donderdag 7 mei 2015

Henk Hofland en de Massa 58


In het inmiddels ter ziele gegane literair tijdschrift Podium definieerde Henk Hofland in 1966 zichzelf aldus:

Ik ben negatief op de manier van mijn kat, die een maagkwaal heeft en die geen enkele andere kat in haar omgeving duldt.

De journalist Martin van Amerongen beschreef de 'courantier' H.J.A. Hofland in De Groene Amsterdammer van woensdag 31 januari 1996 op ondermeer de volgende wijze: 

TUSSEN ZIJN REGELS door schemert een merkwaardig, moeilijk te verklaren soort agressiviteit. In dezelfde Podium-bijdrage, dertig jaar geleden, stelt hij zich met een waterpistool op bij de ingang van de Grote Club en vuurt 'op het kruis van degenen die binnengaan.' Noem het maatschappijkritiek. De toenmalige sociëteit was in die tijd de broedplaats van de autoriteit bij uitstek: de hoofdstedelijke bourgeois. Zes jaar later verving Hofland, in metaforische zin, het waterpistool voor een revolver. 'Dit alles niet om bij een eventuele aanval op mijn bezittingen strijdend ten onder te gaan, maar alleen om het gevoel te verzachten dat ik volkomen weerloos in een roofdierenpark rondliep.' Inmiddels zijn waterpistool en revolver door niet minder dan een machinegeweer opgevolgd teneinde de diverse 'smeerlapperijen' te wreken. 'Vroeg of laat komen de daders in het vizier... en dan begint dat ding te ratelen dat het een lieve lust is.'

Maar op wie vuurt Hofland eigenlijk, de man die in de publicitaire praktijk eerder geneigd is zijn licht onder de korenmaat te steken? Op een enkel trapje na, bijvoorbeeld in de richting van de 'stiekemerd' Michael Zeeman, een kwalificatie die trouwens dateert uit de tijd dat Zeeman nog niet tot chef-kunst van de Volkskrant was geavanceerd.

Ja, Hofland heeft een authentiek bête noire. Dat is Bart Tromp, hoogleraar, PvdA-ideoloog en Parool-columnist. Inhoudelijk is het conflict niet bijster interessant, uiterlijk zegt het conflict veel over Hoflands extreme lichtgeraaktheid en over de wijze waarop onmiddellijk de diverse pluimstrijkers zich om hem heen groeperen op het moment dat iemand oppert dat ook Hofland niet altijd de wijsheid in pacht heeft.

De veenbrand brak uit toen Tromp in Het Parool een kritische recensie over Hoflands bundel 'Orde bestaat niet' (1986) schreef. Daarin doet Hofland onder meer verslag van een bezoek aan het massagraf Babi Yar, bij Kiev. Tromp was verbaasd over het feit dat de zo belezen reiziger blijkbaar niet wist dat het voornamelijk Russische joden waren die hier zijn vermoord en trok uit deze omissie de conclusie dat Hofland het beroemde gedicht van Jevtoesjenko noch Sjostakovitsj' Dertiende Symfonie kent. Schuimende woede van gene zijde. Ooit was Tromp 'iemand die in de rangorde der vrienden ergens in de subtop zat.' Nu werd hij door Hofland, corresponderend met Jean-Paul Franssen, gedegradeerd tot een rat en dus 'op de zwarte lijst gezet'.

Het conflict escaleerde na de publicatie van Hoflands reisreportage over het socialistische Cuba. Tromp sprak (in Maatstaf) over 'precieuze schoonschrijverij', veel 'mijmeringen en gevoelens' en een andermaal vrijmoedige omgang met de feiten. Prachtig, die overpeinzingen in Hemingway's Cubaanse villa Finea Virgia. Jammer dat de auteur zich, anders dan Hofland meende, niet nabij Havanna, maar in Ketchum (Idaho) voor zijn kop heeft geschoten. Het was, zei Tromp, vergelijkbaar met Hoflands eerder begane blunder te Babi Yar. In een poging tot weerwoord bewees Hofland voornamelijk andermaal geen ongelijk te kunnen incasseren. Hij sprak met loodzwaar sarcasme over 'Prof. Columnist Voorzitter Lid Bart Tromp' en noemde hem dit keer een jakhals, een krokodil, een lasteraar, een leugenaar en een baantjesjager. De naam Hemingway komt in Hoflands weerwoord niet voor en wat Babi Yar betreft... 'Ik had er mijn reden voor het zo op te schrijven als ik in eerste aanleg had gedaan.' Het was allemaal niet erg sterk, beter gezegd, het oogde voornamelijk machteloos en lichtgeraakt.

Ondertussen zagen de pluimstrijkers met afgrijzen hoe iemand het waagde zijn smerige vingers aan de 'onhaalbare standaard in de journalistiek' af te vegen. Een der opper-pluimstrijkers bracht een soort samenvatting van de discussie naar HP/De Tijd. Tromp werd 'de schoonheidsprijs' onthouden. Hoflands reportage was daarentegen 'allesbehalve clichématig.' Blijft het feit dat er bij Babi Yar joden zijn doodgeschoten en dat Hemingway zich niet nabij Havanna, maar te Idaho een kogel door zijn hoofd heeft gejaagd. Tja. 'Tromp raakt hier een gevoelig punt,' erkent de compilator met stroeve mond. 'Hofland vertrouwt liever op zijn geheugen dan dat hij in de archieven afdaalt, ook al omdat hij ervan uitgaat dat de gemiddelde lezer nog slechter gedocumenteerd is. Hofland redt zich in eerste en laatste instantie altijd door zijn stijl.'

Hofland kan zijn beschermer dus onmogelijk erg dankbaar zijn geweest. Eigen schuld, dan had hij zich maar niet de beate bewondering moeten laten aanleunen van die twijfelachtige elementen die hij in het cafe toestaat zijn jenever te betalen.

De als compliment bedoelde kwalificatie van 'de beste journalist van de twintigste eeuw' door één van zijn 'opper-pluimstrijkers' is tegelijkertijd een genadeloze beschrijving van zijn werkwijze, want inderdaad 'Hofland vertrouwt liever op zijn geheugen dan dat hij in de archieven afdaalt, ook al omdat hij ervan uitgaat dat de gemiddelde lezer nog slechter gedocumenteerd is. Hofland redt zich in eerste en laatste instantie altijd door zijn stijl.' Op zijn oude dag hapert nu ook zijn stijl, waardoor de absurditeiten in zijn opinies maar al te zichtbaar zijn geworden. Opmerkelijk is dat hij in Nederland al decennialang zo hoog in aanzien staat. De verklaring daarvoor is, denk ik, het feit dat hij in de jaren zestig en zeventig de wind mee had, zijn 'agressiviteit,' waarvan wijlen Van Amerongen zich afvroeg 'waar' die 'toch vandaan komt,' kreeg in dit hervormingsgezinde tijdperk een optimale uitlaatklep. Het verschafte een platform voor zijn niet te stillen agressie. Als onverzadigbare streber voelt Hofland zich altijd door het leven tekort gedaan en die geesteshouding spoorde enige tijd met de ludieke weerzin van een jongere generatie tegen het autoritaire regentendom dat in het toenmalige,  Nederland, de lakens uitdeelde. Hoflands gecultiveerde haat tegen iedereen die hem in het bevredigen van  zijn brandende ambities hindert, kreeg toen de volle ruimte. Onmiddellijk werd hij de stem van de gefrustreerde middenklasse, die meent van alle kanten te worden bedreigd. In een overvol land voelt de kleinburger zich al snel tekort gedaan, en juist op dit ressentiment is zijn status als gerespecteerde opiniemaker gebaseerd. Daarbij speelt een zekere lafheid een centrale rol, want zodra het erop aan komt kiest Hofland geen partij, maar waait hij met alle winden mee. 


Hobbit op reis, met paraplu.

In het begin van de jaren tachtig zag ik van nabij hoe Hoflands opportunisme als een overlevingsstrategie werkt. Geschoold in de jaren zestig zag ik eind jaren zeventig hoe reactionaire krachten in Nederland de macht weer naar zich toe trokken en hoe de mainstream-media net zo moeiteloos met deze radicale omslag meedreven als ze in de jaren zestig de vernieuwingen hadden omarmd. Als journalist van de regionale radiozender STAD/Radio Amsterdam belde Hofland mij op om 'eens te praten over die krakers.' Aangezien ik schaamteloos de kant van de woningzoekenden had gekozen en mijn sympathie van nature uitging naar de krakers die panden van speculanten bewoonden, vertelde ik hem in een Amsterdams restaurant over de onroerend goed-praktijken van de hoofdstedelijke onderwereld, huisjesmelkers, pensioenfondsen en projectontwikkelaars, die in hun activiteiten werden bijgestaan door banken, advocaten, notarissen en het stadsbestuur, bestaande uit sociaal-democraten en communisten, die eerder dan wie dan ook begrepen dat de toekomst zou worden bepaald door het financiële kapitaal dat vandaag de dag in neoliberale vorm de macht heeft gegrepen en de democratie heeft uitgehold. Maar deze context moet destijds te breed zijn geweest voor Hofland, want hij koos in zijn 'kwaliteitskrant' de kant van orde en gezag, of in elk geval voor datgene wat er voor doorgaat. De petit bourgeois mag dan wel de macht haten, die hem onderdrukt en vernedert, maar nog meer haat hij de machtelozen, in wie hij zichzelf weerspiegelt ziet. Hij is de mens vol ressentiment, die door Nietzsche zo feilloos werd geportretteerd:

De notie van ressentiment was een sleutelbegrip binnen zijn ideeën met betrekking tot de meester-slaafproblematiek en de daaruit volgende geboorte van de moraal, die hij uiteenzette in Jenseits vom Gut und Böse...

De slavenmoraal is het product van het ressentiment in de mensen die niet bij vermogen zijn fysiek weerstand te bieden aan de bron van hun ellende, namelijk hun meesters en onderdrukkers. Door deze scheve machtsverhouding koesteren de zwakkeren haat en wraakgevoelens jegens de sterkeren, maar hun inferioriteit stelt hen niet in staat uitdrukking te geven aan deze gevoelens. Daarom nemen zij hun toevlucht tot wat Nietzsche ‘imaginaire wraak’ noemt. 

Met zijn scherp psychologisch inzicht besefte Nietzsche dat de oorzaak van de onmacht, die de petit bourgeois verlamt, niet bij zichzelf wordt gezocht, maar in De Ander wordt geprojecteerd. De slavenmoraal heeft ‘uiterlijke prikkels nodig om tegen te ageren – haar actie is per definitie reactie.' Deze beschrijving past naadloos bij Hofland en zijn lezerspubliek. De 'wraak' die zij uit lafheid niet op de machtige durven te richten, verplaatst zich noodzakelijkerwijs naar de machtelozen. 'Inmiddels zijn waterpistool en revolver door niet minder dan een machinegeweer opgevolgd teneinde de diverse 'smeerlapperijen' te wreken. 'Vroeg of laat komen de daders in het vizier... en dan begint dat ding te ratelen dat het een lieve lust is.' Het ressentiment heeft een uitlaatklep nodig, een slachtoffer, en aangezien de slaaf ervan doordrongen is dat zijn meester hem de baas is, blijft alleen de machteloze over om zijn gram op te spuien. Dit psychologisch mechanisme verklaart zijn diepe afkeer van de hufterigheid van het volk met zijn 'brutale, stompzinnig agressie die in Nederland de maat van het dagelijks leven bepaalt,' terwijl hij tegelijkertijd de veel omvangrijkere en dodelijkere 'brutale, stompzinnige agressie' van het 'hufterige' Washington en Wall Street die 'de maat van het dagelijkse leven bepaalt' juist toejuicht. De uitgeslapen Martin van Amerongen had dan ook gelijk toen hij Hofland als een kameleon karakteriseerde:

De wereld is zijn werkterrein, de Amsterdamse binnenstad is zijn thuishaven waarin hij alles en iedereen kent. 'Dat is een handicap van de hele Nederlandse journalistiek, en zeker van de Amsterdamse,' zegt hij. Hij is zelf een prominent slachtoffer van dit verschijnsel. Veel van het geschamper op de hoofdstedelijke grachtengordel is kortzichtig, naar mijn mening, want daar wonen, hoe dan ook, de interessantste en meest creatieve mensen van Nederland. Niettemin, het is een feit dat zij allemaal bij elkaar over de vloer komen, met alle inteeltverschijnselen van dien. Dat heeft tot gevolg dat een man als H.J.A. Hofland niet functioneert als het geweten van de vaderlandse journalistiek, het geweten dat hij feitelijk zou moeten zijn. Het is niet alleen een kwestie van een zeker gebrek aan strijdbaarheid zijnerzijds, het is ook het besef dat je, geweten zijnde, zeker weet dat je de man waarvoor je op donderdag een 'proces-verbaal' (een typische Hoflandterm) hebt uitgeschreven, op vrijdag tegenkomt op de sociëteit Arti et Amicitiae. Daar moet je tegen kunnen. Hofland kan dat niet. Daarom houdt hij zich altijd in de coulissen schuil als journalistiek en/of boekenschrijvend Nederland weer eens door een affaire of affairetje wordt geteisterd. De campagne van Hugo Brandt Corstius, bijvoorbeeld, tegen het antisemitische weekblad De Groene Amsterdammer. Het vertrek van Hoflands collega-columnist J.J.A. van Doorn bij NRC Handelsblad omdat hij zich aan 'onbetamelijke' bijdragen had bezondigd. Onbetamelijk! Het is de term waarvan de autoriteiten zich tijdens de Greet Hofmans-zaak bedienden. De zaak-Van Dis, waarin Hofland zich niet tegen de plagiator maar tegen de 'plagiaatjager' keerde, een brave journalist die, inclusief hoor en wederhoor, gewoon zijn werk had gedaan. De sprekende bomen van Irene, in Vrij Nederland bemest en bewaterd. De anonieme brieven waaraan hetzelfde Vrij Nederland bijna ten onder is gegaan. Op dit soort momenten kiest Hofland instinctmatig voor de Welingelichte Kringen of voor de man die zijn declaraties tekent.

Inderdaad, nooit maar dan ook nooit zal de streberige 'courantier' zijn status en inkomen in gevaar brengen door datgene te doen wat een oprechte chroniqueur van zijn tijd wel doet, namelijk de waarheid beschrijven. En van dit gebrek is niet alleen Henk Hofland zich bewust, maar ook Geert Mak, een andere ambitieuze zelfbenoemde 'mooischrijver' die beseft dat in Nederland de 'chroniqueurs van het heden en verleden,' hun 'taak, het "uitbannen van onwaarheid,"' niet 'serieus genoeg [nemen].' En dat, terwijl toch '[o]p dit moment op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft.' Deze bekentenis kan in Nederland de zelfbenoemde 'politiek-literaire elite' publiek gemaakt worden zonder dat ook maar iemand hierop reageert. Men kijkt wel uit, want dan moet men de eigen corruptie bespreekbaar maken. En dus zwijgt men even gewetenloos als 'instinctmatig' over welke ingrijpend proces dan ook dat zich achter de coulissen voltrekt. Daarom kon Hofland niets aan met mijn beschrijving van de werkelijkheid in het begin van de jaren tachtig en zijn de Nederlandse lezers aangewezen op een boek als Is There Hope For Uncle Sam? Beyond the American Bubble (2008) van de cultureel-antropoloog, professor Jan Nederveen Pieterse om achteraf te weten te komen dat vanaf het einde van de jaren zeventig:

Easy money and soaring Wall Street were the basis for the growth of a entire class and a new phalanx  of American billionaires. The entry level of the Forbes 400 stands at $900 million (2007); their total wealth adds up to $1.1 trillion. Most fortunes among the 374 American billionaires are in real estate and oil. Easy money underlies the conversion of debt into financial opportunity, the growth of super incomes, and the steep rise in income and social inequality. Finance as the largest economic sector has profound ripple effects on the structure of society:

Its narrowing employment base, some 8 million in 2004 out of a national workforce of 131 million, stood in sharp contrast to the much broader uplift of manufacturing in, say, 1960, when good production employed 17 million Americans out of a workforce of 68 million. This too is in keeping with the later stages of previous leading world economic power: finance distributes its concentrated profits to a much smaller slice of the population. (in 2005, 43 percent of US income was non-wage income). 

