dinsdag 9 december 2014

Media Corruptie 49


When plunder becomes a way of life for a group of men living together in society, they create for themselves in the course of time a legal system that authorizes it and a moral code that glorifies it…

Almost always it is the many that are oppressed by the few; yet plunder is none the less doomed to come to an end.

For if it makes use of force, as in war and slavery, in the long run force will naturally pass to the side of the many.

And if fraud is the means, as in theocracy and monopoly, it is natural, unless intelligence is to count for nothing, that the majority should eventually become aware of it.
Frederic Bastiat. La Loi. 1850

Het is opvallend dat in tegenstelling t0t de wereldliteratuur de hedendaagse Nederlandse literatuur zo weinig maatschappelijk relevante thema's behandelt. De hedendaagse Nederlandse literatoren spelen ook geen rol in het publieke debat en zijn eveneens niet in staat een openbare gedachtenuitwisseling op gang te brengen. Hun onderwerp rijkt meestal niet veel verder dan de eigen perikelen. Nederland  zal nooit  een Harold Pinter kunnen voortbrengen die, zoals elke ware intellectueel, werkelijk en onafhankelijk was. Tijdens de aanvaarding van de Nobelprijs Literatuur op 7 december 2005 verklaarde Pinter:

the majority of politicians, on the evidence available to us, are interested not in truth but in power and in the maintenance of that power. To maintain that power it is essential that people remain in ignorance, that they live in ignorance of the truth, even the truth of their own lives. What surrounds us therefore is a vast tapestry of lies, upon which we feed.

De voordracht van de Britse toneelschrijver, getiteld Art, Truth and Politics handelde over de vernietiging van de taal en het scheppen van een artificiële werkelijkheid, een virtuele wereld, die de machtigen dient. Daarmee wilde de Britse toneelschrijver niet beweren dat hij De Waarheid in pacht had, maar wel dat hij weet wat een leugen is. Ik citeer uit het begin van Pinter’s betoog:

In 1958 I wrote the following: 'There are no hard distinctions between what is real and what is unreal, nor between what is true and what is false. A thing is not necessarily either true or false; it can be both true and false.' I believe that these assertions still make sense and do still apply to the exploration of reality through art. So as a writer I stand by them but as a citizen I cannot. As a citizen I must ask: What is true? What is false? Truth in drama is forever elusive. You never quite find it but the search for it is compulsive. The search is clearly what drives the endeavor. The search is your task. More often than not you stumble upon the truth in the dark, colliding with it or just glimpsing an image or a shape which seems to correspond to the truth, often without realizing that you have done so. But the real truth is that there never is any such thing as one truth to be found in dramatic art. There are many. These truths challenge each other, recoil from each other, reflect each other, ignore each other, tease each other, are blind to each other. Sometimes you feel you have the truth of a moment in your hand, then it slips through your fingers and is lost. I have often been asked how my plays come about. I cannot say. Nor can I ever sum up my plays, except to say that this is what happened. That is what they said. That is what they did.

Pinter maakte duidelijk dat een kunstenaar talloze elkaar weersprekende waarheden in zijn literaire werk kan opnemen: ‘so as a writer I stand by them but as a citizen I cannot.’  Opmerkelijk is dat in Nederland een schrijver weigert de rol van 'citizen' op zich te nemen. Hij verschuilt zich in het domein van de letteren, alsof hij geen mens van vlees en bloed is. De literatuur is daarmee een vrijbrief geworden om zich vooral met het kleine IK, de opgeblazen Ego, bezig te houden. De verklaring voor deze beperking is, denk ik, de haat van de Nederlandse burger tegen alles dat afwijkt, en daarmee tegen het grootse en bijzondere. Er bestaat hier een afkeer tegen de autonomie van de kunstenaar. Vandaar dat bijvoorbeeld de voormalige Chef Kunst van NRC Handelsblad, Raymond van den Boogaard, in zijn krant de grote Franse toneelvernieuwer Antonin Artaud ‘vooral gek’ noemde, en hem als een ‘gek’ portretteerde. De petit bourgeois neemt zichzelf als maat van alle dingen. Het verklaart de minachting waarmee Geert Mak in zijn Reizen zonder John over de Amerikaanse Nobelprijswinnaar Literatuur John Steinbeck schrijft:

Monterey vormt de definitieve breuk in Travels with Charley. Steinbecks eeuwig sluimerende pessimisme breekt nu ongegeneerd naar buiten… Ook Steinbeck was een doemdenker…

Cannery Row… was één grote ode aan het doelloze bestaan, het leven omwille van het leven – en in die afwijzing van Grootse Levensdoelen was het een buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans – boek… 

Zullen Steinbeck en zijn pessimistische geestverwanten alsnog gelijk krijgen? In 1960 sloegen ze, al hadden ze in sommige opzichten een vooruitziende blik, met hun sombere voorspellingen de plank mis. Amerika zou na 1960 nog decennia van grote voorspoed beleven…

Tijdens zijn reis met Charley werd hij voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten. Daarmee bereikte hij het tegendeel van wat hij wilde: de gedeeltelijke mislukking van zijn Charley-expeditie liet juist zien hoever hij heen was.

Mak's veroordelingen berusten op veronderstellingen die gangbaar zijn onder de kleinburgerij. De Spießbürger, het product van de even pedante als benepen westerse middenklasse wil namelijk bevestigd worden in de eigen vooroordelen en wil absoluut niet dat die op de proef worden gesteld. Maar tegelijkertijd wil hij niet doorgaan voor iemand van de straat en daarom koketteert hij graag met de kunsten, dat wil zeggen: de Kunst met een grote K. En derhalve verklaart dezelfde Geert Mak met grote stelligheid: 'waar ik het meest naar verlang de ontregelende romans [zijn]' oftewel, naar literaire werken ‘die de geest van dit tijdvak genadeloos op de korrel zullen nemen.' Terwijl hijzelf als journalist c.q. non-fictie schrijver 'de geest van dit tijdvak' geenszins 'genadeloos op de korrel' neemt, uit angst controversieel te zijn en daarmee als bestseller-schrijver zijn marktaandeel te verliezen, smacht hij tegelijkertijd naar kritische literatuur. Van de non-fictie auteurs wil hij fictie, terwijl hijzelf van de non-fictie een vorm van fictie heeft gemaakt, een virtuele wereld, een artificiële werkelijkheid, het droombeeld van een democratisch Europa dat weliswaar nog niet perfect is, maar 'als vredeproces' is de EU, volgens hem, een 'eclatant succes' en 'als economische eenheid ook een eind op weg.' Vandaar zijn slogan 'Geen Jorwert zonder Brussel,' de boodschap waarmee het Avondland de glorieuze toekomst in moet. 

De Duitse auteur Joachim Fest had gelijk toen hij schreef:

Voor de eerste maal zijn wij getuige van een decadentie-proces dat niet begeleid wordt door verfijningen, dat grootsheid noch stijl afleidt uit het bewustzijn van de eigen vergankelijkheid, en waarbij de instellingen samen met de goede smaak in verval raken. Geen feestelijk vuurwerk in elk geval, geen apotheose, maar een dood zonder verheerlijking. Dat blijkt op allerlei punten, uit het brutalisme van de architectuur en van de kunsten in het algemeen, uit het steeds primitiever worden van de taal en de expressie, en ook uit de ordinaire vreugde in alles wat massaal is. Bij het beeld van cultureel late tijdperken, van het hellenisme tot in het begin van deze eeuw, hoort de cultus van het individuele en wat daar voor doorgaat: scepsis en ironie, het gevoel voor maskerade, spel met ideeën en citaten, en de algemene transformatie van al het reële tot literatuur. In plaats daarvan overheersen nu de overtuigingen. In het koor van als oerkreet uitgestoten opvattingen, waarvan de straten weergalmen, verdrinkt elke mogelijkheid tot intelligente omgang met de tegenstellingen, het geluk van de radeloosheid, zonder dat het gehoord wordt. En een alternatieve cultuur, die alles loochent wat bij het begrip cultuur hoort, namelijk het streven naar vorm in alle opzichten, vindt ontelbare aanhangers. Men kan jammeren over dergelijke verschijnselen. Opvallend is hierin dat de geschiedenis dergelijke regressieprocessen steeds verbindt met de beelden van geestelijke ondermijning of van geweld dat van buiten komt, terwijl de verwoesters in dit geval uit de coulissen van de verouderde cultuur zelf te voorschijn komen: een avant-garde van de verveling, vol verachting voor het traditionele en open voor elke afbrekende neiging; zonder ware kracht echter, ondanks alle voorkeur voor het vulgaire en haveloze.

Mijn generatie, die geen oorlog heeft gekend, en in de luwte van de Koude Oorlog zichzelf heeft vermaakt, verveelt zich nu mateloos en om de verveling te verdrijven vergaapt ze zich  aan het persoonlijke, het exhibitionisme van het onverzadigbare IK. Big Brother voor de onderkaste, en voor de 'politiek-literaire elite' de ontboezemingen van het gezin Heerma van Voss, die vooral de leegte van de vervreemding laten zien,  zo schrijnend  in beeld gebracht door de Amerikaanse fotograaf Gregory Crewdson. Hij toont 'The American middle-class nightmare: nothing is clean, orderly, idyllic, or romantic,' een milieu dat niet wezenlijk afwijkt van de Nederlandse middenklasse van mijn generatie. Crewdson: 

reveals the claustrophobic limbo and abyss of spiritual repression that is the typical suburb. Here, hushed-up violence, alienation, isolation, and emptiness are nothing new or unfamiliar but part of the everyday experience next door.









Het gezin Heerma van
 Voss:

'De generatie die na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, bevrijdde zich van seksuele dwang en keerde zich in zichzelf; binnen het tijdsbestek van die ene generatie is het publieke leven vernietigd.'











Wanneer Geert Mak beweert: 'het meest naar de ontregelende romans' te verlangen, naar literaire werken ‘die de geest van dit tijdvak genadeloos op de korrel zullen nemen,' dan is duidelijk dat hij de hedendaagse schrijvers buigende polder niet kent, want de literatuur van de VS zit er vol mee. Joan Didion, Don Delillo, Cormac McCarthy, David Foster Wallace om slechts enkele namen te noemen. Ontregelender en genadelozer is nauwelijks denkbaar, dus is de vraag waar het vlees geworden poldermodel nu werkelijk naar verlangt. En waarom verwacht hij de genadeloze demasqué van de literatuur en niet van zijn eigen werk? 

Verveling, dat is de kwaal waaraan de kleinburger lijdt, ennuivoortkomend uit  een combinatie van enerzijds een te comfortabel, te geordend, te voorspelbaar, naar binnen gericht bestaan en anderzijds uit de weigering te beseffen dat het zo gekoesterde droombeeld tegelijkertijd een nachtmerrie is, en wel omdat ondanks alle uiterlijke schijn 'de moderne wereld onverbiddelijk [is]. Ze verdraagt het bijzondere niet,' zoals Joachim Fest terecht vaststelde. De verveling is niet alleen beschreven, maar ook 'genadeloos' verbeeldt. De Duitse kunstcriticus Ivo Kranzfelder schreef daarover in zijn boek Hopper. 1882-1967. Visioen van de Werkelijkheid (2000):

Hopper toont een momentopname, of in het filmjargon, een ‘still’ [...] Hier is ‘ennui’ uitgedrukt, de verveling, waarvan Hopper… als het ware de moderne allegorie verbeeldt.

En zijn landgenoot, de joods-Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin stelde in Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit (1935):

Verveling voelen we als we niet weten waar we op wachten. De gedachte dat we dat wel weten of menen te weten, is meestal niet meer dan de uitdrukking  van onze oppervlakkigheid en warhoofdigheid.

De Amerikaanse cultuursocioloog Richard Sennett beschreef mijn generatie op een treffende manier in zijn bekende studie The Fall of Public Man (1977)

De generatie die na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, bevrijdde zich van seksuele dwang en keerde zich in zichzelf; binnen het tijdsbestek van die ene generatie is het publieke leven vernietigd. De stelling van dit boek is dat die opvallende tekens van een ontspoord privé-leven en een publiek leven dat leeg is, het einde aanduiden van een lang proces. Ze zijn het resultaat van een verandering die inzette met de ondergang van het ‘ancien régime’ en de opkomst van een nieuwe, kapitalistische, seculiere en stedelijke cultuur.


Wat betreft de vervreemding van het indivu zijn de schilderijen van de Amerikaanse schilder Edward Hopper visionair, want, aldus Kranzfelder:

In Hoppers schilderijen worden sfeer en stemming maar zelden opgeroepen door de gezichtsuitdrukking van de figuren – ze worden vooral bepaald door de omgeving en de lichaamshouding… Meestal schilderde Hopper algemene, verwisselbare gezichten… Volgens de literatuurwetenschapper Gerd Mattenklott is een nivellering (‘verbleking’) van karakters een effect van de grote stad. Hij concentreert zich daarbij op mannen van middelbare leeftijd… Wanneer de prestatiedrang op zijn hoogtepunt is, gaat het karakter richting nul; het werkt alleen nog als een soort aura dat men verwierf tijdens de fase van opkomst. Wie zich op die leeftijd op de borst klopt en allures heeft, moet toch wel heel dom zijn of zichzelf niet kennen. De middelbare leeftijd is een grote leegte, een periode van absolute onverschilligheid van het karakter.’ 

En vandaar ook wat Hopper in 1928 zelf formuleerde als 'een gevoel van leegte in ons' die 'heel het verstikkende leven van alledag' dicteert, 'de trieste verlatenheid van het landschap van de voorsteden.' De kracht van Hoppers beklemmende afbeeldingen is dat hij laat zien hoe paradoxaal het leven van de moderne mens is geworden. Hoewel de massamens in de ruimte steeds zichtbaarder is geworden, is hij tegelijkertijd steeds onzichtbaarder. De schijnbare zichtbaarheid leidt niet tot communicatie, maar tot almaar toenemende beheersing van het individu. Hoe meer hij op zichzelf wordt terug geworpen des te meer hij verlangt naar de massa. Het individualisme wordt aanbeden, terwijl het conformisme wordt afgedwongen. Temidden van het overal dominant aanwezige spiegelglas ziet de mens allereerst zichzelf weerkaatst, om vervolgens de ander te kunnen begluren zonder dat daaruit contact ontstaat. Richard Sennett in The Fall of Public Man:

De idee van de ‘doorzichtige muur’ wordt door veel architecten niet alleen aan de buitenkant van een gebouw toegepast, maar ook binnen. Door het afschaffen van muren binnen het kantoor verdwijnt alles wat het zicht belemmert; de hele etage wordt een grote open ruimte... De plaatsing van de muren, verzekeren de ontwerpers ons, verhogen de efficiëntie op kantoor, want wanneer mensen de hele dag zijn blootgesteld aan de blikken van anderen, wordt de neiging af en toe een praatje te maken minder en neemt de concentratie toe. Als iedereen door een ander in de gaten wordt gehouden, wordt het minder gezellig, want zwijgen is dan de enige mogelijkheid je af te schermen.

Zwijgen door je in de publieke ruimte te verbergen achter het scherm van een laptop, of door voortdurend een mobiele telefoon tegen je oor te drukken. Werk en vrije tijd maken in dit opzicht geen verschil, in beide gevallen ‘gedragen figuren zich, waar ze ook zijn, vrijwel op dezelfde manier,’ constateert Kranzfelder in het werk van Hopper, die ‘kennelijk [wil] uitdrukken dat een verandering van plaats onmogelijk is, een illusie. De menselijke omstandigheden zijn onveranderbaar en altijd aanwezig.’ De mens zit gevangen in de absurditeit van het eigen bestaan, in het centrum van zijn existentiële eenzaamheid. Kafka, geïsoleerd en toch kan men niet ontsnappend. De Vooruitgangs-ideologie houdt daar geen rekening mee en versterkt de tendens alleen maar. De massamens is altijd gemobiliseerd, en is nooit waar hij is. Hij is voortdurend als het ware op de vlucht, in een auto, met een walkman op de fiets, of pratend in een mobiele telefoon, en altijd weer op zoek naar kicks. Get Your Kicks on Route 66.’ En ‘Born to be wild. Get your motor runnin'/ Head out on the highway/ Looking for adventure/ In whatever comes our way/ Fire all of your guns at once/ And explode into space.’  Opnieuw Sennett: ‘In onze nieuwe seculiere wereld werd de fantasie dat fysieke objecten psychische dimensies hebben vanzelfsprekend.’  Het is de gouden regel van de reclame- en de public relations industrie die jaarlijks ontelbare miljarden opslokken. De consument koopt geen product, maar een beeld. Niet de werkelijkheid telt, maar het beeld ervan. In dat bewustzijn bestaat geen waarheid, en zelfs niet de werkelijkheid. Alles is slechts een subjectieve ervaring van wat zich afspeelt, en dus heeft iedereen evenveel gelijk. Zo kan het geklieder van een peuter doorgaan voor een meesterwerk, een domoor hoogleraar worden, en kan een bedrieger gezien worden als een goed geïnformeerde journalist. In dit geestelijk klimaat kan een minor poet als 'de grote volksschrijver Gerard Reve' tot genoegen van de kleinburger beweren dat het werk van 'Homerus, Dante en Goethes Faust,' niet meer zijn dan 'Typisch de meesterwerken waarvoor iedereen geknield ligt, maar die niemand als hij het zelf voor het zeggen heeft, belieft te lezen.’ 

Als iedereen gelijk heeft, heeft niets meer betekenis en waarde. Hoe moet de mens bepalen wat waar is of niet, wanneer hij voortdurend gebombardeerd wordt met triviale nonsens? Hoe moet het individu weten wat de werkelijkheid is wanneer hij verloren is geraakt in de virtuele circus van reclame en politieke propaganda van de massamedia? Sennett: ‘De verheerlijking van de objectiviteit en de eenkennige overgave aan het feit, waardoor de wetenschap in de vorige eeuw werd beheerst, was in feite de onbewuste voorbereiding op ons tijdperk van radicale subjectiviteit.’ 

Door momentopnames te laten zien, toont Hopper hoe de mens vandaag de dag de bevroren tijd ervaart. Van vooruitgang is geen sprake, het leven wordt getekend door de verveling waaraan niet te ontsnappen valt, zelfs niet door de kick van het spektakel. Zodra de roes is uitgewerkt heeft de verslaafde weer een shot nodig. Zelfs de gewone kick is op den duur onvoldoende, de verslaafde heeft een steeds grotere dosis nodig om de oorspronkelijke ervaring te kunnen herbeleven. Er rest dan maar één uitweg, net als die van de junkie: afkicken of sterven, geestelijk dan wel lichamelijk. Het accepteren van onze onbeduidendheid, nietigheid, en het oog hebben voor het grote raadsel dat achter alles verborgen ligt. De Russische dichter Joseph Brodsky:

When hit by boredom, go for it. Let yourself be crushed by it; submerge, hit bottom. In general, with things unpleasant, the rule is, the sooner you hit bottom, the faster you surface... The reason boredom deserves such scrutiny is that it represents pure, undiluted time in all its repetitive, redundant, monotonous splendor.

