maandag 20 november 2006

Sonja Barend 5



De Amerikaanse kunstenaar Andy Warhol zei ooit eens: ‘I'm afraid that if you look at a thing long enough, it loses all of its meaning.’ Ik ken niemand die het wezen van de consumptiemaatschappij beter heeft verwoord. In een massamaatschappij, gedreven door consumentisme, is de verveling een doorslaggevende factor. Op den duur verliest alles zijn betekenis en krijgt de verpletterende verveling weer een greep op de massamens. Dus moet hij/zij op een andere, vaak extremere, manier bezig gehouden worden. En daar is de reclame voor en de televisie. De reclame vertelt de massamens overal en ten allen tijden hoe men zich dient te gedragen, te kleden, wat men moet bezitten. De reclame benadrukt telkens weer wat men nog niet heeft en niet wat men reeds bezit. Zo blijft de moderne mens gemobiliseerd en kan het productie- en consumptiesysteem op volle toeren blijven draaien, tot natuurlijk de wal het schip keert.

Televisieprogramma's laten de massamens hetzelfde zien, maar dan verwerkt in een verhaaltje. Via soaps en gespreksprogramma’s wordt de ideologie van de markteconomie soepel overgebracht. Dit verzin ik hier niet ter plaatse, maar is een feit dat al in de eerste helft van de vorige eeuw wetenschappelijk uitgewerkt werd door Edward Bernays, een neef van Sigmund Freud en de ‘grondlegger van de public relations,’ wiens handboek nog steeds als de bijbel van de pr-industrie wordt gezien. Bernays stelde het volgende: ‘"If we understand the mechanism and motives of the group mind, is it not possible to control and regiment the masses according to our will without their knowing about it? The recent practice of propaganda has proved that it is possible, at least up to a certain point and within certain limits." (Propaganda, 2005 ed., p. 71.) He called this scientific technique of opinion-molding the "engineering of consent."' In de ogen van Bernays en de Amerikaanse elite, voor wie hij werkte, zou de democratie in chaos eindigen als mensen niet constant en via alle beschikbare kanalen verteld werd wat belangrijk is en wat niet, hoe ze zich moeten gedragen en hoe niet, wat de normen en waarden van een kapitalistische samenleving zijn en wat niet. Het spreekt voor zich dat daarmee de belangen van allereerst en vooral de economische en politieke elite worden gediend. Bernays was ervan overtuigd dat de rijken zich moesten concentreren op ‘regimenting the public mind every bit as much as an army regiments the bodies of its soldiers.’

De Amerikaanse hoogleraar Noam Chomsky schreef over hem: ‘Bernays was drawing from his experience in Woodrow Wilson’s state propaganda agency, the Committee on Public Information. “It was, of course, the astounding success of propaganda during the war that opened the eyes of the intelligent few in all departments of life to the possibilities of regimenting the public mind,” he wrote. His goal was to adapt these experiences to the need of the “intelligent minorities,” primarily business leaders, whose task is “The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses.” Such “engineering of consent” is the very “essence of the democratic process,” Bernays wrote shortly before he was honoured for his contributions by the American Psychological Association in 1949. The importance of “controlling the public mind” has been recognized with increasing clarity as popular struggles succeeded in extending the modalities of democracy, thus giving rise to what liberal elites call “the crisis of democracy” as when normally passive and apathetic populations become organized and seek to enter the political arena to pursue their interests and demands, threatening stability and order. As Bernays explained the problem, with “universal suffrage and universal schooling,… at last even the bourgeoisie stood in fear of the common people. For the masses promised to become king,” a tendency fortunately reversed – so it has been hoped – as new methods “to mold the mind of the masses” were devised and implemented.’

Ik citeer dit omdat het een duidelijke achtergrond schetst voor de beoordeling van het optreden van iemand als Sonja Barend als programmamaakster sinds de 'roerige jaren '60/’70.' Niet dat Sonja in dienst stond van de economische elite en bewust de mentaliteit van haar kijkers beïnvloedde. Integendeel, maar Bernays' wereld is wel het kader waarbinnen ze werkte. ‘De smalle marges van de democratie,’ om de sociaal-democratische voorman Joop den Uyl te citeren. En binnen die marges heeft ook zij al die jaren gewerkt. Zoals iedereen zal begrijpen is het bovenstaande van doorslaggevend belang bij een serieuze analyse van Sonja's vraag: ‘Wat heeft vijftig jaar televisie in Nederland teweeggebracht?’

Daarover in een volgend stukje meer.

Geen opmerkingen: