zaterdag 2 februari 2013

Ko Colijn. Professor 13



'15-02-2003
Door Ko Colijn

Het voortbestaan van de Navo staat plotseling op het spel. En dat van de Veiligheidsraad en de Europese eenheid op buitenlands-politiek gebied. Alles hangt af van Blix.

Het ging het afgelopen halfjaar om de ontwapening van Irak. Maar sinds afgelopen weekend zijn de Navo, de Europese Unie en de Verenigde Naties zelf ineens de belangrijkste kwestie geworden. En, nog ongelooflijker, deze driedubbele crisis brak uit nadat nota bene de ''duif'' Colin Powell op 5 februari in de Veiligheidsraad een stapel 
belastende feiten over Saddam Hoessein op tafel had gelegd.'

http://www.vn.nl/Standaard-Media-Pagina/Irak-de-Olympus-schudt.htm

En nu de werkelijkheid:

A Senate report on intelligence failures would later detail the intense debate that went on behind the scenes on what to include in Powell's speech. State Department analysts had found dozens of factual problems in drafts of the speech. Some of the claims were taken out, but others were left in, such as claims based on the yellowcake forgery.[43] The administration came under fire for having acted on faulty intelligence, particularly what was single-sourced to the informant known as Curveball. Powell later recounted how Vice President Dick Cheney had joked with him before he gave the speech, telling him, "You've got high poll ratings; you can afford to lose a few points." Powell's longtime aide-de-camp and Chief of Staff from 1989–2003, Colonel Lawrence Wilkerson, later characterized Cheney's view of Powell's mission as to "go up there and sell it, and we'll have moved forward a peg or two. Fall on your damn sword and kill yourself, and I'll be happy, too."[44]
In September 2005, Powell was asked about the speech during an interview with Barbara Walters and responded that it was a "blot" on his record. He went on to say, "It will always be a part of my record. It was painful. It's painful now."[45]
Wilkerson said that he inadvertently participated in a hoax on the American people in preparing Powell's erroneous testimony before the United Nations Security Council.[46]


Precies op hetzelfde moment dat professor/directeur/opiniemaker/atlanticus Ko Colijn zonder iets te checken de leugens van de Bush-regering onmiddellijk voor zoete koek slikte en daarmee zijn carriere een enorme boost gaf, probeerde ik als journalist de leugens van de Bush-regering door te prikken door mijn huiswerk te doen, de feiten te controleren en de Amerikaanse politiek in een bredere context te plaatsten. Dat heeft mijn carriere geenszins goed gedaan, goddank. De macht wil nooit dat de werkelijkheid onthuld wordt. Leest u wat ik toen schreef:

Oorlog om Olie 2

'De verborgen hand van de markt zal nooit werken zonder een verborgen vuist. McDonalds kan niet floreren zonder McDonnell Douglas, de ontwerper van de F-15,' zo omschreef Thomas Friedman het uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek. De vooraanstaande columnist van de New York Times voegde er tevreden aan toe: 'De verborgen vuist die de wereld veilig houdt voor de technologie van Silicon Valley heet het Amerikaanse Leger, Luchtmacht, Marine en het Mariniers Korps.' Op zijn beurt verklaarde een andere Amerikaanse strategische denker, Stephen Pelletiere: 'Het draait om de olie, maar u moet weten binnen welke context. Het is niet zo dat de Verenigde Staten de olie van Irak fysiek moet bezitten, het is dat de Verenigde Staten het vruchtgebruik, de heerschappij over de olie moet hebben. Want als het die zeggenschap er niet over heeft, dan heeft het geen greep op OPEC en kan het de wereld olieprijs niet bepalen. Daarnaast: als de Verenigde Staten de Irakese olie niet beheerst, als de Irakezen er de heerschappij over hebben, dan zullen de Irakezen ervoor zorgen een regionale supermacht te worden en dat zal botsen met de Amerikaanse belangen in de Golf.' Met deze feiten als achtergrond voorspelde Pelletiere al meer dan een jaar geleden een Amerikaanse invasie van Irak. Als voormalig hoofd van de sectie Irak van de CIA en emeritus hoogleraar Nationale Veiligheid van het Army War College weet Pelletiere uit eerste hand wat de drijfveren zijn achter de Amerikaanse energie politiek. Centraal daarbij staat de snel toenemende Westerse afhankelijkheid van olie uit de OPEC-landen. Volgens de National Energy Policy Development Group van het Witte Huis, met aan het hoofd vice president Cheney, is sinds 1985 de Amerikaanse olie import verdubbeld en zal tegen 2020 tweederde van zijn benodigde olie moeten worden ingevoerd, waardoor 'de Golf de voornaamste focus van de internationale energiepolitiek van de Verenigde Staten [zal] zijn,' aangezien 'een aanzienlijke inkrimping van de wereldwijde olievoorziening onze economie ernstig zou treffen… onze buitenlandse- en economische politiek ingrijpend zou beperken.' In het kader daarvan sprak het Congres met generaal Tommy Franks, commandant van de Amerikaanse troepen in het Perzische Golf gebied, om vervolgens te concluderen dat het verschaffen van de 'toegang tot energiebronnen' in die regio zijn voornaamste taak is. Vooruitlopend daarop heeft de Verenigde Staten in de jaren negentig in acht olielanden militaire bases aangelegd. 

Hoe vitaal de onbelemmerde oliestroom uit dat gebied is blijkt uit de feiten. Tot het einde van de jaren zestig beheerste zeven Westerse concerns de hele aardolie industrie. Maar toen begon het ene na het andere olieproducerende land zijn aardolievoorraden te nationaliseren. Bovendien werkten ze steeds nauwer samen binnen de in 1960 opgerichte OPEC, met als gevolg dat zij de prijs van 's werelds meest vitale grondstof gingen bepalen. De consequenties van die machtswisseling werden in 1973 pijnlijk merkbaar toen na de Jom Kippoer Oorlog de Arabische OPEC-landen de prijs van een vat olie met zeventig procent verhoogden, waardoor de meeste Westerse naties in een economische crisis belandden. Inmiddels is -gezien vanuit het perspectief van de rijke industrielanden - de situatie nog meer verslechtert, aangezien de wereld olievoorraden binnen afzienbare tijd hun hoogtepunt bereiken en er van dan af aan steeds minder olie op aarde zal zijn. Een van de deskundigen die daarop wees is Kenneth Deffeyes, emeritus hoogleraar van de Princeton Universiteit, adviseur van de olie industrie en jarenlang werkzaam geweest op het onderzoekslaboratorium van Shell in Houston. Twee jaar geleden verscheen zijn boek 'Hubbert's Peak. The Impending World Oil Shortage,' waarin hij schreef over de oliegeoloog King Hubbert, die aan de hand van een door hem ontworpen model al in 1956 voorspelde dat de Amerikaanse olieproductie begin jaren zeventig zou pieken. De Verenigde Staten zou vanaf dat moment olie moeten gaan importeren. Zijn berekening kwam precies uit. Deffeyes constateert dat 'rond 1995, verschillende analisten de methode van Hubbert begonnen toe te passen op de wereld olieproductie, en de meesten van hen schatten dat het piekjaar voor de olie op aarde tussen 2004 en 2008 zal zijn.' Een conclusie die gedeeld wordt door Colin Campbell, afgestudeerd in Oxford en veertig jaar lang als exploratiegeoloog werkzaam geweest in de olie industrie, auteur van 'The Coming Oil Crisis.' Als gerespecteerd wetenschapper vroeg het Britse Lagerhuis hem in 1999 een lezing te geven over zijn vakgebied. Campbell waarschuwde de parlementsleden dat rond 2008 de aardoliereserves over hun hoogtepunt heen zijn en dat 'de productie dan haar onvermijdelijke… afname zal beginnen met ongeveer drie procent per jaar. Toenemende tekorten zullen ontstaan, landbouw en transport zullen ernstig getroffen worden. De wereldwijde markt zal aan een eind komen door hoge transportkosten.' Hij attendeerde zijn gehoor erop dat het vinden van nieuwe olievelden in de jaren zestig piekte en dat 'we nu maar één vat vinden voor elke vier vaten die we verbruiken,' met als resultaat dat de welvaart in ons deel van de wereld volledig afhankelijk wordt van de elf OPEC-naties, waar 77 procent van alle oliereserves liggen. Maar liefst 67 procent van die olie ligt in slechts vijf landen in het Midden Oosten. Campbell waarschuwde het Britse parlement dan ook dat binnenkort 'de landen in het Midden Oosten… beseffend dat ze geen competitie hebben, zich dan vrij voelen om veel hogere prijzen op te leggen… Ik vind het absurd dat het beheer over het uitputten van de wereldvoorraad van de meest belangrijke brandstof over wordt gelaten aan een paar feodale families in het Midden Oosten. De regeringen die de olie afnemen zouden zich moeten realiseren waar hun belangen liggen.' 