In a manner of speaking, boredom is your window on time, on those properties of it one tends to ignore to the likely peril of one’s mental equilibrium. In short, it is your window on time’s infinity, which is to say, on your insignificance in it… For boredom speaks the language of time, and it is to teach you the most valuable lesson in your life – the one you didn’t get here, on these green lawns – the lesson of your utter insignificance. It is valuable to you, as well as to those you are to rub shoulders with. ‘You are finite,’ time tells you in a voice of boredom, ‘and whatever you do is, from my point of view, futile.’ As music to your ears, this, of course, may not count; yet the sense of futility, of limited significance even of your best, most ardent actions is better than the illusion of their consequences and the attendant self-aggrandizement.


Brodsky ziet het doden van de tijd, de krampachtige poging de verveling te verdrijven, niet los van de hybris, de grootheidswaan van de mens die ervan uitgaat in het centrum van het universum te staan, terwijl alles, werkelijk alles, om zijn nietig egootje cirkelt. Het tekent de angst van een alles verslindende cultuur die haar eigen ondergang bespoedigt. 





NATO Prepositions Weapons In Poland for Attack on Russia


Global Research, December 09, 2014


On July 24th, the Times of London did not headline as this news-report is headlined, but instead headlined much more obscurely, “'Russia fears prompt Nato to look east for HQ.”' Of course, people in the West tend not to care a lot about what '“Russia fears.'” They also don’t care much about whether “'Nato,'” or actually NATO [it’s an acronym and so is supposed to be all-caps], would '“look east for HQ.'” So, this news-report did not garner much attention — as it was, indeed, not intended to.

Online (where the critical, analytical, readers increasingly are), it received even less, because that newspaper isn’t online, except for its subscribers — people who are willing to pay for such poor journalism as the Times; i.e, pay to read corporations’' PR presented in the form of '‘news reports.’'

The lengthiest excerpt from the article that’s online is at NATO’s own site, the PR delivered straight from the horses’ mouth, which posting there is certainly validation that the article represents NATO’s position accurately, even if it does so in '‘appropriately'’ vague terms. (Of course, that’s not “appropriate” for readers, but for NATO, which is the weapons-manufacturers’ trade-organization, that'’s being served in this ‘'news’' story.)