Since the funny money bubble of the new millennium has been accompanied by growing economic apartheid, it has been described as 'class warfare by the rich.' The implication is that increasingly social inequality is the foundation of the new American economy and not a mere sideshow.

Het zelfde proces heeft zich sinds de jaren tachtig in het Europa voltrokken van 'Geen Jorwert zonder Brussel,' maar zowel Geert Mak en Henk Hofland als hun intellectuele achterban begrepen niet wat er voor hun ogen gebeurde, net zomin als ze vandaag de dag begrijpen welke ingrijpende omwenteling zich voltrekt in de machtsverhoudingen in de wereld. Ook vandaag de dag wordt de burger niets wijzer van de provinciale opvattingen van de Nederlandse 'politiek-literaire elite.' Om te weten wat er werkelijk gebeurt dient men buitenlandse deskundigen te raadplegen. Zo schreef al in 2007 de scherpzinnige Philip Stephens, 'a commentator and author' en 'associate editor of the Financial Times where as chief political commentator he writes twice-weekly columns on global and British affairs':

Globalization was something the rich countries did to the rest of the world -- for the good of all, of course. Now it is beginning to feel like something someone else is doing to them. 

En de naar de VS uitgeweken Jan Nederveen Pieterse, 'Professor of Global Studies and Sociology in the Global & International Studies Program at the University of California, Santa Barbara,' die is gespecialiseerd 'in globalizationdevelopment studies and cultural studies' wijst op het volgende:

Rather than hegemonic rivalry and transition, what is taking place are globale realignments. China, India, Brazil, Russia, and South Africa emerge as alternative hubs for new combinations in trade, energy, and security. Past dependence on US hegemony is giving way to different arrangements, driven by several dynamics. The world's most valuable company is PetroChina at $1 trillion, double the value of ExxonMobil. Four of the world's ten most valuable firms are now Chinese. The industrial and Commercial Bank of China is the world's largest bank by market capitalization. China has overtaken the US as the premier location for foreign direct investment (2003) and is the world's largest exporter of technological products (2006). Japan, Korea, and Australia now export more to China than to the US... According to its 2005 report, Mapping the Global Future, the National Intelligence Council, the center of strategic thinking in the US intelligence community, projects the following trends:

The likely emergence of China and India... as new major global players similar to the advent of a united Germany in the 19th century and a powerful United States in the early 20th century will transform the geopolitical landscape with impacts potentially as dramatic as those in the previous two centuries. In this new world, a mere 15 years away, the United States will remain 'an important shaper of the international order,' probably the single most powerful country, but its 'relative power position' will have 'eroded.' The new 'arriviste powers,' not only China and India, but also Brazil, Indonesia, and perhaps others will accelerate this erosion by pursuing 'strategies designed to exclude or isolate the United States' in order to 'force or cajole' us into playing by their rules.


Hobbit leest voor uit eigen laptop. 

Kortom, het is het begin van het einde van 5 eeuwen onbetwiste westerse hegemonie, maar dat is iets wat de polder-intelligentsia niet kan en wil accepteren, zoals ondermeer blijkt uit Geert Mak's bestseller Reizen zonder John (2012) waarin hij tot zijn grote tevredenheid concludeerde dat 

nog steeds de Verenigde Staten het anker [zijn] van het hele Atlantische deel van de wereld in de ruimste zin van het woord. Het is nog altijd de ‘standaardmacht,’ een rol die Rusland, Europa en ook China niet snel zullen overnemen. 

De 'standaardmacht,' waarvan de 'relative power position' binnen afzienbare tijd 'will have "eroded,"' volgens de Amerikaanse 'intelligence community.' Op zijn beurt stelt Henk Hofland weliswaar 'dat het Westen zich [zal] moeten aanpassen,' maar dan 'nog altijd bij voorkeur onder Amerikaanse leiding, als het een Democraat is.' Nog steeds dringt niet door dat de wereld aan het kantelen is. In de provincie lijkt alles nog pais en vree. Daarom nogmaals Martin van Amerongen over de in Nederland wereldberoemde 'courantier':

SOMS KAN zelfs H. J. A. Hofland niet langer zwijgen. Bijvoorbeeld toen eind 1988 een fusie dreigde tussen de Perscombinatie en de Nederlandse Dagbladunie, waardoor de belangrijkste Nederlandse dagbladen onder een dak dreigden te geraken. Daar zagen de meeste hierbij betrokken journalisten (toen nog) weinig in. Onzekerheid op de diverse redacties. Tot Hofland Sprak. Het artikel stond op de voorpagina van het Zaterdags Bijvoegsel, het was uitgevoerd in alarmerend rose en droeg de ondubbelzinnige kop: 'Er wordt met ons gesold.'

