donderdag 23 mei 2013

Geert Mak en de Kroning van 2013 (23)



Ik heb in het hart van de schepping een leemte ontdekt, waar God, als Hij bestaat, mooi in zou passen. Maar helaas is het niet zo dat het geloof begint waar het verstand ophoudt… Dat is het gruwelijke dilemma… Het is het dilemma van de verloren onschuld.
Frans Kellendonk. De Revisor. 1991

God who should oversee the world but who has become a deus absconditus, or who no longer cares to turn his eyes on man in the wasteland he has made, or who may simply be dead, having left behind what man hath made – an advertisement.
Tony Tanner. The story of the moon that never rose: F. Scott Fitzgerald’s The Great Gatsby. 1990

Hoe God verdween uit Jorwerd is de biografie van een dorp tijdens de stille revolutie tussen 1945 en 1995. Het is het verhaal van de boeren en het geld, van de kleine winkeliers en de oprukkende stad, van de kerktoren die instortte en de import die niet meer groette.
Geert Mak. Hoe God verdween uit Jorwerd. 1996

Wat doet de mens als het wereldbeeld waarmee hij opgroeide plotseling ineenstort? Hij kan het ‘dilemma’ onder ogen zien, zoals Kellendonk en Scott Fitzgerald deden, beiden met een katholieke achtergrond, of men kan zoals de gereformeerd opgevoede Mak onmiddellijk zijn heil ergens zoeken, in dit geval in het materialisme van het ‘het geld, van de kleine winkeliers en de oprukkende stad.’ Het boek Hoe God verdween  uit Jorwerd, waarmee hij als auteur doorbrak, is tevens ‘de biografie’ van Geert Mak zelf en van zijn publiek, van provincialen die hun goddelijke, eeuwige zekerheden zagen verdwijnen om plaats te maken voor de kortstondige materialistische zekerheden en ‘the wasteland’ van de moderniteit. Het succes van dit boek is dat ‘het dilemma van de verloren onschuld,’ even naar de achtergrond week, alsof God terug was, alsof de pastorale rust en eenvoud was weergekeerd. Of, zoals Mak het zelf omschrijft in zijn boek over ‘een Nederlands dorp in de twintigste eeuw’:

In veel opzichten waren de verschillen tussen Jorwerd en Amsterdam (...) aanzienlijk groter dan tussen Jorwerd en een willekeurig dorp in Engeland en Duitsland.   


Die krachtmeting tussen de provincie en de stad, tussen het conventionele en het moderne, het geloof in God en het geloof in de Vooruitgang, is de geschiedenis van de poldercultuur in Nederland. Maar er is meer te vertellen over die strijd, zoals de Duitse auteur Joachim Fest zo schitterend beschreef in Tegenlicht. Een Italiaanse reis (1988):

De profetische vervloekingen van de stad zijn niet in de laatste plaats ingegeven door de bekrompenheid van een inferieure dorpscultuur. Er is namelijk geen scherpere tegenstelling denkbaar dan tussen het platteland met zijn archaïsche zelfvoldaanheid, en de stad, die het verstrooide samenvoegde, blootstelde aan de druk achter knellende muren en daardoor leidde tot een onvoorstelbare verruiming van de menselijke krachten en mogelijkheden. De stad is niets anders dan begin en doorgeefster van alle hogere beschaving... De stad als zetel van onrust, overmoed en misdaad, en ook van luxe en slechtheid, haar tegennatuurlijke neiging tot taal- en rasvermenging: dat alles behoort sinds de vroegste tijden tot de grondslag van voortdurend aangepaste vervloekingsfantasieën... 'de grote hoer Babylon, die zit aan vele wateren en in vele bedden slaapt...’ Van haar typische dubbele gezicht, dat altijd vrijheid èn reglementatie betekende, gemeenschapvormende èn isolerende energieën, grootsheid èn verdorvenheid, mocht alleen nog de ideale kant benadrukt worden... En wanneer sommige geleerden de post-antieke stad hebben herleid tot de stichting van kloosters, dan hebben die steden zichzelf, als gemeenschap van de gelovigen, iets als een leefregel gegeven, die na verloop van tijd verwereldlijkt is tot burgerlijk ethos.

Tegelijkertijd blijven, zoals in elk evolutionair proces, resten van het gedateerde voortbestaan, namelijk:

de verlamming van intelligentie en wil door eeuwenlange onderdrukking. En als gevolg daarvan een levensgevoel dat betoverd is tot het archaïsche, en dat de stap naar het heden weigert, zowel uit tegenzin als uit onbekwaamheid.

Op die manier, aldus Fest:

[verliest] het maatschappelijk lichaam onmerkbaar zijn toekomst. Dan is de tijd gekomen voor genot en algemene consumptie. Het vrijwel altijd schitterende en meeslepende einde van een staatsconstructie wordt gevierd met een feestelijk vuurwerk, waarbij alles wordt verbrand wat men tot die tijd niet durfde te verspillen. De staatsgeheimen, de particuliere schaamtegevoelens, de onderdrukte gedachten, de lange tijd verjaagde dromen, de totale overmatig geprikkelde en opgewekt vertwijfelde bestaansgrondslag, alles wordt naar buiten gekeerd en in het openbare bewustzijn geworpen.

Voor de eerste maal zijn wij getuige van een decadentieproces dat niet begeleid wordt oor verfijningen, dat grootsheid noch stijl afleidt uit het bewustzijn van de eigen vergankelijkheid, en waarbij de instellingen samen met de goede smaak in verval raken. Geen feestelijk vuurwerk in elk geval, geen apotheose, maar een dood zonder verheerlijking. Dat blijkt op allerlei punten, uit het brutalisme van de architectuur en van de kunsten in het algemeen, uit het steeds primitiever worden van de taal en de expressie, en ook uit de ordinaire vreugde in alles wat massaal is. Bij het beeld van cultureel late tijdperken, van het hellenisme tot in het begin van deze eeuw, hoort de cultus van het individuele en wat daar voor doorgaat: scepsis en ironie, het gevoel voor maskerade, spel met ideeën en citaten, en de algemene transformatie van al het reële tot literatuur. In plaats daarvan overheersen nu de overtuigingen. In het koor van als oerkreet uitgestoten opvattingen, waarvan de straten weergalmen, verdrinkt elke mogelijkheid tot intelligente omgang met de tegenstellingen, het geluk van de radeloosheid, zonder dat het gehoord wordt. En een alternatieve cultuur, die alles loochent wat bij het begrip cultuur hoort, namelijk het streven naar vorm in alle opzichten, vindt ontelbare aanhangers. Men kan jammeren over dergelijke verschijnselen. Opvallend is hierin dat de geschiedenis dergelijke regressieprocessen steeds verbindt met de beelden van geestelijke ondermijning of van geweld dat van buiten komt, terwijl de verwoesters in dit geval uit de coulissen van de verouderde cultuur zelf te voorschijn komen: een avant-garde van de verveling, vol verachting voor het traditionele en open voor elke afbrekende neiging; zonder ware kracht echter, ondanks alle voorkeur voor het vulgaire en haveloze.

Deze fase breekt aan wanneer de oorspronkelijke impuls die een cultuur  haar vaart gaf is uitgewerkt. In een poging het verval te verhullen wordt dan een beroep gedaan op het barokke, op de krachteloze herhaling van zetten, het optuigen van de façade met toeters en bellen. Het belang van de opiniemakers neemt toe, omdat zij het verval zo lang mogelijk moeten ontkennen door beweringen als dat er vandaag de dag ‘een soort evenwicht gevonden’ is ‘met het erfgoed van de jaren zestig,’ waarmee Mak suggereert dat de vernieuwingsdrang van de jaren zestig te ver was doorgeschoten en dat er in onze neoliberale tijd eindelijk een ‘evenwicht’ is gevonden na al dat radicale gedoe van weleer. En zo kan de werkelijke tijdgeest achter de coulissen worden weg gemoffeld. Er zit voor de mainstream niets ander op dan de werkelijkheid te ontkennen. Om de realiteit te kunnen accepteren dient men de grootsheid te bezitten van een dichter als de Alexandrijnse Griek Konstantinos Petrou Kavafis:

Wachtende Op De Barbaren.

-waar wachten wij op, verzameld op het marktplein?
De barbaren zullen vandaag moeten komen.
-Waarom heerst er zo'n ledigheid in de senaat?

Wat zitten daar de senatoren en geven geen wetten?
Omdat de barbaren vandaag zullen komen.

Wat voor wetten zullen de senatoren nog maken?

De barbaren zullen, als ze er zijn, de wetten geven.
-Waarom is onze keizer zo vroeg verrezen,

en waarom zit hij bij de grootste poort van de stad
op zijn troon, officieel, met de kroon op zijn hoofd?
Omdat de barbaren vandaag zullen komen.

