donderdag 26 februari 2009

H.J.A. Hofland 2


Degene die inlogt op de NRC ziet als eerste deze advertentie:

'Ervaar de Citroën C5 met Snow Motion
De CITROËN C5* is uitgerust met Snow Motion, een absolute wereldprimeur op het gebied van verkeersveiligheid. Dankzij de Snow Motion heeft de CITROËN C5 uitstekend grip op de weg bij het wegrijden en accelereren onder alle omstandigheden, zelfs op een nat, besneeuwd of beijzeld wegdek.
De techniek achter Snow Motion

Snow Motion maakt gebruik van ASR (Anti-Slipregeling) en voegt daar een extra dimensie aan toe. Een computer analyseert de conditie van de weg (zoals de helling en de gladheid van het wegdek) en berekent op basis daarvan uitermate nauwkeurig de benodigde grip. De aandrijving wordt vervolgens zeer precies over het linker- en rechtervoorwiel verdeeld.
De CITROËN C5 met Snow Motion levert op sneeuw en ijs een weggedrag dat het gedrag van een four-wheel drive benadert.
Maak kans op een weekend in de sneeuw met de CITROËN C5

De CITROËN C5 met Snow Motion kunt u het beste zelf ervaren. Nu is een proefrit in de CITROËN C5 altijd al genieten, maar tijdelijk ook extra aantrekkelijk. Iedere 50e proefritaanvraag wordt namelijk beloond met een weekend in de sneeuw met de CITROËN C5 met Snow Motion. Maak daarom direct een afspraak voor een proefrit!
* Snow Motion is standaard op alle CITROËN C5 uitvoeringen, behalve de 2.0i automaat.
Bekijk de actievoorwaarden'

Waarom 'opent' de zich als 'kwaliteitskrant' afficherende NRC met een advertentie? Het antwoord is eenvoudigweg deze: de krant wordt voor het grootste deel gefinancierd door advertenties, de commerciele massamedia zijn niet voor niets commercieel. Zonder die commercie zou de krant niet kunnen bestaan. Vandaar dat ook de slijpsteen voor de geest zich nooit tegen het kapitalisme verzet. Integendeel zelfs! De context van waaruit de NRC bericht is neoliberaal. De redactie ziet het kapitalisme als de absolute voorwaarde voor wat de krant bejubelt als Lux et Libertas, licht en vrijheid. De versie van de werkelijkheid die de NRC-journalisten geven is de officiele door het kapitalisme gesanctioneerde versie. Fundamentele kritiek op deze ideologie zal nooit de context zijn van waaruit de NRC-journalisten berichten. Ze kijken wel uit, ze weten binnen welke grenzen ze moeten blijven. Ik heb daar op deze weblog talloze voorbeelden van gegeven, zowel wat betreft de Midden-Oosten verslaggeving als de financiele berichtgeving.

Henk Hofland schrijft nu dit over Trouw, Volkskrant en NRC Handelsdblad:

'De redacties zijn onafhankelijk, in alle opzichten. Ze bestaan uit journalisten die hun baan te danken hebben aan hun ervaring, vakmanschap,schrijftalent, kennis van zaken. Ze doen onbevooroordeeld verslag van de actualiteit, ze voegen er hun analyse en opinie aan toe, ongeacht wat de directie,de aandeelhouders, de regering,de politiek, de zwijgende meerderheid daarvan mogen vinden.'

De stelligheid van deze bewering is gebaseerd op een mythe, namelijk dat journalisten van de commerciele massamedia 'onafhankelijk' zijn en ook nog eens 'in alle opzichten'. Als dit waar zou zijn dan had een groot schrijver als Milan Kundera nooit het volgende kunnen constateren: 'het is niet zo belangrijk dat in de verschillende organen van de media de verschillende politieke belangen tot uiting komen. Achter het uiterlijke verschil heerst een en dezelfde geest. Je hoeft de Amerikaanse en Europese opiniebladen maar door te kijken, van rechts zowel als links, van Time tot Der Spiegel: in al die bladen tref je dezelfde kijk op het leven aan, die zich in dezelfde volgorde waarin hun inhoudsopgave is opgebouwd weerspiegelt, in dezelfde rubrieken, dezelfde journalistieke aanpak, dezelfde woordkeus en stijl, in dezelfde artistieke voorkeuren en in dezelfde hierarchie van wat ze belangrijk en onbeduidend achten. De gemeenschappelijke geestesgesteldheid van de massamedia, die schuilgaat achter hun politieke verscheidenheid is de geest van de tijd.’