Er ging een zucht van verlichting door kranten-makend Nederland. Hofland Had Gesproken. Bij herlezing blijkt het geschrevene echter even rose als het krantenpapier waarop het was afgedrukt. De formuleringen zijn van elastiek en er wordt een hoofse reverence gemaakt in de richting van de directies, die immers 'te goeder trouw zijn en verder met de beste voornemens bezield.' De slotvraag ('Wat te doen?') wordt tenslotte op een weinig opwindende wijze beantwoord: 'Kies tussen argumenteren en decreteren.'

Willem Oltmans heeft het al vaker verzucht: Hofland heeft 'in veertig jaar journalistiek bedrijven niet een keer werkelijk zijn nek uitgestoken.'

Hoho! Heeft Hofland zich indertijd niet in geharnaste bewoordingen voor een boycot van het wereldkampioenschap voetbal in Argentinië uitgesproken?
Allicht, aan voetbal heeft hij altijd een uitgesproken hekel gehad.

Het leven in een klein hobbit-land kent kleine angsten en kleine dromen, het lijkt er of de grote-mensenwereld zich ver weg afspeelt. De hobbit 'vertrouwt liever op zijn geheugen dan dat hij in de archieven afdaalt,' de vorm is er belangrijker dan de inhoud. De hobbits hebben de tijd weten stil te zetten, waardoor niets meer iets uitmaakt, maar voorbij de grens nadert iets, de hobbits weten niet wat. 


 Hobbits op weg naar boekenbal



US film about indigenous community links to Palestine reinserts “political narrative”

Filmmakers Malek Rasamny and Matt Peterson have begun producing short documentary films about the common struggles between Palestinian refugees and First Nations communities on reservations across the North American continent.
In a recent interview, Rasamny told The Electronic Intifada that the films intend to highlight the “general historical similarities between the Palestinians and the native peoples here [in the US].”
Oftentimes, he added, “the comparison that’s made in the Palestinian case is with South Africa, but I think the native comparison is even more apt — because the issue is primarily about land and taking [it]. And this idea of building a utopian community on someone else’s land and kicking them off the land — the genocidal policy that’s a part of that, inevitably.”
Rasamny, who grew up in Beirut, said that he and Peterson decided to look specifically at communities’ struggles inside First Nations reservations and Palestinian refugee camps — “these zones that are defined by the history, defined by the conflict, defined by the struggle,” Rasamny explained.
Listen to the interview with Rasamny and Peterson via the media player above.

Struggling

As part of their multimedia project, Rasamny and Peterson have produced a short film, We Love Being Lakota, shot on location in the Black Hills and inside the Pine Ridge Reservation.
“Not only are these native peoples and native territories still there, but they’re still struggling and still politically organized,” Peterson said.
In the short film, an Oglala Lakota organizer — wearing a keffiyeh, a traditional Palestinian checkered scarf — talks about her mother, who visited Lebanon and witnessed “the fighting warrior spirit” inside the Palestinian refugee camps.
Another indigenous speaker says that “I personally have always believed that the people over there [Palestinians] are called upon to stand up in the same manner, for the same reasons. It goes beyond a solidarity — in terms of how it’s used in the English language — it’s more like a spiritual connection that our peoples have.”
“Our history as people is very similar, in terms of colonialism and occupation. And then they tried to expel us from our lands, basically separate us out as less-than — we have less human rights,” she adds. Watch We Love Being Lakota below.