Vanuit deze achtergrond is het Amerikaanse en Britse militaire optreden te verklaren. Kon de Verenigde Staten tot begin jaren zeventig nog zelf in zijn oliebehoefte voorzien, nu moet het al 55 procent importeren. Daarmee wordt 's werelds machtigste staat steeds afhankelijker van de OPEC landen, op Venezuela na alle naties met een overwegend islamitische bevolking. In 1998, tijdens het presidentschap van Clinton, bepleitte een groep neoconservatieven in een brief aan het Congres voor militair ingrijpen. 'We moeten voorbereid zijn om die macht te gebruiken om onze vitale belangen in de Golf te beschermen - en zonodig, moeten we helpen Saddam ten val te brengen.' De brief was ondertekend door de huidige vice president Cheney, de huidige minister van Defensie Rumsfeld, de huidige onderminister van Defensie Wolfowitz, de huidige onderminister van Buitenlandse Zaken Armitrage, benevens een aantal leidinggevende functionarissen uit de olie industrie, en tenslotte de voormalige onderminister van Defensie en huidige voorzitter van de Raad voor Defensiepolitiek van het Pentagon Richard Perle, die in 1996 samen met drie andere vooraanstaande joodse Amerikanen het rapport schreef 'A Clean Break: een Nieuwe Strategie voor het Veilig Stellen van het Rijk,' waarin toenmalig premier Netanyahu werd geadviseerd de Oslo Akkoorden te verwerpen en om de West Bank en Gaza onmiddellijk te annexeren. Daarnaast pleitte deze extremisten voor het elimineren van Saddam Hoessein als eerste stap op weg naar het omverwerpen van de regeringen van Syrië, Libanon, Saoedi Arabie en Iran. Kortom: de machtige olielobby en de pro-Israel lobby hadden elkaar gevonden in een gemeenschappelijk streven: het verwijderen van Saddam Hoessein. Niet omdat hij een schurk is, maar om enerzijds de olie te beheersen en anderzijds de Israëlische hegemonie over het Midden Oosten te handhaven, die alleen maar kan blijven bestaan zolang 'de nationale veiligheid' van de Verenigde Staten niet bedreigd wordt, dat wil zeggen: zolang het niet overgeleverd is aan de politiek van de islamitische olielanden. December 1999 verscheen het beleidsstuk 'Een Nationale Veiligheids Strategie voor een Nieuwe Eeuw,' speciaal geschreven voor het Witte Huis. In de introductie wordt meteen gedefinieerd hoe breed het begrip 'nationale veiligheid' is, namelijk 'de economische welvaart van onze samenleving,' waaraan wordt toegevoegd dat 'we zullen doen wat we moeten doen om deze belangen te verdedigen… gebruik makend van onze militaire macht unilateraal en resoluut.' Donald Losman, hoogleraar economie aan de National Defence University, die onder het ministerie van Defensie valt, constateerde dan ook dat 'Amerika bereid is om militaire macht te gebruiken om economische doelen te bereiken… Dergelijke motieven en rationalisaties… worden vandaag de dag aanvaard als onderdeel van onze eigen nationale veiligheidsstrategie. In het nationale veiligheids document van 1997 werd "de vrije stroom van olie" niet alleen als essentieel beschouwd, maar het moest ook nog tegen "redelijke prijzen" zijn.' Nog voor de aanslagen van 11 september 2000 schreef de Nationale Inlichtingen Raad, een coalitie van verschillende Amerikaanse veiligheidsdiensten in een nota dat als gevolg van de globalisering het terrorisme zal toenemen door de steeds breder wordende kloof tussen arm en rijk, waardoor spanningen en chaos zullen toenemen en geweld tegen de Verenigde Staten. De geheime diensten waarschuwen tevens dat Perzische Golf olie steeds belangrijker wordt en Amerika er daarom de heerschappij over moet hebben. Het probleem wordt steeds nijpender, want met slechts 4 procent van de wereldbevolking verbruikt de Verenigde Staten meer dan 25 procent van alle geproduceerde olie. 

Onmiddellijk na het aantreden van de regering Bush publiceerde de Amerikaanse Raad voor Buitenlandse Betrekkingen het rapport 'Strategische Energie Politiek voor de 21ste Eeuw,' waarin wordt aangedrongen op militaire interventies om de olie en gasvoorziening veilig te stellen. Gewezen wordt op het feit dat de Amerikaanse olievoorraden uitgeput raken en het eind van goedkope olie al in zicht is. De raad adviseert de president om het Pentagon zitting te laten nemen in de National Energy Development Group. Precies twee maanden na de aanslagen van 11 september spelde de Economist het allemaal nog eens een keer uit. Het tijdschrift voor het internationale zakenleven verscheen met een coverstory onder de titel 'Verslaafd aan olie, een gevaarlijke verslaving,' waarin beschreven wordt hoe Osama bin Laden ooit eens opgemerkt had dat olie 144 dollar per vat zou moeten kosten, meer dan vier keer zo hoog als de huidige prijs, wat al als extreem duur wordt gezien. In het artikel stelt de Economist: 'Een paar jaar geleden publiceerde de leider van de Al Qaida terroristen een nauwelijks opgemerkte proclamatie over energiepolitiek. Daarin beschuldigde hij de Verenigde Staten van "de grootste diefstal in de geschiedenis" door zijn militaire aanwezigheid in Saoedi Arabie te gebruiken om de olieprijzen laag te houden. In zijn opinie is die diefstal opgelopen tot een bedrag van 36 biljoen dollar. Hij stelde dat Amerika iedere moslim ter wereld nu 30.000 dollar schuldig is, een bedrag dat steeds verder oploopt… Amerika ging er tot nu toe vanuit dat als een vijandige groepering of regime de olievelden in het Midden Oosten overnam, het dan zijn troepen zou sturen om de onruststokers te verpletteren om op die manier de olie te beschermen. Maar op dit moment zouden die terroristen nucleaire wapens kunnen hebben die ze tegen de Amerikanen inzetten of tegen de olievelden zelf.' Daarbij speelt nog een zaak. 'Omdat de wereld zo afhankelijk blijft van olie… kan het geen enkele verstoring in de bevoorrading dulden. En de mogelijkheid van een dergelijke bevoorradingsschok is in de komende paar decennia groot.' Op dit moment schommelt het aandeel van OPEC in de wereldwijde olie export rond de veertig procent. Om de prijs relatief hoog te houden pompt Saoedi Arabie, de grootste producent, aanzienlijk minder op dan het zou kunnen. 'Aangezien de wereld doorgaat met het uitputten van de olie uit niet-OPEC landen zal het [OPEC] aandeel dramatisch stijgen - en parallel daaraan, de macht over de markt van die regimes in het Midden Oosten. Deze dreiging is met name acuut voor de Verenigde Staten, dat tegelijkertijd de grootste olieverslinder is en de facto garant staat voor de oliebevoorrading van zijn bondgenoten… Zelfs korte termijn verstoringen kunnen de wereldeconomie totaal verwoesten… De opzienbarende golf van olievondsten in de jaren zestig en zeventig in niet-OPEC landen in de Noordzee, Alaska en andere plaatsen heeft geholpen als tegenwicht voor de OPEC macht om de prijs te bepalen. Maar deze grote olievelden staan op het punt… van snelle afname. In de Noordzee bijvoorbeeld zijn de meeste grote velden nu voor zeventig tot negentig procent uitgeput… Het beroep op OPEC zal de komende twintig jaar dramatisch stijgen,' aldus de Economist. Vandaar dat al vanaf het begin van de jaren negentig in officiële Amerikaanse uitspraken en overheidsrapporten aangedrongen wordt om zo nodig met militair geweld de heerschappij over de olie te herstellen. 

Pas na het aantreden van de regering Bush werden deze dringende oproepen in praktische politiek omgezet. En dat is niet verwonderlijk. Het publiek en privé belang vielen nu volledig samen. Na het bekend worden van de samenstelling van de nieuwe Amerikaanse regering concludeerde het vaktijdschrift 'Oil & Gas Journal': 'Gezien vanuit het perspectief van de [olie] industrie, kan de casting van de hoofdrollen niet beter zijn.' President Bush komt net als zijn vader uit de olie industrie, vice-president Cheney was directeur van Halliburton, 's werelds grootste olie dienstverleningsmaatschappij. Condoleezza Rice, de Nationale Veiligheids Adviseur was een directeur van Chevron. Als afscheidscadeau werd onder andere een supertanker naar haar vernoemd, de minister van Handel Don Evans was een directeur van de oliemaatschappij Tom Brown Inc., en van Sharp Drilling, een aannemersconcern dat voor oliemaatschappijen werkt. Gale Norton, minister van Binnenlandse Zaken was bedrijfsadvocate en vurig pleitbezorgster van olieboringen in beschermde natuurgebieden, minister van Energie, Spencer Abraham toonde zich als senator tegenstander van maatregelen om olie verslindende luxe terreinwagens aan bepaalde regels te binden. Daarnaast was hij voorstander van het bezuinigen op onderzoek naar duurzame energie en was hij voor het afschaffen van de federale belasting op benzine. Hoewel het Amerikaanse bedrijfsleven altijd al politici kocht, was ditmaal vooral de olie en energiesector succesvol. Zo was het door grootschalige corruptie failliet gegane energieconcern Enron de grootste financier van de politieke ambities van het koppel Bush/Cheney. Dat het om grote bedragen gaat blijkt wel uit het feit dat Halliburton sinds 1992 meer dan 1,6 miljard dollar in verkiezingscampagnes van Congresleden investeerde. Tijdens zijn vijfjarig directeurschap van deze maatschappij ontving vice president Cheney 45 miljoen dollar aan honorarium en aandelen. Daarnaast ontving hij als afscheidsgift twintig miljoen dollar in de vorm van extra aandelen in dit oliedienstverleningsbedrijf, waardoor zijn persoonlijk vermogen direct gekoppeld is aan de stijging of daling van de aandelenkoersen van Halliburton, dat nog in 1998 voor 23 miljoen dollar werkzaamheden uitvoerde voor het regime van Saddam Hoessein. In een tijd dus dat de Verenigde Staten in het kader van de sancties de uitvoer van bijvoorbeeld medicijnen naar Irak saboteerde. Na het verdrijven van de dictator zullen de investeringen verveelvoudigen in verband met de wederopbouw van de Irakese olie industrie. Hetzelfde persoonlijke belang heeft ook Bush junior, die aandelen bezit in de wapenfabrikant General Electric, de oliemaatschappijen ExxonMobil, Pennzoil en Tom Brown Inc.. Vooral 's werelds grootste olieconcern ExxonMobil zal na de regimewisseling naar verwachting miljardenconcessies in de wacht slepen. De aandelenkoersen van deze concerns zullen zodoende stijgen en daarmee de winstuitkeringen aan de Amerikaanse president en vice president...

September 2000 concludeerde de door -onder andere- Cheney, Rumsfeld en Wolfowitz opgerichte denktank 'Project voor de Nieuwe Amerikaanse Eeuw' dat 'hoewel het onopgeloste conflict met Irak een onmiddellijke rechtvaardiging verschaft, overstijgt de noodzaak van een aanzienlijke Amerikaanse militaire aanwezigheid in de Golf het vraagstuk van het regime van Saddam Hoessein.' Zoals uit deze woorden blijkt gaat het niet in de eerste plaats om Irak. In feite draait het om Saoedi Arabie, de grootste producent binnen OPEC, die de olieprijs bepaalt. Onlangs stelde Michael Renner, olie-expert van het in Washington gevestigde World Watch Institute het aldus: 'De heerschappij over de Irakese olie zal de Verenigde Staten in staat stellen de Saoedische invloed op de oliepolitiek te verminderen en Washington een enorme macht over de wereld oliemarkt geven.' Zodra de Irakese olie industrie op volle toeren draait zal 'Saoedi Arabie niet langer meer de dominante producent zijn, die eigenhandig de oliemarkt kan beïnvloeden… Het openen van de Irakese oliekraan zal de wereld overspoelen en prijzen aanzienlijk omlaag drijven.' Sinds het herenakkoord van 1945 over de olie tussen president Roosevelt en de Saoedische koning Ibn Saoed is de situatie in de wereld ingrijpend veranderd. Zelfs in het conservatieve Saoedi Arabie, waar het aantal inwoners de afgelopen dertig jaar is verviervoudigd tot meer dan 21 miljoen mensen. Rond de zestig procent van de bevolking is nu jonger dan twintig jaar oud. Het officiële werkloosheidscijfer is vijftien procent, maar onofficieel bedraagt het meer dan 25 procent. De helft van de academici is afgestudeerd in een islam studie en bezit dus kennis die nutteloos is voor het opbouwen van een moderne economie. Het koninkrijk telt 7000 prinsen en de corruptie onder de elite is bijzonder hoog. De olie opbrengsten zijn gedaald van 227 miljard dollar in 1981 naar 31 miljard dollar vijf jaar later en zijn sindsdien op hetzelfde niveau blijven steken. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is de afgelopen twintig jaar meer dan gehalveerd. Vorig jaar daalde de economie met twee procent. In 1981 bezat Saoedi Arabie honderd miljard dollar aan financiële reserves. In 2000 had het een buitenlandse schuld van 150 miljard dollar. Al die miljarden verdwenen als gevolg van oorlogen en wapenaankopen. Saoedi Arabie financierde Irak in zijn oorlog tegen Iran met 26 miljard dollar voor een bloedbad, waarbij -in de woorden van Henry Kissinger- 'het uiteindelijke Amerikaanse belang… is dat beide partijen zullen verliezen.' Volgens de aloude koloniale doctrine van verdeel en heers wilde Washington wel dat het regime van ayatollah Khomeini werd vernietigd, maar niet dat het Irakese regime daardoor een regionale grootmacht zou worden. Met in totaal 36 miljard dollar financierde Riyadh tezamen met en andere Golfstaten de Golfoorlog van 1991. En in de jaren negentig kocht Saoedi Arabie voor honderd miljard dollar aan wapens, voornamelijk van de Verenigde Staten, bijna veertig procent van de wereldwijde wapenverkoop aan ontwikkelingslanden in tien jaar tijd, zodat de Verenigde Staten in feite vorstelijk verdiende aan die Golfoorlog. Bovendien is er sprake van kapitaalvlucht. Vele miljarden dollars oliegeld van de elite werd in Amerikaanse concerns geïnvesteerd. Het probleem is nu dat Saoedi Arabie van een schatrijk land een straatarme natie is geworden en niet langer meer als buffer kan fungeren voor een te hoge olieprijs. In 1981 kon het onbezorgd tien miljoen vaten per dag produceren, maar twee decennia later niet meer. Na een lange periode van lage prijzen besloot OPEC in maart 1999 de productie te verminderen om zo de prijs op te drijven. Daarmee nam Saoedi Arabie voor het eerst duidelijk afstand van zijn vroegere matigende rol, waarbij het als grootste producent binnen de organisatie volgens afspraak met de Amerikanen de prijs zo laag mogelijk hield. Die tijd van het op commando zoveel mogelijk oppompen is voorbij: de prijs zou dan teveel zakken, de inkomsten zouden dalen, de armoede van de eigen bevolking zou verder toenemen en daarmee de binnenlandse spanningen, waardoor het voortbestaan van het koningschap bedreigd wordt. De sjah van Iran was een illustrerend voorbeeld geweest van hoe een verpauperde bevolking en een opkomend fundamentalisme een regime ten val konden brengen. Ondanks of beter nog: juist dankzij de massale Amerikaanse politieke en militaire steun...