Met andere woorden: in tegenstelling tot wat Hofland beweert is de commerciele westerse pers geenszins 'onafhankelijk, in alle opzichten.' Journalisten weten maar al te goed binnen welke consensus ze moeten berichtgeven en wat de consequenties zijn zodra men de grenzen van de officiele versie van de werkelijkheid stelselmatig schendt.

Ik begrijp wel waarom Henk Hofland de commerciele pers in zijn column zo bejubelt. De reden is dat hij een tegenstelling wil scheppen. Aan de ene kant de volledig vrij pers en aan de andere een stelletje kapitalistische cynici voor wie alles een prijs heeft en niets een waarde, lui die geen verschil zien in wc-papier en krantenpapier. Alleen de winst geldt.

Hofland: 'Door commercieel wanbeheer gedwongen, staat PCM nu op hetpunt deze drie kranten te verkopen. Aan wie? Dat is niet duidelijk... Wat zouden de toekomstige eigenaren met hun verworvenheden gaan doen? Dat weten zij misschien, maar verder niemand. Dit betekent dat het onafhankelijk instituutvan deze dagbladen aan het particuliere, ongecontroleerde inzichtvan de nieuwe eigenaar is overgeleverd.'

Maar dit is een valse voorstelling van zaken, want de redactie is uiteindelijk altijd 'overgeleverd' geweest aan de 'eigenaar'. Dat is nu eenmaal onlosmakelijk verbonden aan het eigendomsrecht in het kapitalisme. De eigenaar heeft daarin altijd de absolute macht. Dat is niet iets nieuws zoals Hofland suggereert. Het enige nieuwe is dat het door de NRC gepropageerde neoliberale systeem nu ook het eigen redactielokaal binnendringt. Ook de NRC is een speculatie-object geworden, net als alle andere eigendommen in het neoliberalisme. Niets nieuws onder de zon. Henk Hofland is kennelijk vergeten wat onze grote voorouders al lang hadden geconstateerd. Zo schreef in 1933, het jaar dat Hitler democratisch aan de macht kwam, de gezaghebbende Amerikaanse hoogleraar Harold Lasswell in de Encyclopedia of the Social Sciences dat aangezien de 'masses are still captive to ignorance and superstition' de komst van de democratie 'compelled the development of a whole new technique of control, largely through propaganda.' Want, zo stelt Lasswell, propaganda is 'the one means of mass mobilisation which is cheaper than violence, bribery or other possible control techniques.' En om een hoog technologische massamaatschappij zo efficient mogelijk te laten draaien is propaganda de goedkoopste en veiligste manier voor de elite om de massa gehoorzaam te houden. Let wel, Lasswell was geen marginale figuur met wat maffe standpunten. Hij werd en wordt nog steeds alom bewonderd. Dit is wat de Nederlandse versie van Wikipedia over hem meldt:
'Lasswell was één van de meest creatieve en invloedrijke wetenschappers van zijn tijd.Door gebruik te maken van een scala van psychologische en sociologische methoden in een discipline die tot dan toe alleen gebruik maakte van historische, juridische en filosofische methoden werd Harold Lasswell de grondlegger van de hedendaagse politieke wetenschap en met name de politieke psychologie. Ook op het gebied van de communicatiewetenschappen heeft hij met zijn communicatiemodel een grote invloed gehad. Op het gebied van beleidsstudies was het Harold Lasswell die de richting aangaf met de omschrijving waaraan deze (toen) nieuwe discipline moest voldoen (multi-disciplinair, probleem oplossend, expliciet normatief).' Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Harold_Lasswell
Als een van de belangrijkste adviseurs van de politieke en economische elite verklaarde Lasswell dat propaganda onmisbaar was in een democratie omdat 'men are often poor judges of their own interests' en dus bewerkt moeten worden om zaken te steunen die ze normaal niet zouden steunen. De commerciele massamedia spelen in dit proces een doorslaggevende rol. Ook de andere topadviseur van Amerikaanse politici en zakenmensen, Edward Bernays, waarschuwde de elite voor de gevaren van de democratie, aangezien op die manier grote groepen burgers een greep konden krijgen op hun eigen toekomst. Dit zou de macht van de elite drastisch beperken. In 1947 schreef Bernays een belangrijk artikel voor het prestigieuze Annals of the American Academy of Political and Social Sciences, getiteld 'The Engineering of Consent'. In dit artikel schreef Bernays dat 'the engineering of consent is the very essence of the democratic proces, the freedom to persuade and suggest.' Het zal duidelijk zijn dat die 'freedom' alleen in handen kan zijn van de machtigen en rijken, die de middelen hebben om die 'freedom' vorm en inhoud te geven. Voor alle duidelijkheid schreef Bernays dan ook dat de gemiddelde Amerikaan 'has only six years of schooling... [Therefore] democratic leaders must play their part in... engineering consent... Today it is impossible to overestimate the importance of engineering consent; it affects almost every aspect of our daily lives.'
Voor zijn invloedrijke wetenschappelijke bijdragen werd Bernays in 1949 geëerd door de American Psychological Association. Hoe invloedrijk de inzichten van Bernays waren werd hetzelfde jaar nog eens duidelijk gemaakt door Fortune. De redactie van dit tijdschrift stelde zonder enige ironie dat 'it is as impossible to imagine a genuine democracy without the science of persuasion [ i.e. propaganda] as it is to think of a totalitarian state without coercion. The daily tonage output of propaganda and publicity... has become an important force in American life. Nearly half of the contents of the best newspapers is derived from publicity releases; nearly all the the contents of the lesser papers... are directly or indirectly the work of PR departments.'

