vrijdag 13 januari 2006

Ariel Sharon 4



De vredesactivist Ludo de Brabander schrijft over premier Sharon: 'Sharon een man van de vrede noemen is niet zomaar een verbloeming van de werkelijkheid, maar een ronduit leugenachtige manipulatie van de ware feiten. Een grondige terugblik op zijn militaire en politieke carrière kan alleen maar doen besluiten dat Sharon maar één status verdient en dat is deze van oorlogsmisdadiger die achter de tralies hoort. Hij was daar overigens zeer consequent in, al van jongs af aan. Sharon begon zijn drieste carrière als lid van de Alexandroni-Brigade van de Hagana-militie die in opspraak kwam omwille van een slachting in Tantura, een Palestijns dorp ten zuiden van Haifa, in mei 1948. Enkele jaren later werd hij officier en leidende commandant van eenheid 101, verantwoordelijk voor ‘vergeldingsacties tegen het Arabisch terrorisme’. In augustus 1953 vonden naar schatting 50 vluchtelingen als gevolg van zo’n actie de dood in het kamp El Bureij (het ging om willekeurig geweld, door o.a. het gooien van granaten door de ramen). In oktober van hetzelfde jaar was het de beurt aan het dorp Qibya. 69 burgers, onder wie vrouwen en kinderen, werden afgeslacht, 45 huizen werden met de grond gelijk gemaakt. Militaire waarnemers van de VN hebben de aanval als ‘gruwelijk’ omschreven. Het magazine Time stelde dat Sharons soldaten “elke man, vrouw en kind neerschoten die ze konden vinden. Het geschreeuw van de stervenden was te horen midden de explosies.” Het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken stelde dat de “verantwoordelijken rekenschap behoorden af te leggen.” Sharon was evenwel niet onder de indruk en hij zou straffeloos doorgaan met het plegen van oorlogsmisdaden. Tijdens de Brits-Franse campagne om het Suez-Kanaal te veroveren op Egypte zouden naar schatting 270 Egyptische krijgsgevangenen en enkele Soedanezen zijn vermoord door Israëlische paratroepen. Eén van de verantwoordelijke officieren was… Ariel Sharon. Als hoofd van het zuidelijk commando van het Israëlische leger was hij alleen al in augustus 1971 verantwoordelijk voor de vernietiging van 2.000 huizen in de Gaza-strook. Als minister van Defensie leidde Ariel Sharon de Israëlische invasie in Libanon – met de eufemistische naam ‘vrede voor Gallilea’ - die moest leiden tot de ontmanteling van de PLO. Deze campagne zou het leven kosten aan vele duizenden Palestijnen en Libanezen, onder wie 40 procent minderjarigen. Dramatisch dieptepunt was de slachting in de kampen Sabra en Shatila van 16 tot 18 september 1982 door de Falangisten in door het Israëlische leger gecontroleerd gebied. Het Rode Kruis telde 2.750 lijken. Het jaar daarop zou de Israëlische parlementaire Kahan Commissie Defensieminister Sharon ‘indirect verantwoordelijk’ achten voor deze slachtpartijen. De affaire zou slechts tijdelijk zijn politieke carrière schaden. Al vanaf 1984 verscheen hij terug op het politieke toneel, en vervulde hij diverse ministerposten. Van 1990 tot 1992 en nogmaals in 1996 zou hij als verantwoordelijk minister zorgen voor de drastische uitbouw van de joodse nederzettingen in de Palestijnse bezette gebieden. Van 1993 tot 1999, de periode die tegen de werkelijkheid in ‘vredesproces’ werd genoemd, verdubbelde het aantal kolonisten in Palestijns gebied en kwamen er 30 nieuwe nederzettingen bij. Een van de belangrijkste architecten daarvan was opnieuw Ariel Sharon. Volgens een verslag van het Franse persagentschap Agence France Presse (15 november 1998) sprak Sharon als minister van Buitenlandse Zaken tijdens een meeting met de extreemrechtse Tsometpartij volgende woorden: “Iedereen moet zich inzetten om zoveel mogelijk heuveltoppen te veroveren als we maar kunnen om de nederzettingen te vergroten, want alles wat we nu nemen zal van ons blijven… Alles wat we niet nemen zal naar hen gaan”. Een maand eerder had de regering Netanyahu het Wye River Memorandum getekend, waarin Israël beloofde om de bouw van nieuwe woningen op de Westelijke Jordaanoever te beperken.' Lees verder:
http://www.vrede.be/

Geen opmerkingen:

Het Nihilistische Israel

‘Het Westen heeft de wereld niet gewonnen door de superioriteit van zijn ideeën, waarden of religie, maar eerder door zijn superioriteit in ...