En de keizer wacht af om hun leider
te ontvangen. 
Zelfs heeft hij een perkament
laten maken om hem te geven. 
Daarop 
schreef hij voor hem veel titels en grote namen.
-Waarom verschenen vandaag onze beide consuls
en de praetoren in hun rode, hun geborduurde toga's:

waarom deden ze braceletten aan met zoveel amethisten,

en ringen met prachtige glanzende smaragden:

waarom namen ze vandaag die kostbare staven ter hand
bezet met goud en zilver, uitzonderlijk geciseleerd?
Omdat de barbaren vandaag zullen komen,
en dergelijke dingen verblinden de barbaren.
-Waarom komen ook niet, zoals altijd, de waardige oratoren
om hun redes te laten horen, om het hunne te zeggen?
Omdat de barbaren vandaag zullen komen,
en die houden niet van welsprekendheid en mooie redes.
-Waarom begint nu ineens die onrust
en die verwarring. (Wat werden de gezichten ernstig).
 
Waarom lopen nu snel de straten en de pleinen leeg,
en gaan allen naar huis terug, diep in gedachten?
Omdat het avond werd en de barbaren niet gekomen zijn.

En er kwamen mensen aan uit het grensgebied.
 
Die zeiden dat er geen barbaren meer zijn.
En wat moeten wij nu zonder barbaren.
 
Die mensen waren tenminste een uitweg.


En aldus leven we verveeld in een cultuur van permanent geweld tegen de machtelozen, onder de vlag van de NAVO, onder aanvoering van Washington en zijn militair industrieel complex, terwijl onze opiniemakers laten weten dat de VS

decennialang als ordebewaker en politieagent – om maar te zwijgen van alle hulp die het uitdeelde… En nog steeds zijn de Verenigde Staten het anker van het hele Atlantische deel van de wereld in de ruimste zin van het woord. Het is nog altijd de ‘standaardmacht’

om zich vervolgens angstig af te vragen: ‘zal het zo blijven?’ En een ieder die wezenlijke kritiek verwoordt op het imperium waarvoor Mak volgens eigen zeggen ‘altijd al’ een ‘geheime liefde’ had, wordt door hem afgedaan als een ‘doemdenker,’ die, zoals Nobelprijswinnaar John Steinbeck, behept is met een ‘grillige humeur waarmee hij in Travels zijn eigen land behandelde,’ niet meer dan een loser die ‘tijdens zijn reis met Charley voor het eerst ongenadig [werd] geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten.’ 

Mak is niet in staat de grootsheid van een schrijver als Steinbeck in te schatten. Zelfs de Nobelprijs aan Steinbeck wordt door hem verdacht gemaakt. ‘Hij dacht dat hij hem niet verdiende, maar hij vond het wel fantastisch.’ Een klein mens kan niet meer zien dan hij weet, en zo blijft het voor hem altijd onmogelijk om de grootsheid van een ander te kunnen zien. Het is voor hem noodzakelijk om de ander naar zijn eigen niveau naar beneden te trekken zodat hij op die manier zichzelf een identiteit en status kan geven. Dit gaat zeker op voor iemand wiens existentiele onzekerheid voorkomt dat hij de leegte aankan die achterbleef toen God uit zijn wereld verdween. Kritiek kan niet geduld worden, aangezien de surrogaat goden, de politieke autoriteiten, de leemte moeten opvullen. Het verschrikkelijke dilemma moet koste wat kost vernietigd worden. Mak kan niet accepteren dat de mens er alleen voorstaat in de oneindigheid van tijd en ruimte, en dat de moderne bijgoden door het absolutisme van het Christendom al tweeduizend jaar geleden zijn vernietigd. En dus zal Mak tot zijn dood moeten blijven geloven dat er ‘hoop’ leeft, daar waar het niet kan bestaan. En die ‘hoop’ kan alleen vooruit worden geprojecteerd in een onkenbare toekomst, want van het verleden heeft hij afstand moeten doen toen zijn God, en die van zijn lezers, uit Jorwerd verdween. Hun dilemma is zo oud als de mensheid. Het was de elfde eeuwse Perzische wijsgeer Al Ghazali die het als volgt verwoordde:

There is no hope in returning to a traditional faith after it has once been abandoned, since the essential condition in the holder of a traditional faith is that he should not know he is a traditionalist.
  
Zo dolen Geert Mak en zijn publiek rond in hun eigen simplistische virtuele wereld tot de complexe werkelijkheid hen straks hardhandig wakker schudt. Maar zolang het nog niet zo ver is kunnen zij zichzelf blijven wijsmaken dat er ‘een evenwicht’ is ontstaan die de schijn van normaliteit eeuwig in stand zal houden. Daarover volgende keer.


Het is beter voor Nederland en de internationale gemeenschap dat Obama de verkiezingen wint.
Geert Mak. EO Radio. 6 november 2012


Geen opmerkingen:

De Holocaust Is Geen Rechtvaardiging meer Voor Joodse Nazi's

Eitan Bronstein, bezig de geschiedenis van straten, wijken en steden terug te geven aan Palestijnen en daarmee aan de Joden in Israël. . Zev...