Wat Henk Hofland ook verzwijgt is het volgende: al in de jaren twintig van de vorige eeuw schreef de befaamde Amerikaanse columnist Walter Lippmann dat journalisten als ‘gespecialiseerde klasse’ de taak hebben om de ‘gemeenschappelijke belangen… die voor het overgrote deel de publieke opinie ontgaan’ zo te presenteren dat ze door de massa aanvaard werden, waarbij natuurlijk de ‘gemeenschappelijke belangen’ vooral de rijken dienden. Met andere woorden: de media moesten de visie van de machtigen propageren. De toonaangevende Lippmann, een fervent adept van de imperialistische presidenten Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson, was uiterst sceptisch over de mogelijkheid van een ware democratie in een complexe moderne samenleving. Het gewone volk kon zijn eigen belangen niet zomaar gaan formuleren, want dan zou het een chaos worden. ‘Het publiek moet zijn plaats weten,’ zodat ‘verantwoordelijke mensen… niet gestoord door het gestamp en het gebrul van een verbijsterde kudde’ hun beleid kunnen bepalen. De enige ‘functie’ in een democratische samenleving van ‘onwetende en bemoeizuchtige buitenstaanders’ was die van ‘geïnteresseerde toeschouwers.’ Lees verder: http://stanvanhoucke.blogspot.com/2008/10/de-commerciele-massamedia-143.html