Ooit schreef de Duitse historicus Joachim Fest: 'Het vermogen andermans ongeluk in de herinnering te bewaren… te delen in de rouw, dat is het kenmerk van beschaving, daaruit bestaat het wezenlijke verschil tussen mensen en barbaren.' Ik moest daaraan denken toen ik op die warme middag in het kinderziekenhuis van Bagdad de zesjarige Foead voor mijn ogen aan leukemie zag sterven. Helemaal alleen. Hij kwam uit Kirkoek, ver weg in het noorden. Zijn ouders hadden geen geld om de reis naar en het verblijf in Bagdad te betalen. Dagenlang had het jongetje doodstil met zijn hoofd tegen de metalen bedrand geleund, met zijn linkerhand hield hij dag en nacht een propje tegen zijn neus om het bloeden te stelpen. Medicijnen om het bloeden te stoppen mochten door de sancties niet geïmporteerd worden. Het ziekenhuis had zelfs geen pijnstillers voor de kankerpatiëntjes. Volgens de Verenigde Naties zijn als gevolg van de bombardementen waarbij de totale infrastructuur werd vernietigd en de al twaalf jaar durende sancties meer dan een half miljoen kinderen onder de vijf jaar om het leven gekomen. Een beleid dat de oud VN-coordinator van het Humanitaire Programma in Irak, Dennis Halliday, 'volkerenmoord' noemt en 'oorlogsmisdaden.' Na uit protest te zijn opgestapt verklaarde hij: 'Ik had opdracht gekregen om een politiek te voeren die voldoet aan de definitie van genocide: een bewust beleid dat in feite meer dan een half miljoen individuen… heeft vermoord. We weten allemaal dat het regime van Saddam Hoessein de prijs voor de economische sancties niet betaalt… Het zijn de gewone mensen die hun kinderen verliezen, of hun ouders.' Een decennium geleden vatte Robert Gates, de Nationale Veiligheids Adviseur van Bush senior, deze politiek kort maar krachtig samen: 'Irakezen zullen de prijs moeten betalen zolang Saddam aan de macht is.' Terwijl ik Foead zag doodgaan dacht ik aan Irakese ouders, aan al die moeders, die met veel pijn hun kind ter wereld hadden gebracht en met nog meer hartverscheurende pijn hun kind hebben zien sterven voor een zaak waarop zij geen enkele greep hebben. Een half jaar na mijn bezoek aan het ziekenhuis verscheen de toenmalige Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties, Madeleine Albright, in het CBS programma '60 Minutes.' Haar werd een reactie gevraagd op de dood van zoveel kinderen. De programmamaakster Lesley Stahl voegde er aan toe: 'Een half miljoen. Dat zijn meer kinderen dan in Hiroshima stierven… Is dat de prijs waard?' Albright antwoordde: 'Wij denken dat het de prijs waard is.' Het is de prijs van de olie, een prijs betaalt door onder andere kinderen daar om de welvaart hier zo hoog mogelijk te houden. 'Mijn eerste verantwoordelijkheid is ervoor te zorgen dat Amerikaanse troepen niet weer opnieuw de Golfoorlog hoeven uit te vechten,' zo rechtvaardigde mevrouw Albright deze terreur. Vijf maanden na haar uitspraak werd ze bevorderd tot minister van Buitenlandse Zaken. Op zijn beurt verklaarde in 1991 generaal Colin Powell op de vraag hoeveel Irakese burgers en militairen tijdens Desert Storm om het leven waren gekomen: 'Het is echt niet een aantal waarin ik vreselijk geinteresseerd ben,' waarmee andermaal onderstreept werd dat 'de verborgen hand van de markt nooit zal werken zonder een verborgen vuist.' Het is olie, almaar meer olie om een imperium met een dreigend begrotingstekort van 1.8 biljoen dollar, een handelstekort van meer dan 500 miljard dollar en een buitenlandse schuld van 2 biljoen dollar in stand te houden. Een moreel en financieel failliet imperium, bezig met een vlucht vooruit, in een poging zijn hegemonie te handhaven. 


P.S. Inmiddels is de militaire invasie voltooid. Dinsdag 15 april berichtte verslaggever Wilfried Bossier in de NRC dat 'voor het Palestine Hotel nu dagelijks honderden boze Irakezen [betogen] tegen de Amerikaanse aanwezigheid. "Weg met Bush! We kunnen ons land beter zelf besturen! Irak voor de Irakezen!", zijn hun leuzen… De betogers zijn vooral woest omdat de Amerikaanse troepen niet eens proberen het plunderen en brandschatten van woningen, ziekenhuizen en musea te verhinderen… "Hoe komt het toch dat ze alleen bij het ministerie van Oliezaken de wacht houden? Dat werd onmiddellijk beschermd met troepen, maar niet de ziekenhuizen of het Iraaks Museum?'' vraagt een van de betogers.' Terwijl de hele wereldpers stond te kijken hoe een kleine groep Irakezen, geholpen door Amerikaanse soldaten, een standbeeld van Saddam Hoessein omverhaalden, werd honderd meter verderop in het Museum van Oudheden de culturele erfenis van de mensheid door plunderaars geroofd of aan barrels geslagen. Het wereldwijd herhaald uitzenden van videobeelden waarop het plunderen van vazen te zien was, riep bij minister Rumsfeld grote ergernis op. 'Ik bedoel, hoeveel vazen hebben ze daar binnen staan?' vroeg hij zich onder luid gelach van de opgetrommelde pers af. Een dag later, woensdag 16 april, constateerde Amnesty International in een persbericht: 'Het lijkt erop dat er door de Coalitie meer voorbereidingen zijn getroffen om de oliebronnen te beschermen dan het beschermen van ziekenhuizen en waterzuiveringsinstallaties.' 

De Humanist, april/mei 2003


'Deskundigen' 98



De waarheid omtrent de wereld, zei hij, is dat alles mogelijk is… Het heelal is geen afgebakende ruimte en de orde erin wordt niet begrensd door enige mogelijkheid in het ontwerp om iets wat in één gedeelte bestaat in een ander gedeelte te herhalen. Zelfs in onze eigen wereld bestaan er meer dingen buiten ons weten dan erbinnen, en de orde die je in de schepping ziet is de orde die je er zelf in hebt gestopt, als een touwtje in een doolhof, zodat je er niet in verdwaalt. Want het bestaan kent zijn eigen orde, en geen menselijk verstand kan die orde bevatten, omdat het verstand zelf ook maar een feit onder de feiten is.
Cormac McCarthy. Meridiaan van Bloed. 1985


De Verlichting is bedacht in Europa, maar Amerika heeft het uitgevoerd, als real life experiment.
Geert Mak in Vrij Nederland. 3 november 2012.

There's no such thing as life without bloodshed… I think the notion that the species can be improved in some way, that everyone could live in harmony, is a really dangerous idea. Those who are afflicted with this notion are the first ones to give up their souls, their freedom. Your desire that it be that way will enslave you and make your life vacuous.
Cormac McCarthy. New York Times Magazine. 19 april 1992

For all his fascination with science… he is no positivist, no vanguard supporter of eighteenth-century Enlightenment notions of human perfectibility. Violence is a reality endemic to the world’s existence; depravity and avarice are central to human nature; and meaning, purpose, and value, if they are to be found, must be sought in darkness. These themes pervade his work, and they are central to his unique contribution to the development of the American novel, which is marked by his distinctive integration of style, language, and a rich array of compelling philosophical and religious perspectives… The forces of civilization are by no means portrayed in a celebratory light, as industrial technology, American business interests such as Texas oil, even the building of the interstate highway system, often leave the hero displaced and bereft of purpose. Incidents of greed and malevolence abound, as scalp hunting, drug running, even nuclear apocalyps, all find their way into McCarthy’s epic vision. But het forces of reaction – those players in the drama who stand against the new order – are by no means ethically pure. The issue of morality stands in the foreground of these novels, but the precise pathway to right action is never easily charted.
Professor Steven Frye in Understanding Cormac McCarthy. 2009
  
Als je invloed en macht wilt hebben, moet je groots zijn. Dat is iets wat we in Europa van ze kunnen leren.
Geert Mak over ‘Amerikanen’ op 22 augustus 2012 bij nu.nl

Our very virtues as a pioneering people, the very genius of our industrial civilization, drove us to act as we did. God and Manifest Destiny spoke with one voice urging us to ‘conquer’ or ‘win’ the West; and there was no voice of comparable authority to remind us of Mary Austin’s quiet but profound truth, that the manner of the country makes the usage of life there, and that the land will not be lived in except in its own fashion.
Wallace Stegner. The American West as Living Space. 1987 
The American West as Living Space


De mateloosheid van het Amerikaanse neoliberalisme kenmerkt de door de mainstream genegeerde keerzijde van de vooruitgangsreligie. Het is dit rotsvaste geloof dat bij het Rockefeller Center in het financiele centrum van de wereld, New York, wordt gesymboliseerd door een groot goudkleurig beeld van Prometheus die het vuur van de goden stal en dat aan de mens gaf. Achter de door de lucht vallende titaan staat in gouden letters op rood graniet een inscriptie van Aeschylus: Prometheus, teacher in every art, brought the fire that hath proved to mortals a means to mighty ends.’ In 1962 werd tegenover dit beeld een plaquette geplaatst in opdracht van John D. Rockefeller, zoon van de stichter van de gelddynastie, die bekend stond vanwege zijn zogeheten ‘heavy-handed marketing tactics,’ hetgeen in de praktijk neerkwam op elke denkbare zo nodig illegale praktijk om de concurrent te verpletteren.  De voorbijganger kan op de gedenkplaat het volgende lezen:

I believe in the supreme worth of the individual and in his right to life, liberty, and the pursuit of happiness.
I believe that every right implies a responsibility; every opportunity, an obligation; every possession, a duty.
I believe that the law was made for man and not man for the law; that government is the servant of the people and not their master.
I believe in the Dignity of labour, whether with head or hand; that the world owes no man a living but that it owes every man an opportunity to make a living.
I believe that thrift is essential to well ordered living and that economy is a prime requisite of a sound financial structure, whether in government, business or personal affairs.
I believe that truth and justice are fundamental to an enduring social order.
I believe in the sacredness of a promise, that a man's word should be as good as his bond; that character not wealth or power or position – is of supreme worth.
I believe that the rendering of useful service is the common duty of mankind and that only in the purifying fire of sacrifice is the dross of selfishness consumed and the greatness of the human soul set free.
I believe in an all-wise and all-loving God, named by whatever name, and that the individuals highest fulfilment, greatest happiness, and widest usefulness are to be found in living in harmony with His Will.
I believe that love is the greatest thing in the world; that it alone can overcome hate; that right can and will triumph over might.


Met de puriteinse God aan hun kant overtraden de Rockefellers, om hun vermogen te kunnen vergroten, alle morele regels die op de plaquette staan. En dat doet deze schatrijke familie nog steeds. Dat is niet wonderlijk want tegelijk met het vuur introduceerde Prometheus ook het kwaad van de mateloosheid. In het ééndimensionale mens- en wereldbeeld van de Rockefeller’s cum suis bestaat geen plaats voor de keerzijde van de vooruitgang. Met geen woord wordt gerept over het bestraffen van Prometheus’ hybris door Zeus. In 2010 schreef de Nederlandse filosoof Ton Lemaire daarover in zijn boek De val van Prometheus:

de oppergod liet deze vermetele daad niet ongestraft: hij ketende Prometheus naakt aan een rots in de Kaukasus en beval een gier (of een arend) elke dag diens lever aan te vreten. ‘s Nachts groeide die weer aan zodat de vogel de volgende dag zijn pijniging kon herhalen. Volgens sommige bronnen werd de geketende held na dertigduizend jaar van zijn rots bevrijd doordat Herakles met een pijl de kwelgeest doodde. Zeus greep niet in; wellicht vond hij de straf wel voldoende.
Hoewel de roof van het vuur in de Griekse mythen de meeste aandacht kreeg, werden nog andere weldaden aan Prometheus toegeschreven die hij de mensen zou hebben geschonken, zoals de kunst van het smeden, het pottenbakken, de bouwkunde en nog enkele.

Prometheus en daarmee de mensheid werd ook op een andere wijze gestraft voor zijn hoogmoed. Lemaire:

Onder de vele verhalen die de Grieken over Prometheus vertelden, waren ook enkele waarin zijn broer Epimetheus optrad. Terwijl de naam van de eerste ‘vooruit denkend’ betekent, betekent die van zijn broer ‘achteraf denkend’. Dit onderscheid speelt een rol in de mythe die verhaalt over de wraak die Zeus op Prometheus nam door hem een verraderlijk geschenk te sturen, namelijk Pandora, een mooie vrouw; zij had een doosje bij zich met een zekere inhoud. Hoewel Prometheus zijn broer had gewaarschuwd om geen geschenken van Zeus aan te nemen, was deze zo onverstandig om blij met Pandora te zijn, die daarna de doos opende waaruit achtereenvolgens alle rampen ontsnapten die de mensheid sindsdien teisteren, zoals oorlog, ziekte en dood. Maar het laatste wat erin bleek te zitten, was de hoop om ten slotte de mensen toch een zekere tegenwicht te geven,

namelijk de illusie dat het ooit allemaal beter zou worden. De Grieken beseften dus dat vooruitgang ambivalent is, want ook al is de mens in staat door het vuur van alles te veranderen en daardoor zijn eigen cultuur ontwikkelt, nooit zal hij aan onveranderlijke natuurwetten kunnen ontsnappen. Het lijden zal altijd de kern van zijn bestaan blijven. Ton Lemaire:

In het antieke wereldbeeld was ‘hybris’ een belangrijk begrip want het ergste wat mensen konden doen was zich schuldig maken aan onmatigheid, de grens te overschrijden die de goden aan de mensheid hadden gesteld,

waarbij moet worden opgemerkt dat de goden de natuurkrachten vertegenwoordigden. En met de natuur kon niet gespot worden. Vandaar de spreuk Meden Agan, alles met mate. Maar ‘de moderne Prometheus is veeleer de supermens,’ aldus Lemaire ‘die tegen de godheid opstaat en hem van zijn plaats verdringt. Hij is een godmens geworden die geen “hybris” meer vreest, niet meer bang is door de goden te worden terechtgewezen; de moderniteit herkent zich alleen in een ontketende Prometheus.’ Kortom, een soort Ubermensch zoals die ook Hitler voor ogen stond. In Mein Kampf schreeft de nazi-Furhrer ‘dat de Arier de Prometheus is van de mensheid; de goddelijke vonk van het genie is te allen tijde aan zijn stralend voorhoofd ontsprongen.’ Deze overtuiging bleef niet beperkt tot het nationaal-socialisme, maar is ook terug te vinden in de uitspraken van Amerikaanse presidenten als bijvoorbeeld Theodore Roosevelt: When men fear work or fear righteous war, when women fear motherhood, they tremble on the brink of doom,’ en ‘It is only the warlike power of a civilized people that can give peace to the world ,’ en ‘We cannot, if we would, play the part of China... in this world the nation that has trained itself to a career of unwarlike and isolated ease is bound, in the end, to go down before other nations which have not lost the manly and adventurous qualities." http://www.weisbord.org/conquest32.htm

Gezien zijn houding zal het niemand verbazen dat Theodore Roosevelt en de Duitse Keizer Wilhelm II elkaar bewonderden. De moderne mens van de daad kan net zo min als Epimetheus vooruit zien en de consequenties van zijn daden inschatten. In plaats van dat het hem voorzichtiger maakt gaat hij nog doldriester te werk, immers

In de prometheische benadering bevindt zich de mens in oppositie tot de natuur, die men tracht te domineren en ten nutte te maken. De natuur is voor de mens het vijandige en vreemde, dat weerstand biedt die hij wil overwinnen door inspanning, vernuft en eventueel list… de wil tot beheersing en exploitatie maakt gebruik van machines en apparaten. […] Dichters, kunstenaars en musici verzetten zich gewoonlijk tegen de al dan niet expliciete claim van een technisch-natuurwetenschappelijk gezinde maatschappij om het monopolie te bezitten van de adequate omgang met de wereld. Alsof de ware aard van de werkelijkheid zou kunnen worden neergelegd in een getal, een berekening, een formule – hoe geniaal ook bedacht; alsof de natuur eigenlijk een ingewikkelde machinerie is en niet langer een gedicht, een zang, een melodie,

zo schreef Ton Lemaire, om daaraan toe te voegen:

Als mijn diagnose juist is, moet veel van de ellende van de moderne tijd worden toegeschreven aan de fatale samenhang tussen daadkracht en destructie en dus aan de realisering van de prometheische ambities. Wat we nodig zouden hebben, is een denken dat het idee van maat en begrenzing bij voorbaat in zijn systeem opneemt en daardoor paal en perk stelt aan de verabsolutering van het subject en de arrogantie van het humanisme, dus een niet-prometheische opvatting van de vooruitgang.

Maar dat inzicht stuit op de ideologie van de groei en het kapitalistische expansionisme, altijd rusteloos op zoek naar meer, een geloof dat diep verankerd ligt in het westerse bewustzijn. De Amerikaanse journalist/auteur Garry Wills schreef in John Wayne’s America met betrekking tot dit onderwerp:

Why was Wayne the Number One Movie Star, even as late as 1995? He embodies the American myth. The archetypal American is a displaced person – arrived from a rejected past, breaking into a glorious future, on the move, fearless himself, feared by others, a killer but cleansing the world of things that ‘need killing,’ loving but not bound down by love, rootless but carrying the Center in himself, a gyroscopic direction-setter, a travelling norm.
Other cultures begin with a fixed and social hearth, a temple, a holy city. American life begins when that esclosure is escaped. One becomes American by going out. We are a people of departures, not arival. To reach one place is simply to catch sight of a new Beyond. Our basic myth is that of the frontier. Our hero is the frontiersman. To become urban is to break the spirit of man. Freedom is out on the plains, under endless sky. A pent-in American ceases to be American. In his 1844 lecture on ‘The Young American,’ Emerson said that American need the boundless West in order to become themselves.

Die houding verklaart de neoliberale vorm die het expansionistische kapitalisme heeft aangenomen, en dat zich alleen optimaal kan verwezenlijken door meedogenloos te zijn tegenover mens en natuur. Meer daarover maandag.




vrijdag 1 februari 2013

Ko Colijn. Professor 12


Nederlandse 'deskundigen' in 'Aanval Israël op Syrië is logisch': Ko Colijn en Leo Kwarten, lees en huiver.

Ha fijn, daar hebben we hem weer, Ko Colijn, op herhaling, als opiniemaker opnieuw net als in 2003, volop bereid ons weer een nieuwe oorlog in te loodsen. Altijd klaar om westerse terreur te steunen. Dankzij zijn oppportunisme en conformisme is hij nu zelfs een heuse professor en directeur geworden.


'Colijn denkt dat de gevolgen wel zullen meevallen.' Iets soortgelijks dacht Ko Colijn aan de vooravond van de illegale Amerikaanse inval in Irak. Toen zat hij er flink naast, en nu de komende jaren opletten of deze vorstelijk gefinancierde Atlanticus eens een keer gelijk krijgt.  

'15-02-2003
Door Ko Colijn

Het voortbestaan van de Navo staat plotseling op het spel. En dat van de Veiligheidsraad en de Europese eenheid op buitenlands-politiek gebied. Alles hangt af van Blix.

Het ging het afgelopen halfjaar om de ontwapening van Irak. Maar sinds afgelopen weekend zijn de Navo, de Europese Unie en de Verenigde Naties zelf ineens de belangrijkste kwestie geworden. En, nog ongelooflijker, deze driedubbele crisis brak uit nadat nota bene de ''duif'' Colin Powell op 5 februari in de Veiligheidsraad een stapel 
belastende feiten over Saddam Hoessein op tafel had gelegd.'

http://www.vn.nl/Standaard-Media-Pagina/Irak-de-Olympus-schudt.htm

'Deskundigen' 97



Indians walk softly and hurt the landscape hardly more than the birds and squirrels, and their brush and bark huts last hardly longer than those of wood rats, while their more enduring monuments… vanish in a few centuries.
How different are most of those of the white man… roads blasted in the solid rock, wild streams dammed and tamed and turned out of their channels and led along the sides of canons and valleys to work in mines like slaves… Long will it be ere these marks are effaced, though Nature is doing what she can… patiently trying to heal every raw scar.
John Muir. 1869

You ask me to plow the ground. Shall I take a knife and tear my mother’s bosom? Then when I die she will not take me to her bosom to rest.
You ask me to dig for stones! Shall I dig under her skin for her bones? Then when I die I cannot enter her body to be born again.
Wovoka. Religieuze leider van Paiute indiaan. 1856-1932

Als je invloed en macht wilt hebben, moet je groots zijn. Dat is iets wat we in Europa van ze kunnen leren.
Geert Mak over ‘Amerikanen’ op 22 augustus 2012 bij nu.nl

With a continent to take over and Manifest Destiny to goad us, we could not have avoided being footloose. The initial act of emigration from Europe, an act of extreme, deliberate disaffiliation, was the beginning of a national habit.
It should not be denied, either, that being footloose has always exhilarated us. It is associated in our minds with escape from history and oppression and law and irksome obligations, with absolute freedom, and the road has always led west. Our folk heroes and our archetypal literary figures accurately reflect that side of us. Leatherstocking, Huckleberry Finn, the narrator of Moby Dick, all are orphans and wanderers: any of them could say, ‘Call me Ishmael.’ The Lone ranger has no dwelling place except the saddle. And when teenagers run away these days, in the belief that they are running toward freedom, they more often than not run west. Listen to Haight-Ashbury dialogues in Joan Didion’s Sloughing toward Bethlehem. Examine the American character as it is self-described in Habits of the Heart, by Robert Bellah and others.
Wallace Stegner. The American West as Living Space. 1987


The American West as Living Space
De vervreemding, het ongebonden zijn, het aan niemand verantwoording hoeven af te leggen, het niet geworteld zijn in zowel de natuur als de cultuur, het altijd gemobiliseerd blijven, het op de vlucht zijn voor iets wat doorgaans onbewust blijft, dat is het kenmerk van het Amerikaanse systeem zoals die beschreven wordt door veel Amerikaanse denkers. Wallace Stegner:

But the rootlessness that expresses energy and a thirst for the new and an aspiration toward freedom and personal fulfillment has just as often been a curse. Migrants deprive themselves of the physical and spiritual bonds that develop within a place and a society. Our migratoriness has hindered us from becoming a people of communities and traditions, especially in the West. It has robbed us of the gods who make places holy. It has cut off individuals and families and communities from memory and the continuum of time. It has left at least some of us with a kind of spiritual pellagra, a deficiency disease, a hungering for the ties of a rich and stable social order. Not only is the American home a launching pad, as Margaret Mead said; the American community, especially in the West, is an overnight camp. American individualism, much celebrated and cherished, has developed without its essential corrective, which is belonging. Freedom, when found, can turn out to be airless and unsustaining. Especially in the West, what we have instead of place is space. Place is more than half memory, shared memory. Rarely do Westerners stay long enough at one stop to share much of anything.

Het Amerikaane kapitalistisch systeem heeft de mens een functie gegeven, die van producent en consument, maar het heeft de mens geen plaats gegeven en dat feit wordt door talloze Amerikaanse schrijvers als een grote leege ervaren in het hart van de maatschappij. In haar bundel Slouching Towards Bethlehem citeert de Amerikaanse schrijfster/journaliste Joan Didion om dit feit te onderstrepen het gedicht van W.B Yeats getiteld, The Second Coming:

Turning and turning in the widening gyre
   
The falcon cannot hear the falconer;
   
Things fall apart; the centre cannot hold;
   
Mere anarchy is loosed upon the world,
   
The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere
   
The ceremony of innocence is drowned;
   
The best lack all conviction, while the worst
   
Are full of passionate intensity.
   
Surely some revelation is at hand;
   
Surely the Second Coming is at hand.
   
The Second Coming!
Hardly are those words out
   
When a vast image out of Spiritus Mundi
   
Troubles my sight: a waste of desert sand;
   
A shape with lion body and the head of a man,
   
A gaze blank and pitiless as the sun,
   
Is moving its slow thighs, while all about it
   
Wind shadows of the indignant desert birds.
The darkness drops again but now I know

   
That twenty centuries of stony sleep

   
Were vexed to nightmare by a rocking cradle,

   
And what rough beast, its hour come round at last,

   
Slouches towards Bethlehem to be born?
  
Dit gedicht werd geschreven in 1919, ‘in the aftermath of the first World War.’ In de inleiding van haar bundel schreef Didion bijna een halve eeuw later:

This book is called Slouching Toward Bethlehem because for several years now certain lines from the Yeats poem... have reverberated in my inner ear as if they were surgically implanted there. The widening gyre, the falcon which does not hear the falconer, the gaze blank and pitiless as the sun; those have been my points of reference, the only images against which much of what I was seeing and hearing and thinking seemed to make any pattern. ‘Slouching Towards Bethlehem’ is also the title of one piece in the book, and that piece, which derived from some time spent in the Haight-Ashbury district of San Francisco, was for me both the most imperative of all these pieces to write and the only one that made me despondent after it was printed. It was the first time I had dealt directly and flatly with the evidence of atomization, the proof that things fall apart: I went to San Francisco because I had not been able to work in some months, had been paralyzed by the conviction that writing was an irrelevant act, that the world as I had understood it no longer existed. If I was to work again at all, it would be necessary for me to come to terms with disorder. That was why the piece was important to me. And after it was printed I saw that, however directly and flatly I thought I had said it, I had failed to get through to many of the people who read and even liked the piece, failed to suggest that I was talking about something more general than a handful of children wearing mandalas on their foreheads… it seemed to me then (perhaps because the piece was important to me) that I had never gotten a feedback so universally beside the point.