“Re-inserting political narrative”

In their position as filmmakers, Rasamny and Peterson said it was important to “re-insert the political narrative” back inside discussions about First Nations communities and Palestinian refugees. Many approaches to “human rights” filmmaking, they said, tend to focus on poverty and suffering while ignoring liberation struggles and political organizing.
In past decades, Rasamny told The Electronic Intifada, Palestinian refugees were “the center of political activism, the locus for revolution and political activism within the Arab world … Now, the refugees and the refugee camps are seen as these objects of poverty, these objects to elicit pity, to elicit charitable donations.”
Peterson said that as they document what it feels and looks like to experience life as native peoples inside reservations or as refugees in camps, “when we’re talking to people, we’re talking to people about their ideas.”
He added that the film’s subjects share “their own analysis of struggle or revolution. What does autonomy mean to them? What does sovereignty mean to them? We’re not talking to them about their so-called poverty, or the supposed difficulty of their living conditions.”
The filmmakers are working on a new documentary that will incorporate interviews with survivors of the Nakba, the forced expulsion of Palestinians from their homeland.
Rasamny and Peterson recently produced The Walls of Bethlehem, which documents clashes between Palestinians in Aida refugee camp in Bethlehem and invading Israeli soldiers after the Israeli army’s killing of 20-year-old Jihad al-Jafari in nearby Dheisheh refugee camp in February. Watch that short film below.




Robert Reich: The Trans Pacific Partnership is a corporate hijacking 

The former secretary of labor sounds the alarm bell about the Obama administration's newest investment treaty 

 
  •            
  •      
  •      
  •      
  • 0
  •      
  •      
Robert Reich: The Trans Pacific Partnership is a corporate hijacking Robert Reich 
Have we learned nothing from thirty years of failed trickle-down economics?
By now we should know that when big corporations, Wall Street, and the wealthy get special goodies, the rest of us get shafted.
The Reagan and George W. Bush tax cuts of 1981, 2001, and 2003, respectively, were sold to America as ways to boost the economy and create jobs.
They ended up boosting the take-home pay of those at the top. Most Americans saw no gains.
In fact, the long stagnation of American wages began with Reaganomics. Wages rose a bit under Bill Clinton, and then started plummeting again under George W. Bush.
Trickle-down economics proved a cruel hoax. The new jobs created under Reagan and George W. Bush paid lousy wages, the old jobs paid even less, and we ended up with whopping federal budget deficits.
Then came the bailout of Wall Street in 2008. It was sold as the means of preserving the economy.
It ended up preserving the jobs and exorbitant pay of bankers, but millions of Americans lost their shirts. Small savers were wiped out, and homeowners never got the refinancing they were promised.
No conditions were put on the Wall Street banks for what they were supposed to do for the rest of us in return for our bailing them out. None of their top executives even went to jail for causing the crash in the first place.
Here again, nothing trickled down.
Now comes the Trans Pacific Partnership.
It’s being sold as a way to boost the U.S. economy, expand exports, and contain China’s widening economic influence.
In fact, it’s just more trickle-down economics.
The biggest beneficiaries would be giant American-based global corporations, along with their executives and major shareholders.
Those giant corporations initiated the deal in the first place, their lobbyists helped craft it behind closed doors, and they’re the ones who have been pushing hard for it in Congress – dangling campaign contributions in front of congressional supporters and threatening to cut off funding to opponents.
These corporations made sure the deal contains provisions expanding and protecting their intellectual property around the world, but not protecting American jobs.
Supporters of the deal say it contains worker protections. I heard the same thing when, as secretary of labor, I was supposed to implement the worker protections in the North American Free Trade Act.
Robert Reich, one of the nation’s leading experts on work and the economy, is Chancellor’s Professor of Public Policy at the Goldman School of Public Policy at the University of California at Berkeley. He has served in three national administrations, most recently as secretary of labor under President Bill Clinton. Time Magazine has named him one of the ten most effective cabinet secretaries of the last century. He has written 13 books, including his latest best-seller, “Aftershock: The Next Economy and America’s Future;” “The Work of Nations,” which has been translated into 22 languages; and his newest, an e-book, “Beyond Outrage.” His syndicated columns, television appearances, and public radio commentaries reach millions of people each week. He is also a founding editor of the American Prospect magazine, and Chairman of the citizen’s group Common Cause. His new movie "Inequality for All" is in Theaters. His widely-read blog can be found at www.robertreich.org.

Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...