Met andere woorden: de media moesten de visie van de machtigen propageren. De toonaangevende Lippmann, een fervent adept van de imperialistische presidenten Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson, was uiterst sceptisch over de mogelijkheid van een ware democratie in een complexe moderne samenleving. Het gewone volk kon zijn eigen belangen niet zomaar gaan formuleren, want dan zou het een chaos worden. Het publiek mocht tijdens verkiezingen hun stem geven aan - door coöptatie gekozen – beleidsbepalers en verder niets. Om dit proces mogelijk te maken moest de pers worden gebruikt. Zij was verantwoordelijk voor ‘het fabriceren van consensus… een zelfbewuste vaardigheid en standaard instrument van een regeringen die namens het volk besturen.’ Keer op keer onderstreepte Lippmann het belang dat journalisten de juiste ‘reflexen’ ontwikkelden en voldoende ‘geconditioneerd’ zouden worden waardoor ‘de aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd’ kon worden ‘door de politieke machten.’ Hij besefte de propagandistische waarde van een gecontroleerde pers, die er diep van doordrongen is dat ze ‘moet… kiezen.’ Als lid van Wilson’s Commissie voor Publieke Informatie, speciaal in het leven geroepen om de oorlogspropaganda te coördineren, was hij erin geslaagd de sentimenten zo te bespelen dat de Amerikaanse bevolking deelname aan de Eerste Wereldoorlog uiteindelijk accepteerde. Maar niet alleen Lippmann, die onder president Wilson als assistent van de minister van Oorlog diende, was zo negatief over de wenselijkheid van een echte democratie. Het was de heersende opvatting in brede kringen van de Amerikaanse elite. Zo verklaarde Robert Lansing, minister van Buitenlandse Zaken onder president Wilson, dat de grote massa van de bevolking ‘onwetend en geestelijk onvolwaardig’ was en dus via de pers in de juiste richting gemanipuleerd moest worden. En ook Reinhold Niebuhr, hoogleraar Praktische Theologie uit New York, de ‘officiële theoloog van het establishment,’ waarschuwde voor ‘de domheid van de gemiddelde mens… het proletariaat,’ die niet de rede volgde maar het geloof en daarom door de media gevoed moest worden met ‘emotioneel krachtige oversimplificaties,’ die dienden om de ‘noodzakelijke illusie,’ in stand te houden. De illusie dat de VS een echte democratie was, waarbij iedere burger in alle vrijheid de politieke koers van zijn land bepaalt. Dezelfde illusie dus die Hofland tegen beter weten in in zijn column verspreidt. Volgens Niebuhr moet men ‘de verantwoordelijkheden van de macht onder ogen zien,’ zodat de ‘noodzakelijke illusie’ kon blijven bestaan. Die was noodzakelijk wilde de economische en politieke elite ongestoord haar werk kunnen doen, wat in de praktijk neerkwam op het uitbuiten en onderdrukken van het ‘proletariaat’ dat wereldwijd ‘onwetend en geestelijk onvolwaardig’ was. Het volk moest door de media gedisciplineerd worden en gedirigeerd, anders zou de Westerse beschaving ten onder gaan, zo vreesde Niebuhr. Het resultaat van deze strategie is niet uitgebleven, want ondanks of beter nog dankzij de overvloed aan massamedia is de constatering van de Britse auteur John Berger correct dat ‘er grote delen van de… arbeiders en middenklasse bestaan die zich niet helder kunnen uitdrukken als gevolg van de grootscheepse culturele deprivatie. De middelen om datgene wat ze weten te vertalen in gedachten is hen ontnomen… Ze bezitten geen voorbeelden die ze kunnen volgen, waarbij woorden ervaringen duidelijk maken.’ Een avondje televisie kijken en men weet wat Berger bedoeld. ‘Wat kan er, uitgezonderd halve waarheden, grove simplificaties of onbenulligheden, overgebracht worden aan dat halfgeletterde massale gehoor, dat… overal de voorstelling mag bijwonen?’ zo schreef de hoogleraar George Steiner, die aan Yale en Oxford doceerde. Op zijn beurt noemt de auteur Milan Kundera journalisten ‘termieten van de reductie,’ die ‘over de hele wereld dezelfde simplificaties en clichés uit[strooien], waarvan mag worden verwacht dat ze door de meerderheid zullen worden aanvaard, door allen, door de hele mensheid.’ Iedereen die deze consensus verbreekt, iedereen die weigert de rol van propagandist te spelen, vormt per definitie een bedreiging en moet dan ook met alle wapens bestreden worden.
Het was de voormalige hoofdredacteur van Trouw, Frits van Exter die het zo fraai verwoordde toen hij tegenover Extra, een tijdschrift dat de media kritisch volgde, onder de kop: 'De conditionering van de kudde' het volgende verklaarde: 'Lezers horen wantrouwend te zijn tegenover de media ... De aandacht van de media [wordt] natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd … door de politieke machten … Dat geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de internationale politiek … Het heeft voor een deel te maken met de vluchtigheid van het medium. Deels ook volgen de media elkaar, sommige zijn dominanter, en andere lijden aan kuddegedrag … Als je volgend bent, dan betekent dat als een autoriteit, of iemand die gekozen is om een bepaald gezag uit te oefenen, zegt “ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar gaan we nou es wat aan doen,” dat je dat ook bekijkt. De dingen waar hij (sic) het niet over heeft, die volg je dus minder… het werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.'
Zie:
http://stanvanhoucke.blogspot.com/search?q=lippmann

Meer kritiek op Hofland's column in een volgend stukje.

Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...