Didion schreef meer dan vier decennia geleden over de leegte en het daarmee verbonden uiteenvallen van de Amerikaanse samenleving, in een tijd dus waarin volgens Geert Mak de VS ‘nog decennia van grote voorspoed’ zou meemaken. Maar zoals de intelligentsia in elk groot imperium is ook de Amerikaanse intelligentsia in staat de eigen cultuur haarscherp en genadeloos te analyseren. Niet het corrumperende mainstream verlangen naar hoop speelt daarbij een vitale rol, maar juist het tegenovergestelde ervan, het diepe besef dat ‘We are tragedy,’  zoals Eugene O’Neil  schreef, de bekendste Amerikaanse toneelschrijver die in zijn toneelstuk The Iceman Cometh één van zijn protagonisten elke hoop laat vernietigen ‘because he judges it to be more pernicious than despair.’ De hoop van de mainstream werkt altijd en overal vernietigend omdat de geidealiseerde voorstelling van de werkelijkheid een symptoom is van autisme, het onvermogen zich aan de realiteit aan te passsen. Amerikaanse kunstenaars begonnen dan ook al in een vroeg stadium van de massacultuur  te rebelleren tegen de ‘business civilization’ en de ‘moral life of the middle class.’ In 1964 schreef de Amerikaanse literair criticus Lionel Trilling, ‘in 1939 the first tenured Jewish professor in the English department’ van Columbia University,  over de wijze waarop O’Neill ‘dramatized the actual struggle between Poet and Business Man’ en hoe ‘the lust for gain’ telkens weer destructief uitwerkt. ‘To O’Neill the acquisitive man, kindly and insensitive, practical and immature, became a danger to life and one that he never left off attacking.’ De bourgeoisie is zich daar diep van bewust, en haar absurde levenshouding blijkt ook uit het feit dat ‘An increasingly respectable audience awarded O’Neill no less than three Pulitzer prices, the medal of the American Academy of Arts and Sciences and a Yale Doctorate of Letters,’  zonder ooit de consequenties te trekken uit O’Neill’s visie op de vervreemde Amerikaanse maatschappij, waarbij – in de woorden van Trilling – ‘The modern life of false ideals crushes the affirmative and creative nature of man…’ En de reden was simpel, het driftleven in het kapitalisme schuift rationaliteit en moraliteit opzij. Dat element komt terug in het werk van de Amerikaanse auteur Cormac McCarthy. In zijn roman Meridiaan van Bloed  dat handelt over de logica van het Amerikaans geweld in de wereld, zegt een protagonist:

De moraal is een uitvinding van de mens om de sterken het recht van de sterkste te ontnemen. De moraal wordt voortdurend door de geschiedenis gelogenstraft. Een moreel standpunt valt op geen enkele manier te bewijzen of te weerleggen. Als iemand sterft in een duel zegt dat niets over de juistheid van zijn inzichten. Het feit dat hij duelleert bewijst al dat hij een nieuw, breder inzicht is toegedaan. De bereidheid van de duellisten om andere argumenten als niet ter zake terzijde te schuiven en zich direct op het oordeel van de geschiedenis te beroepen geeft duidelijk aan hoe onbelangrijk standpunten zijn en hoe belangrijk de verschillen ertussen. Want het meningsverschil is op zichzelf futiel maar niet de verschillende willen die erin tot uiting komen. De ijdelheid van de mens kent waarschijnlijk geen grenzen, maar zijn kennis blijft onvolmaakt en hoe hoog hij zijn oordelen ook schat, toch moet hij ze uiteindelijk laten toetsen door een hoger hof. Daar gelden geen bijzondere dispensaties. Daar worden overwegingen van gelijkheid en rechtschapenheid en moreel gelijk van nul en generlei waarde bevonden en de standpunten van partijen geminacht. Als het gaat om leven en dood, om wat er zal zijn en wat niet, speelt het recht geen enkele rol. Aan keuzes op dit niveau zijn die op alle lagere niveaus, de moraal, de religie, de natuur, ondergeschikt.

Een betere beschrijving van de eeuwenlange westerse expansionisme is ondenkbaar. Geweld is daarbij een ritueel, en ‘Een ritueel houdt het vergieten van bloed in,’ zo vertelt Cormac McCarthy zijn lezers, en

Rituelen die in dit opzicht tekortschieten zijn niet meer dan schijnrituelen. Iedereen beseft onmiddellijk wat eraan schort. Geen twijfel mogelijk… We spreken niet in raadselen. Juist jou moet dat gevoel niet onbekend zijn, die leegheid en die radeloosheid. Die zijn het toch waartegen wij de wapens opnemen, of niet? Is niet het bloed het ingredient in de mortel dat bindt? […] Kijk, die man daar. Die man zonder hoed. Je weet hoe hij over de wereld denkt. Je kunt het zien aan zijn gezicht, aan de manier waarop hij staat. Toch verbergt zijn klacht, dat het leven geen lolletje is, wat hem werkelijk dwarszit, en dat is dat de mensen niet doen wat hij wil. Ze hebben het nooit gedaan en ze zullen het nooit doen. Dat is zijn probleem en dat maakt zijn leven zo moeilijk en zo anders dan het volgens hem had moeten zijn,

aldus Cormac McCarthy’s Meridiaan van Bloed. Geweld is de hoeksteen van zowel de Amerikaanse binnenlandse werkelijkheid als de Amerikaanse buitenlandse politiek. Alleen met geweld kan het parasitaire systeem zo lang mogelijk in stand worden gehouden. Geweld versus cooexistentie, parasitair versus mutualistisch, waarbij twee ongelijksoortige organismen op of in elkaar leven tot wederzijds voordeel. Nogmaals Wallace Stegner in The American West as Living Space:

Adaptation is het covenant that all successful organisms sign with the dry country. Mary Austin, writing of the Owens Valley in the rain shadow of the Sierra, remarked that ‘the manner of the country makes the usage of life there, and the land will not be lived in except in its own fashion. The Shoshones live like their trees, with great spaces between…’
She might have added, though I don’t remember that she did, how often Shoshonean place names contain the syllable –pah: Tonopah, Ivanpah, Pahrump, Paria. In the Shosonean language, -pah means water, or water hole. The Pah-Utes are the Water Utes, taking their name from their rarest and most precious resource. They live mainly in Utah and Nevade, the two driest states in the Union, and in those regions water is safety, home, life, place. All around those precious watered places, forbidding and unlivable, is only space, what one must travel through between places of safety.

Maar aangezien het verschijnsel schaarste geen plaats kent in het systeem van mateloosheid werd, en wordt nog steeds, roofbouw gepleegd. En omdat de mateloosheid een dogma is, waren er zelfs dwazen die dachten dat ze de natuur daaraan konden aanpassen. Zo verzon de negentiende eeuwse Amerikaanse journalist en speculant in grond, Charles Dana Wilber, een hele doctrine gebaseerd op de bewering dat de Rain follows the plow.’   Het is nu een in diskrediet geraakte

theory of climatology that was popular throughout the American West and Australia during the late 19th century. The phrase was employed as a summation of the theory by Charles Dana Wilber:

God speed the plow.... By this wonderful provision, which is only man's mastery over nature, the clouds are dispensing copious rains ... [the plow] is the instrument which separates civilization from savagery; and converts a desert into a farm or garden.... To be more concise, Rain follows the plow.
The basic premise of the theory was that human habitation and agriculture through homesteading effected a permanent change in the climate of arid and semi-arid regions, making these regions more humid. The theory was widely promoted in the 1870s as a justification for the settlement of the Great Plains, a region previously known as the ‘Great American Desert’.

Op grond van ondermeer deze propaganda werden honderduizenden in het Oosten van de VS overtollig geworden emigranten westwaards gedreven. Maar toen de omgeving al snel was leeg geplunderd en de regen maar niet kwam, trok men door, de bergen over. De grond was te schraal en het bleef er te droog. Nog steeds neemt de waterschaarste in rap tempo toe in het gebied van de Great Basin dat een relatief klein oppervlakte van Oost Californie, heel Nevada en ongeveer de helft van Utah beslaat. Wallace Stegner:

what makes that western space and distance? The same condition that enforces mobility on all adapted creatures, and tolerates only small or temporary concentrations of human or other life.
Aridity.
And what do you do about aridity, if you are a nation inured to plenty and impatient of restriction and led westward by pillars of fire and cloud? You may deny it for a while. Then you must either adapt to it or try to engineer it out of existence.

