way as to create the misimpression that it is the Soviet Union that you are fighting. That is what the United States has been doing ever since the Truman Doctrine.

In verband met de lengte stop ik. Volgende keer meer over terreur en contra-terreur.


Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...