It reports that 'a military base in eastern Europe' will be 'placing supplies — weapons, ammunition and ration packs — at the headquarters' [what ‘headquarters’? It’s the first usage of this term there, and yet doesn’t say] 'to enable a sudden influx of thousands of Nato troops to be ready for action in the event of a crisis.' Furthermore, 'the leading contender [for the 'headquarters,’ though the vaguely written article doesn’t explicitly say so] is Multinational Corps Northeast, in Szczecin, Poland… It would be a 24/7 fully functioning headquarters that forces [what ‘forces,’ whose ‘forces’?] could quickly fall in on to respond rapidly when needed.'
This is a vague way of saying that the prepositioned weapons there would be for 'forces' who are rushing in to grab their weapons and invade Russia at a moment’s notice. The vague assumption embodied here is that this would be a defensive invasion against an offensive Russia. The news-report is written for people who have that assumption about NATO’s being ‘defensive’, and who do not worry that they might have been fooled into believing it, but the report builds upon that unquestioning assumption on the reader’s part. By this implicit instead of explicit means, the article is saying that to call NATO a purely ‘defensive’ organization isn’t a lie — which it actually is — but is instead a perfectly reasonable assumption for intelligent people to hold (despite all historical evidence to the contrary); and that, consequently the idea of NATO’s increasingly surrounding Russia with its missiles is purely a ‘defensive’ measure, nothing for Russians to find terrifying.
'The shift in posture is being proposed by General Philip Breedlove, Nato’s top commander in Europe.'
In other words, to decode this corporate PR yet further, the American General, Breedlove, who is the organization’s top commander regarding a war against Russia, has proposed this forward quick-strike (or, as Hitler called it 'blitzkrieg') base, and all of the weapons-manufacturing and sales that would be servicing the base, which the article says would be for 'pre-positioned supplies, pre-positioned capabilities and a basing area ready to rapidly accept follow-on forces,' to invade Russia (since, after all, that would require the biggest-possible military sales, which is what NATO is for).
In order to provide the article’s readers with ‘authoritative’ support for its unmentioned and unquestioned assumption that NATO isn’t aggressive, the article quotes an unnamed “Nato official” as asserting: 'The Russians have decided that they are willing to use force to achieve their aims . . . and that breaks with 25 years of building a security structure in Europe built around certain fundamentals.' That unquestioned assertion is, in turn, based upon a gross falsification of the history of what has happened in Ukraine this year, including of the populist-backed return of Crimea to Russia, because Russia had donated Crimea to Ukraine in 1954 and the residents there had not been consulted about the matter and still consider themselves to be Russians, and now are officially Russians, which they overwhelmingly want to be.
So, NATO is surrounding Russia with hostile forces (largely on the basis of lies about ‘Russia’s aggression against Crimea’), which are dedicated to hostility toward Russia, and yet it’s presumed (certainly by the gullible readership of the Times and of Rupert Murdoch’s other rags) to be defensive, not offensive in nature, against Russia.
When Russia’s predecessor, the Soviet Union, similarly prepared to position nuclear missiles near America, in Cuba, in 1962, U.S. President John Fitzgerald Kennedy was willing to lead America to nuclear war against the Soviet Union if they went ahead with their plan. So, why is Russia’s leader Vladimir Putin waiting this long to do the same, even after his nation is already surrounded with NATO’s hostile weapons (like the U.S. never was by the Soviet Unions weapons), even decades after the Soviet Union and its communist ideology have ended and there is no longer any justification for NATO’s existence other than as Western arms-makers’ marketing organization?
Isn’t it time, then, for Russia’s President Putin to demand ‘the West’ (actually NATO, the trade-organization of U.S. and European military suppliers) to stop doing this horrendous thing, and NATO itself either to disband or to admit Russia into its membership so that the new NATO won’t threaten WW III — nuclear war?
How long will Putin wait, because NATO is already now a hot threat against not only Russia but the entire world; there will be only losers in a nuclear war; and those losers will be not only all humans, but all animals of all sorts, and all of posterity, all in order to sell these tons of weapons today.
Terminating NATO, or else admitting Russia into it, is essential for the future of the world, and so Putin should demand it now, just as JFK demanded an end to missiles-in-Cuba in 1962.
The future of the world should not be subordinated to the wills of the chief stockholders in companies such as Raytheon and Lockheed Martin.
That news-report in the Times was published on July 24th, and yet only on December 5th was its meaning introduced online (which is where the critical audience increasingly is). Professor Michel Chossudovsky headlined 'America is on a ‘Hot War Footing’: House Legislation Paves the Way for War with Russia?' and he placed the Times article into its broader context to show that, yes, indeed, NATO is gearing up for an invasion of Russia. The marketing plan is a great success.
Why, then, was that Times article so obtusely written and so boringly headlined? Once the new forward-strike headquarters is up and running just a stone’s throw away from Russia, there is bound to be public discussion of what’s happening and why. But, by then it will already be too late. More than four months have already passed and the world still hasn’t noticed what’s happening; so, NATO can say, 'But, we announced it on July 24th.' No, they didn’t. The news was buried, just like NATO wants to bury Russia.
Anyone who does not think that the U.S. is leading the global fascist charge now, just as Germany was doing in the 1940s, doesn’t understand what is happening, nor why.
Copyright © 2014 Global Research

CIA TORTURE HORROR SHOW 
Senate Report Tears Apart CIA's Past Claims... 
Torture Led To Fabricated Info...FEINSTEIN: 'Far More Brutal' Than Represented... OBAMA: 'Inconsistent With Our Values'... CIA STRIKES BACK: Program Worked... FULL REPORT...





1 opmerking:

Sonja zei

Afgelopen maandag demonstreerden (weer) 7.500-10.000 extreem-rechtsen in Dresden tegen (immigratie van) moslims met o.a. de slogan "Wir sind das Volk". In de Nederlandse pers verscheen slechts 1 berichtje. Stel je voor wanneer het tegen joden was gericht. Dan stond de wereld op zijn kop.

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...