Ook dat laatste nu blijkt onmogelijk. Wat niet is, is er niet. Zo simpel. De mensen trekken weg, of passen zich aan, en degenen die dat weigeren te doen reizen het land af op zoek naar de laatste ondergrondse bronnen. En ook hier geldt dat de sterkste wint, zoals ik in augustus 2010 merkte in Baker, Nevada, een gehucht van 68 inwoners  dat een kilometer of acht verwijderd is van de  oostelijke ingang van de Great Basin National Park en zijn millennia-oude bristlecone pines. Baker ligt in de droge Snake Valley, aan de voet en in de luwte van het Sierra Nevada gebergte met zijn meer dan 4000 meter hoge bergtoppen die grote hoeveelheden verdampt water uit de Stille Oceaan opvangen. Elk voorjaar daalt het smeltende sneeuwwater af naar de vallei waar het in een grote aquifer terecht komt en door locale boeren wordt gebruikt. Het is oase, stil en ongerept, maar het water wordt nu opgeeist door de almaar uitdijende woestijnstad Las Vegas. Dankzij de bronnen konden het wild en de mens in deze geisoleerde vallei al 12.000  leven. Eerst de rontrekkende Paleo-Indianen, de allereerste bewoners van het continent, die door de jacht op mastodonten en wolven wisten te overleven, daarna de pre-Columbiaanse landbouwers behorend tot de Fremont Cultuur die in de dertiende eeuw nabij Baker een een tamelijk complex gestructureerd dorp van adobe-huizen optrokken en het land irrigeerden om er mais en bonen te kunnen verbouwen, zo bleek uit archeologische onderzoek in de jaren negentig van de vorige eeuw. Vervolgens trokken hier nomadische Shoshone indianen rond tot ze door epidemien en de genocidale oorlogsvoering van de binnendringende Europese emigranten bijna uitgeroeid waren. De Snake vallei is altijd een doorgangsroute geweest, de blanke

trappers and hunters crossed it searching for riches, followed by explorers, Mormon missionaries, and miners. Some of the people who came to Snake Valley stayed awhile, and some stayed long enough that they had children and their descendants still live in Snake Valley today.

Communities began to spring up to support the local miners, with orchards and vegetable fields planted. Some people brought livestock and began planting alfalfa and grains to support the sheep and cattle during the winter months. Communities developed, and eventually modern ways made it to Snake Valley: paved roads, electricity, phone service. The timeline below lists important events in Snake Valley history.    http://protectsnakevalley.com/history.html



Baker bestaat sinds 1873 uit een handjevol mensen dat direct of indirect afhankelijk is van veeteelt. Ik sprak er met Dean Baker, een oude rancher wiens familie van oudsher bijna alle waterrechten in deze omgeving bezit. Maar sinds enige tijd wordt hun voortbestaan bedreigd door Las Vegas die de waterrechten wil opkopen om het gokken in de woestijnstad nog meer uit te kunnen breiden. Baker vertelt me hoe ambtenaren uit die stad hierheen vlogen en op zijn kleine vliegveld landen. Met koffers in de hand stapten ze bij hem binnen, de papieren waren al klaar, de oude Baker hoefde alleen nog  te tekenen, maar hij weigerde zijn handtekening te zetten. Sindsdien zet Las Vegas hem en zijn gezin onder steeds zwaardere druk. Niet alleen heeft de Las Vegas-mafia de ambtenaren in hun zak, maar ook de politici die de wet kunnen veranderen en de waterbronnen kunnen confisqueren. ‘Tegen de macht van het geld kunnen kan niemand op,’ zei Baker. Ik vroeg hem waarom hij dan niet niet tekent.

Las Vegas wil jaarlijks tot 169 millioen liter water uit deze vallei gaan weg pompen. We hebben elders in Utah en Californie kunnen zien wat er gebeurt zodra de mens op grote schaal water oppompt uit de ondergrondse waterreservoirs. De grondwaterspiegel verandert ingrijpend, het gebied droogt uit, en al het leven, niet alleen dat van de mens en het dier, maar ook de planten wordt daardoor vernietigd. We hebben het in de Owens Vallei in California kunnen zien, waar al het water naar Los Angeles werd getransporteerd waardoor de bronnen opdroogden en de vergetatie die van het grondwater afhankelijk was stierf. 

De indianen hadden gelijk, alles is met elkaar verbonden, als je op één plaats het evenwicht verstoord dan verstoor je het geheel. Bovendien ben ik verantwoordelijk voor de mensen die hier wonen, en die financieel afhankelijk van me zijn. Tenslotte is dit ons land, wij zijn hier geworteld. Voor veel Amerikanen heeft een eigen plaats weinig of geen betekenis, maar ik hou van dit gebied, ik hou van de grond en de planten en de wilde dieren. Waarom zou ik dit opgeven? Dit alles erven mijn kinderen, ook mijn zoons zijn veetelers. Het zit ons in het bloed. 

Vroeger ging ik met mijn vader jagen in de bergen, maar toen kwam de staat en maakte er een nationaal park van waardoor wij niet meer in onze bergen konden jagen. Maar wie is de staat? De staat is paradoxaal genoeg steeds zichbaarder en tegelijkertijd steeds onzichtbaarder geworden. Je ziet de staat overal, maar niemand weet wie aan de touwtjes trekt. De staat heeft zich nooit over ons bekommerd, is niet geinteresseerd in gewone mensen, de staat dient het geld en zal dus Las Vegas steunen waar het geld nog meer geld wil maken. Las Vegas ligt ongeveer 450 kilometer hiervandaan, maar geld spreidt zijn tentakels overal naar uit. Overal elders zuigt het leven weg, Las Vegas parasiteert op de wijde omgeving. Maar geld kun je niet eten, je kunt er hooguit een nog grotere limousine voor kopen. Ondertussen is de staat niet zuinig met wat natuur de mens heeft gegeven. Het water zullen ze in no time verkwanselen en dit gebied zal sterven. De staat heeft geen respect voor alles dat is. U vroeg mij  net waarom op ons land oude roestende voertuigen en werktuigen staan. Kijk, voor de meeste is dit niet meer dan schroot, maar voor ons zijn ze herinneringen. Ik weet nog precies wanneer ik iets nieuws kocht en wat een werktuig allemaal voor ons gedaan heeft. Wat het betekende in ons leven. Het is een bezield aandenken, een verwijzing naar een deel van ons bestaan. Bovendien kan het nog nuttig blijken te zijn, onderdelen kun je altijd weer gebruiken. Met het water is het precies zo. Het heeft ons bijna 140 jaar lang in leven gehouden, het is ons leven. Je kunt toch niet je eigen leven verkopen?

Toen ik Dean Baker vroeg hoe lang hij zich tegen Las Vegas zou kunnen blijven verzetten, antwoordde hij: ‘Ik blijf vechten voor dit stuk land en de mensen hier. Dat is het enige wat zeker is. En de rest…’ Hij zweeg en bestelde een koffie in het kleine Silver Jack Inn & LectroLux Cafe, het locale trefpunt waar de temperatuur inmiddels tot 36 graden Celsius was opgelopen. Tenslotte vertelde Baker me dat ze uit onverwachte hoek steun hadden gekregen, de leiding en de rangers van het nabijgelegen Great Basin National Park verzetten zich nu ook tegen de geplande waterroof van Las Vegas. ‘Juist de mensen van natuurbehoud weten hoe desastreus de gevolgen in de wijde omtrek zullen zijn als ze hier miljoenen liters water beginnen weg te pompen.’ Wanneer Dean Baker vertrokken is bekijk ik enkele landschapsfoto’s, gemaakt door Terry Marasco, de eigenaar van het café, iemand die in 2004 in Baker neerstreek. Bij één van de foto’s staat de titel van een van de beroemdste gedichten in de VS ‘The Gift Outright’ van Robert Frost dat de maker ervan declameerde tijdens de inauguratie in 1961 van president Kennedy.

The land was ours before we were the lands.
She was our land more than a hundred years
Before we were her people.
She was ours In Massachusetts, in Virginia,
But we were Englands, still colonials,
Possessing what we still were unpossessed by,
Possessed by what we now no more possessed.
Something we were withholding made us weak
Until we found out that it was ourselves
We were withholding from our land of living,
And forthwith found salvation in surrender.
Such as we were we gave ourselves outright
To the land vaguely realizing westward,
But still unstoried, artless, unenhanced,
Such as she was, such as she would become.
Robert Frost.

Hoewel de meeste Amerikanen in dit gedicht een patriottische lofzang lezen, kan het ook geheel anders worden opgevat, namelijk: de Amerikanen eigenden zich een reusachtig land toe, maar hebben zich nooit aan het land overgegeven, zijn nooit geworteld, zodat het nog steeds ‘unstoried, artless, unenhanced’ is gebleven en de bewoners daarom niets anders kunnen dan blijven rondzwerven.

Wounded Knee.